1 Samuel 01: 1-20
TWEE VROUWEN TEGENOVER ELKAAR
door Eveline van Staalduine-Sulman
In de beide schriftlezingen van zondag 17 juli 2022 zijn twee vrouwen elkaars spiegelbeeld: Hanna tegenover Peninna (1 Sam. 1:1-20) en Maria tegenover Marta (Luk. 10:38-42). Althans, dat is vaak de interpretatie die aan deze gedeeltes wordt gegeven en de tegenstelling wordt in preken dan ook nog wat scherper neergezet dan waar de tekst eigenlijk aanleiding toe geeft. Meestal zal dat uit didactische overwegingen zijn: het is eenvoudiger te spreken over goed en kwaad, schuldig en onschuldig of over juiste en onjuiste beslissingen, als de twee kanten scherp tegenover elkaar gezet worden. In de uitlegtraditie zijn er echter ook andere mogelijkheden: Hanna en Peninna zijn niet in iedere bijbelvertaling elkaars tegenpolen, en ook Maria en Marta niet. Dat heeft didactisch dan weer andere voordelen, omdat de werkelijkheid niet altijd zo zwartwit is, maar juist ingewikkelder, tragischer, meer een samenloop van omstandigheden dan een gevolg van menselijke fouten of doelbewust kwaad.
De Hebreeuwse tekst van het verhaal over Hanna en Peninna begint met een schets van een samengesteld gezin: Elkana had twee vrouwen, van wie de eerste Hanna was en de tweede Pennina (1:2). De tweede had kinderen, maar de eerste niet. Dat doet vermoeden dat Elkana na een aantal jaren huwelijk een tweede vrouw genomen had, omdat Hanna geen kinderen bleek te krijgen. De situatie die ons geschetst wordt tijdens een religieus feest in het heiligdom, geeft geen feestelijke stemming weer. Dit is een wat ontregeld gezin met in ieder geval één spelbreker, Hanna. En dat jaar op jaar. Maar wat gaat er nu precies verkeerd?
De Hebreeuwse tekst lijkt te zeggen dat Peninna treiterde. Zij wordt niet met name genoemd, maar het onderwerp van vers 6a (tsaratah) wordt vertaald als “haar tegenpartij” (HSV) of “haar rivale” (NBV) en slaat dan op de tweede vrouw, Peninna. Zo werd het in de joodse literatuur van de oudheid vaak uitgelegd en deze vertalingen staan daarmee in een lange uitlegtraditie. De Syrische vertaling, de Peshitta, voegt de naam van Peninna in dit vers toe om helder te maken dat zij degene is die Hanna zo’n verdriet bezorgt. In de “Bijbelse geschiedenis” van Pseudo-Philo, die in het Nederlands vertaald is door Pieter van der Horst, staat zelfs toegevoegd wat Peninna gezegd zou hebben op dit soort feestdagen (hoofdstuk 50): “Wat heeft het voor nut dat je man Elkana van je houdt, want je bent een stuk dor hout. En ik weet dat hij van mij zal blijven houden, omdat hij verrukt is van de aanblik van mijn zoons die in een kring als een olijvenboomgaard om hem heen staan.” Dit soort pesterijen zijn er de oorzaak van, schrijft Pseudo-Philo, dat Hanna in stilte bad, want zij dacht bij zichzelf: “Als degenen die weten wat ik heb gebeden, merken dat mijn gebed niet verhoord wordt, zullen ze laster spreken.” Het joodse geschrift Pesiqta Rabbati beschrijft dat Peninna voor haar pestgedrag zwaar gestraft werd, doordat telkens twee van haar kinderen stierven bij de geboorte van elk kind van Hanna (hoofdstuk 43). De laatste twee kinderen werden gespaard, omdat Hanna toen vurig voor Pennina bad. Een toppunt van zwartwit-denken.
Het kan echter ook anders, zelfs op grond van dezelfde Hebreeuwse tekst. Het woord tsarah (de basis van tsaratah) betekent in de periode van de Talmud (vijfde/zesde eeuw n.Chr.) inderdaad “rivale”, maar deze betekenis hoeft nog niet in het veel oudere boek Samuël aanwezig te zijn geweest. In het bijbels-Hebreeuws betekent het woord eerder “moeilijkheid, ellende, benardheid”. De voorchristelijke Griekse vertaling, de Septuagint, heeft het zo opgevat en met enkele woorden uitgebreid tot: “De Heer gaf haar geen kind in overeenstemming met haar kwelling, of in overeenstemming met het verdriet om haar kwelling. En zij werd daarom moedeloos, omdat de Heer haar baarmoeder had toegesloten zodat zij geen kind kreeg.” Het is juist de familiesituatie in het heiligdom – onvruchtbaarheid, wel kinderen om zich heen, bij God die haar geen kinderen gunde – die Hanna kwelt. En die situatie verwijt zij aan God alleen en daarom kan zij geen vreugde vinden in de samenkomsten bij het heiligdom. De Hebreeuwse tekst van de verzen 6 en 7 kan daarom met William Whitt ook wat vrij vertaald worden met: “Haar kwellende situatie deed haar (zoals gewoonlijk) enorm verdriet vanwege haar moeilijkheid dat de Heer haar baarmoeder had toegesloten. En zo ging het jaar op jaar. Zo dikwijls als zij naar het huis van de Heer ging, dreef dit haar tot jaloezie; dan huilde zij en at niet.” Daarmee is de gigantische kloof tussen Hanna en Peninna opeens verdwenen. Peninna heeft geen negatieve rol meer, maar is een klein onderdeel van de grotere spanning die Hanna kwelt. Peninna is ook niet meer direct verantwoordelijk voor Hanna’s verdriet, want die verantwoordelijkheid wordt geheel bij God neergelegd. Dan is het in het vervolg van het verhaal ook logisch dat Hanna haar hele situatie aan God voorlegt en Hem in alle bitterheid (1:10) vraagt of Hij wel oog heeft voor haar ellende en of Hij haar nog wel herinnert (1:11). Zij rept in gebed met geen woord over de andere vrouw!
Deze interpretatie heeft ook didactische voordelen, maar andere dan die van het zwartwit-denken. Het verhaal wordt genuanceerder en heeft meer oog voor de tragiek van het leven. Ook zonder een treiterende Peninna is het leven voor Hanna al ingewikkeld genoeg: zij heeft wel de liefde van haar man, maar kan hem geen kinderen schenken. Zij is wel omringd door kinderen, maar die zijn niet van haar. Zij viert wel feest in het heiligdom, maar het is de God van dat heiligdom die verantwoordelijk is voor haar kinderloosheid. Overigens, ook voor Peninna moet dit een ingewikkeld leven zijn geweest: zij is ‘erbij’ genomen om kinderen te krijgen, maar merkt dat haar man aan Hanna de voorkeur geeft. Zij zou best feest willen vieren in het heiligdom met haar rijkdom aan kinderen, maar dat wordt steeds weer verstoord door Hanna’s verdriet en Elkana’s aandacht voor Hanna. De hoorder kan zich zo met elk van de karakters identificeren, omdat niemand in deze interpretatie wordt ‘gedemoniseerd’, ook Peninna niet. De complexiteit van samengestelde gezinnen met blijvende moeilijke verhoudingen kan meegenomen worden in de preek: zo ís het leven en ook dat kun je in gebed bij de Heer brengen.
Evenmin hoeft in de schriftlezing uit Lukas 10 de verhouding tussen Marta en Maria te worden aangescherpt tot didactisch zwartwit-denken, schrijft Liz Dodd in een blog van 9 augustus 2019 op de website The Tablet (thetablet.co.uk). Wat Jezus tegen Marta zegt (vers 41-42), “Marta, Marta, je bent bezorgd en maakt je druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig”, maakt geen absolute tegenstelling tussen werk en geloof, tussen actie en contemplatie of hoe men het ook wil formuleren. Het is geen tegenstelling tussen de ijverige Marta en de leergierige Maria – en al helemaal geen overdrachtelijke tegenstelling tussen wat men dan noemt “het werkverbond” van de joden en “het genadeverbond” van de christenen. Dodd draagt argumenten aan om een langere versie van Jezus’ berisping als uitgangspunt te kiezen: “Marta, Marta, je bent bezorgd en maakt je druk over veel dingen. Toch zijn slechts weinig dingen nodig, eigenlijk maar één.” Zij sluit zich hiermee aan bij de kerkvaders Basilius van Caesarea en Cyrillus van Alexandrië, die deze langere versie kenden en deze uitlegden als opmerkingen van Jezus over de maaltijd die Marta klaarmaakte. Hij stelt haar gerust dat zij niet nog meer hoefde klaar te maken, want een eenvoudige maaltijd was goed genoeg. Zo wordt het een verhaal – in de traditie van Lukas! – over luxe, overdaad en overmatige bezorgdheid, waar Jezus eenvoud en matiging tegenover plaatst: “Martha, you don’t need to turn out a five course banquet. A sandwich will do.”
Het loslaten van de absolute tegenstelling tussen Marta en Maria levert ook hier didactische voordelen op. Marta wordt niet als slecht of dom afgeschilderd, maar is een levensechte figuur waarmee wij ons kunnen identificeren. Hoe vaak gebeurt het niet, dat wij ons druk maken over allerlei details en extra’s in onze gastvrijheid, terwijl de eenvoud van een belegde boterham en een goed gesprek voldoende is? Hoe vaak hoor ik niet dat een verjaardagsfeest tegenvalt, omdat je als jarige door het bedienen van je gasten eigenlijk met niemand van die gasten spreekt? Marta is iemand die navolging verdient, in die zin dat zij de gastvrijheid hooghoudt, maar in dit geval overdreef ze. Juist het gesprek is belangrijk, en zeker belangrijker dan luxe en garnering. Misschien had Marta aanvankelijk wel tegen Maria gezegd dat ze het wel zelf afkon en viel het haar pas tegen toen ze aan de slag ging met haar vijfgangenmenu. Natuurlijk, Jezus zegt dat Maria het beste deel had gekozen en dat Marta haar dat niet mag afnemen, maar het is Marta die ons door Lukas wordt voorgehouden als voorbeeld, maar dan wel als voorbeeld van zorgen en piekeren. Al dat keukenwerk verhindert dat Marta verder kon luisteren naar Jezus, zoals Maria, en in de kring van de discipelen kon zitten en kon meedoen met het leergesprek. Door de zorg om Jezus zo goed en ruim mogelijk te bedienen onthield zij Jezus haar gezelschap, haar inbreng, haar vragen en haar belangstelling. Een boterham is genoeg, want het onderlinge gesprek is belangrijker. Maria’s zitten aan Jezus’ voeten is een betere vorm van gastvrijheid. Doe daar toch aan mee, Marta!