< Alle onderwerpen
Printen

Exodus 30: 11-16

Kerkelijk jaar: 9e zondag van de herfst; één na laatste zondag van het kerkelijk jaar.
Synagogaal jaar: 10 Kislev 5779. Op sabbat 9 Kislev was aan de orde: Sidra Wajeetsee (Genesis 28:1 – 32:3).

De EEUWIGE zei tot Mosjee: ‘Als je onder de Jisraëlieten een telling houdt, moeten allen die geregistreerd worden de EEUWIGE losgeld betalen voor hun leven, om te voorkomen dat de telling hun noodlottig wordt’ (Ex. 30:12 – vert. Tanach 2007)

Er is altijd verontrusting bij Joden als er in het land waar zij wonen plannen worden gemaakt om hen te tellen. Registratie van Joden ging immers nogal eens vooraf aan vervolging.
In Exodus 30 gaat het echter over een tellen van de leden van het volk door Israel zelf. Kennelijk kan of moet dat soms, maar ook dat gaat niet zomaar. Als je zomaar gaat tellen speel je met je leven.
Waarom zou je mensen willen tellen of registreren? Vaak draait het dan om status en macht (over hoeveel mensen regeer ik?) of om belastingen (op hoeveel inkomsten kan ik rekenen?). In dat geval is er een hoog risico dat je mensen degradeert tot een nummer in de rij. Tellen van mensen kan een ontluisterende daad worden.

Hoe nu te tellen zonder mensen tot een nummer te reduceren en daarmee de toorn op te roepen van de Eeuwige die ieder mens bij name kent?
Daartoe krijgt Mozes een bijzonder bevel dat na hem altijd is toegepast bij het tellen van het volk. Wie daar niet aan voldeed, zoals bijvoorbeeld koning David in 2 Samuel 24, diens bloed was op zijn eigen hoofd.
Hoe te tellen? Wat vertelt de Joodse traditie bij Exodus 30?

In de eerste plaats: tel niet direct maar indirect. Ieder die meegeteld wordt in Exodus 30 moet een bepaald gewicht in de schaal leggen, namelijk het gewicht van een halve sjekel – een zilverstuk (nb gaat om gewicht, niet om geld).
Deze tekst in Exodus is de eerste parasja van de Sidra ‘Ki Tisa’ – ‘wanneer je opneemt’. Letterlijk staat er: ‘wanneer je opneemt het hoofd van de kinderen Israels’. Dat heeft iets van: wil je mensen niet reduceren tot cijfers, maar wil je dat ze met ‘opgeheven hoofd’ als lid van de gemeenschap worden meegeteld, dan is dé manier daartoe om ze te laten bijdragen.
En uiteindelijk tel je dus geen mensen, maar hun gezamenlijk gewicht (= kabood – heerlijkheid).

In de tweede plaats: de gezamenlijke bijdragen, het hele gewicht zal God ten goede komen. Dat zal hun ‘verzoening’, hun ‘losgeld’ zijn voor God. Al dat zilver zal gebruikt worden voor de bouw van de tabernakel, later de tempel en de eredienst. Zo zullen zij God de eer geven die Hem toekomt, bevestigen dat Hij voor hen allen het hoogste ‘gewicht’ heeft. En zo betalen zij de losprijs voor hun leven die ervoor zal zorgen dat de Eeuwige hen nooit vergeet.

In de derde plaats: ieder wordt vertegenwoordigd door een zelfde gewicht. In de gemeenschap van Israel is de één niet meer dan de ander. Zowel de rijke als de arme zal nooit meer gewicht in de schaal leggen dan een halve sjekel. Voor God zijn allen gelijkwaardig (en zo hebben ze elkaar dus ook te zien)!

Last but not least, in de vierde plaats: ieders bijdrage is compleet en gaaf met die halve sjekel. Maar juist het feit dat het een halve sjekel is, benadrukt dat je ook beseft dat je zelf een deel bent van een geheel. Op je eentje ben je maar half. Pas samen met de ander en de anderen vorm je een geheel, vorm je één volk.
Deelname aan de gemeenschap en corporatief denken staan hier tegenover fragmentarisering en individualisering, terwijl tegelijk juist zo ieders persoonlijke bijdrage en talent ertoe doet.

Kortom – zo vat ik deze Joodse uitleg nu even samen – , om in het totaal van het volk deel te hebben aan de verzoening/losprijs en mede de ENE de eer te geven die Hem toekomt, heeft iedereen zijn bijdrage te leveren en is ieder mens van even groot gewicht.
En wie geen bijdrage levert, die kan dus ook niet worden geteld. Voor je het weet word je dan vergeten (vers 16b), maak je geen deel uit van het gezamenlijk gewicht.

Paulus zal dit ‘tellen’ later gebruiken om christenen te vertellen wat het corpus Christi betekent. Om in het totaal van het lichaam van Christus deel te hebben aan de verzoening/losprijs en mede God de eer te geven die Hem toekomt, heeft iedereen zijn bijdrage te leveren; en daarin is ieder mens van even groot gewicht. En wie geen bijdrage levert, die legt geen gewicht in de schaal. Terwijl het binnen het lichaam van Christus juist gaat om wat wij mogen bijdragen in onze zorg voor het geheel, voor elkaar en voor de noden van alle heiligen om Jezus’ wil.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *