< Alle onderwerpen
Printen

1 Koningen 19: 9-18

Elia in de grot

In Tora en Tenach wordt meermalen gerept van ijver voor de Eeuwige. Op het eerste gezicht lijkt dat een prijzenswaardige motivatie. Toch blijkt die ijver vaak een heikele zaak. Fanatieke inzet kan kwade ontwikkelingen de goede kant op wenden, maar ook doorslaan naar overmatig en grenzeloos geweld. De vraag of de Eeuwige wel zo gelukkig is geweest met sommige daden van gedreven (vrijwel altijd) mannen, begaan in Zijn naam, is denk ik een terechte vraag, die zich ook laat stellen ten aanzien van de profeet Elia (Elijahoe). De grote personages in Tora en Tenach zijn immers nooit perfecte heiligen.
In de tekst, die nu voorligt treffen we Elia aan in een grot op de berg Chorev (ook wel Sinaï genoemd), de heilige berg, waar ooit onder gedonder en bazuingeschal de Tien Woorden – aseret ha-dibrot – hadden geklonken. Elia is bezield met het heilige vuur (zeal in het Engels, kin’a in het Hebreeuws) om de Eeuwige te verdedigen tegen de aanhangers van Ba’al en Asjera, die in het noordelijke koninkrijk van Israel de dienst uitmaken.
Hij heeft zich tot het uiterste en met succes ingezet om op de berg Karmel tegenover achthonderd en vijftig priesters van deze afgoden te bewijzen, dat het de Eeuwige is, die werkzaam is in de wereld en regen brengt en niet de heidense priesters met hun vergeefse aanroepen. Het moet in een roes zijn geweest, dat hij na zijn spectaculaire vuur- en regenwonder al die honderden Ba’al-priesters ombracht bij de beek Kisjon (18:40). Een moeilijk voor te stellen tafereel. Of het historisch zo gebeurd is weten we niet, maar we mogen het gebeuren als het schoolvoorbeeld van een fanatieke ‘zelotische’ daad bestempelen.

Op de vlucht voor koning Achav en Izevel was de uitgeputte profeet aangeland in de grot, waar volgens de middeleeuwse commentator Rasji Mozes al in had gestaan, toen de Eeuwige hem voorbijging (Ex. 33:22). Op de vraag van de Eeuwige aan Elia: ‘Wat doe jij hier?’, antwoordt de ‘zeloot’: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de Eeuwige, de God van de hemelse machten (…)’ (19:10). kano kineti staat er in het Hebreeuws, letterlijk: ‘ik heb met ijver geijverd’. De Hebreeuwse woordstam kn’a, ijver, naijver, ijveren; jaloers zijn. Het woord kin’a betekend jaloersheid, naijver (voortlevend in het Jiddische kinnesinne = Kin’a sin’a , naijver en haat ). Het Hebreeuws voor ‘zeloten’ is kan’aiem,

Dan volgt de schitterende episode waarin de Eeuwige Elia uit de grot roept (19:11).‘Maar Hij zei: Ga naar buiten en ga op de berg staan, voor het aangezicht van de Eeuwige. En zie, de Eeuwige ging voorbij, en een grote en sterke wind, die bergen spleet en rotsen in stukken brak, voor het aangezicht van de Eeuwige uit. Maar de Eeuwige was niet in de wind. Na deze wind kwam er een aardbeving, maar de Eeuwige was niet in de aardbeving. Op de aardbeving volgde een vuur, maar de Eeuwige was niet in het vuur. En na het vuur kwam het suizen van een zachte stilte’.
Het akoestisch geweld van de manifestatie ooit lang geleden aan het volk op de berg Sinaj is geweken voor zachtheid en stilte, kol demama daka’ = een geluid van dunne stilte; een stilte, die zich even boven het historisch tijdgewricht verheft, een stilte als doorgang naar het diepste of het hoogste.
Pas dan komt de veelbeproefde profeet in de ingang van de grot staan, de ogen bedekt met zijn mantel. De stem, kennelijk van de Eeuwige, herhaalt de vraag: Elia, wat doe jij hier?’. En Elia komt dan met weer het zelfde antwoord: kan’o kineti, ‘ik heb met ijver geijverd etcetera’.

Dat is merkwaardig, die tweede vraag, dat zelfde antwoord. Was die tweede vraag een test? Voor mijn poging tot een antwoord moeten we naar een andere fanatiekeling, Pinchas. Het viel al vroeg aan de rabbijnen op, dat ook in het verhaal van Pinchas gelijke bewoordingen als in de passage over Elia’s antwoord aan de Eeuwige worden gebruikt.
Pinchas heeft, zo verklaart de Eeuwige aan Mozes, – letterlijk vertaald – ‘Mijn – Gods – naijver “weggeijverd”’ (bekan’o kin’ati) want anders had Ik in Mijn naijver (kin’ati) de kinderen van Israel vernietigd’ (Numeri 25:11). Ook hier het drievoudig gebruik van de stam kan’a. De daad van Pinchas = de doding van de Sjimonitische prins en zijn Midianitische prinses – , stopte wel de fatale epidemie onder de tot Ba’al verering vervallen kinderen Israëls. Maar aan Pinchas blijft de smet kleven van in blind fanatisme begane eigenrichting. De verklaring van de Eeuwige lijkt eerder een soort rechtvaardiging achteraf, de goedkeuring van een vonnis, dat eigenlijk in een rechtmatig proces had moet worden geveld. De vurige dienstbaarheid, die tot extremisme kan leiden, was ook al te vinden bij de zonen van Aharon, Nadav en Avihoe, die zich te buiten gingen in geestdriftige maar ongevraagde vuur- rituelen en dit bekochten met hun dood (Leviticus10:1ev).

De rabbijnen zien een doorgaande lijn door de generaties heen. In de complexe Luriaans-kabbalistische theorie van reïncarnatie is ieder leven een proces, waarin de opdracht is gegeven te rectificeren wat in vorige levens is misgegaan. In dat idee is de eigenschap van blind fanatisme in sommige levens ook een terugkerend fenomeen, dat moet steeds opnieuw worden getemd, omgezet, op een hoger plan gebracht.
Dat heeft vaak meerdere levens nodig. Het archetype van de vurig toegewijde fanaticus vraagt in iedere fase van de geschiedenis om transformatie, zou je kunnen zeggen. Zo zien de kabbalisten het zielevuur van Nadav en Avihoe overgegaan op Pinchas, die zijn jeugdige en extatische toewijding voor een goede zaak dacht in te zetten maar daarin doorschoot. (1) Ondanks alles – contra-intuïtief – krijgt Pinchas ‘Mijn verbond van vrede’ (briti sjalom) gegeven (Numeri:25:12); wellicht te duiden als een opdracht voortaan als hogepriester het vuur van toewijding voor vrede in te zetten.

De ziel van Pinchas vindt de kabbalistische uitleg weer terug in de profeet Elia.
En nu komen we weer op het punt dat de Eeuwige aan Elia de vraag stelt: ‘wat doe je hier Elia?’. Het lijkt een vraag naar rekenschap, bijna een berisping. Het antwoord van de profeet is blijkbaar niet bevredigend. De reactie van de Eeuwige op het antwoord van zijn profeet is niet het archaïsch geweld van de storm of de aardbeving en ook niet het vuur, want daarin is de Eeuwige niet, de reactie is een subtiele stilte, waarin, de Eeuwige kennelijk wel present was en waarin een stem die de vraag nog eens stelt. Elia, wat doe je hier? Zou in die vraag niet het overmatig fanatisme van Elia aan de kaak kunnen zijn gesteld? Was het wonder op de Karmel en de daaropvolgende regen niet voldoende, het wonder dat de Israëlieten op hun knieën deed vallen en uitroepen: ‘De Eeuwige is God, de Eeuwige is God!’? Moesten per se de honderden Ba’al-priesters worden omgebracht, iets waarvoor de Eeuwige geen teken heeft gegeven? Elia houdt het bij hetzelfde antwoord aan de stem, waarvan je je kan afvragen: was die buiten hem of binnenin hem. Het is het antwoord dat hij net ook al gaf: kan’o kineti, ‘ik heb met ijver geijverd etcetera’.

In dit koppige tweede antwoord ligt naar mijn idee het falen van Elia; de voorbeeldige ‘godsijveraar’ is er niet in geslaagd zijn monomane fanatisme te transformeren naar generositeit, zijn hart te openen voor compassie, zijn ijver te overstijgen en in te zetten voor vrede. (2) Het is waarschijnlijk niet toevallig, dat Elia meteen na zijn vertrek van de Chorev zijn opvolger aanwijst, Elisja.
De transformatie van Elia’s vuur voor heil in plaats van haat heeft vooral plaatsgevonden in de midrasj en de legenden over zijn verschijnen na zijn hemelvaart. Daar treedt op als de helper in nood en wijze leraar. In de talrijke volksverhalen komt hij in de meest uiteenlopende gestalten te hulp. (3) En last but not least is Elia de aankondiger van de messiaanse vrede geworden, op wie met smart wordt gewacht, voor wie tijdens de seidermaaltijd de deur wordt geopend en voor wie een glas wijn wordt klaargezet.

Noten
(1) Zie bijv. Rabbi Yeshayahu Horowitz (de Shelah) https://www.sefaria.org.il/Shney_Luchot_HaBrit,_Pinchas,_Torah_Ohr?lang=en
(2) Vgl Zacharia 4:6 Niet door kracht en niet door geweld,maar door Mijn Geest.
Spreuken 3:31 Wees niet jaloers op iemand die geweld gebruikt,
kies niet de weg die hij gaat.
(3) Een overzicht van Elia-verhalen in: The Legends of the Jews by Louis Ginzberg [1909]
https://www.sefaria.org.il/Legends_of_the_Jews.4.7?lang=en
RC 24 jan 2018

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *