< Alle onderwerpen
Printen

Deuteronomium 30: 15-20 (2)

Voor het onderstaande is gebruik gemaakt van de eerste paragraaf uit het artikel ‘Valt er iets te kiezen?’ (Tenachon – themamagazine over joodse wijsheid #25 (juli 2015). Dit nummer is te bestellen via de website van www.stichtingpardes.nl

Keuze is een bekend onderwerp in zowel Tenach als in de rabbijnse literatuur. Zo laat de joodse uitlegtraditie zien dat Abraham niet alleen bij de ‘binding van Izaak’ beproefd werd, maar tien keer op de proef werd gesteld. En bij iedere test nisajon stond hij, volgens de uitlegtraditie, voor een keuze. Zo ook als de Eeuwige hem zegt: ‘Ga jij uit je land’. Abraham had de keuze tussen wel of niet gaan.
Een keuze impliceert een vrije wil, toch kan het beïnvloed worden door vermeend of werkelijk moeten, dwang door onszelf opgelegd of door pressie buiten ons om of beïnvloeding door anderen veroorzaakt. Die twee onderwerpen, de autonomie van de vrije wil die in keuzes werkelijk wordt en de inperkende dwang die vrije keuzes eigenlijk onmogelijk maakt, zijn zaken die ook in de bijbel en zeker ook in de na-bijbelse rabbijnse geschriften fundamenteel aan de orde komen.

Kies dan het leven

Zie ik heb voor je aangezicht vandaag gegeven:
Het leven en het goede
En de dood en het kwade
[…]
Ik roep voor jullie vandaag tot getuige: de hemel en de aarde
Het leven en de dood heb ik voor je aangezicht gegeven
De zegen en de vloek
En je zult kiezen voor het leven […]
(Deuteronomium 30:15 e.v.)

De woorden van Mozes tot het volk sluiten de lange rede af die hij houdt vlak voordat het volk Israël het land zal binnen trekken. De keuze voor het leven betekent: het liefhebben van God, het houden van de mitswot en het leven in het land, en zich afwenden van God zal betekenen dat men zal omkomen in het land en dat het leven afgesneden zal worden. Dat is de keuze voor de dood.

Vrijwillig
Hoe indringend deze woorden ook zijn ze roepen direct vragen op: kan er gesproken worden van een keuze als de uitkomst vast lijkt te staan: de dood? Het woord keuze impliceert ten minste vrijheid om te kiezen; een mogelijkheid afwegingen te maken. Is de keuze tussen leven en dood er een waarbij die vrijheid nog bestaat. Wellicht houden deze woorden van Mozes dan ook geen keuze in, maar zijn zij als waarschuwing bedoeld, want de keuze was toch al gemaakt? Bij de Sinaï had Israël immers zonder meer overtuigd en zonder voorwaarden ingestemd “te doen en te horen” (in die volgorde!).
De vrijwilligheid van de keuze wordt ook in de volgende midrasj verteld:

En hierom werd de volkeren met nadruk gevraagd de Tora [op zich te nemen]: Om hen tegenover de Sjechina [= aanwezigheid, benaming voor God] geen excuus te geven om te kunnen zeggen: Als het ons nadrukkelijk was gevraagd, dan hadden wij de Tora wel op ons genomen. Welnu, het is hun nadrukkelijk gevraagd en zij hebben hem niet op zich genomen. Want er is gezegd: ‘De Eeuwige kwam van Sinai, [straalde voor hen van Seïr, verscheen van de berg Paran]’ (Deuteronomium 33:2) [dat wil zeggen toen de Eeuwige terugkwam van het geven van de Tora, kwam hij niet alleen van de Sinai, maar ook van andere bergen, waar Hij de de Tora aan de andere volken had aangeboden]. Hij openbaarde zich aan de kinderen van Esau de booswicht [daarmee worden de Romeinen bedoeld] en zei tot hen: Willen jullie de Tora op jullie nemen? Zij zeiden tot Hem: Wat staat erin? Hij zei tot hen: ‘Moord niet.’ Zij zeiden tot Hem: Maar dat [bloedvergieten] is de erfenis die onze vader ons heeft nagelaten heeft, want er is gezegd: ‘En van je zwaard zul je leven’ (Genesis 27:40).
Hij openbaarde zich aan de kinderen van Ammon en Moab en zei tot hen: Willen jullie de Tora op je nemen? Zij zeiden tot Hem: Wat staat erin? Hij zei tot hen: ‘Pleeg geen overspel’ [en dus ook geen andere vormen van ontucht]. Zij zeiden tot Hem: Maar wij zijn allemaal uit ontucht voortgekomen, zoals geschreven is: ‘En de twee dochters van Lot raakten zwanger van hun vader’ (Genesis 19:36). Hoe zouden wij de Tora dan op ons kunnen nemen?
Hij openbaarde zich aan de zonen van Ismaël en zei tot hen: Willen jullie de Tora op je nemen? Zij zeiden tot Hem: Wat staat erin? Hij zei tot hen: ‘Steel niet’. Zij zeiden tot Hem: Met deze zegen werd onze vader gezegend, zoals geschreven is: ‘Hij zal een wilde ezel van een mens zijn, [zijn hand zal hij leggen op alles (= stelen)]’ (Genesis 16:12) […]
En toen Hij bij Israël kwam met ‘aan zijn rechterhand voor hen een wet van vuur’ (Deuteronomium 33:2), openden zij allen hun mond en zeiden: ‘Al wat de Eeuwige spreekt, zullen wij doen en wij zullen horen’ (Exodus 24:7)[…](Mechilta, baChodesj, parasja 5)

God wordt hier voorgesteld als een koopman die langs de deuren gaat en de Tora aanbiedt. De keuze van een ieder is vrijwillig. Terecht dat men kritisch de zaak bekijkt: de keuze is open. Alleen het volk Israël – in tegenstelling tot de andere volken van de wereld die zelfs de meest sociale voorschriften van de Noachitische geboden niet opvolgen – hapt volgens deze vertelling meteen toe.
De vraag laat zich stellen wat hiervan de reden is. Wisten zij al van het geheim van de Tora? Een Talmoedische overlevering lijkt dit te laten doorschemeren:

Op het moment dat Israël het doen voor het horen stelde, kwam een stem uit de hemel die zei: “wie heeft aan mijn kinderen dit geheim onthuld waar alleen de engelen zich van kunnen bedienen? (b.Sabbat 88a).

De woorden van Mozes aan het eind van het boek Deuteronomium kunnen op grond van deze midrasj dus niet als een opdracht gelezen worden, wel als een herinnering: weet dat je al gekozen hebt voor het leven door voor het verbond met God te kiezen en de Tora te doen. Dus niet: je zult kiezen voor het leven, maar wel: je hebt gekozen voor het leven naar de Tora. Die keuze toen was vrijwillig, je had vrij, naar eigen willen en kritisch kunnen kiezen.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *