Micha 05: 1-4a
Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden
NBV21 Micha 5:1-4a
In Targoem Jonathan1 wordt dit gedeelte messiaans geïnterpreteerd, zoals blijkt uit de vertaling van vers 1b:
De anonieme heerser uit de Bijbeltekst wordt door de vertaler geïdentificeerd als de Messias. Volgens zowel de Bijbeltekst als de Targoem wordt die heerser/Messias geboren ten behoeve van God. Hij wordt als het ware door God zelf aangesteld tot een bepaalde taak. Dit aspect wordt versterkt in vers 3, waar staat dat hij het volk zal weiden “bekleed met de macht van de HEER, in de grootheid van de naam van de HEER zijn God”.
De Bijbeltekst stelt verder dat de oorsprongen van de aangekondigde heerser in een ver verleden liggen. Het is niet helemaal duidelijk hoever dat verleden is: het zou kunnen duiden op de vestiging van het koninkrijk van David, zo’n drie eeuwen voor deze profetie van Micha, of op een heel ver verleden, de grondlegging van de wereld of wellicht zelfs daarvoor. Een verwijzing naar een mythische oertijd lijkt het meest waarschijnlijk. De termen die gebruikt worden in de Hebreeuwse tekst, namelijk מקדם (in een ver verleden/ van oudsher) en de unieke woordcombinatie מימי עולם (in de dagen van weleer/ lang vervlogen tijden) wijzen in die richting.
De wat vage term מוצאתיו )zijn oorsprongen( uit de Bijbelse tekst krijgt in de Targoem de meer specifieke betekenis שמיה (zijn naam). Het gaat dus om de naam van de Messias die een oude oorsprong zou hebben. Dat is in de rabbijnse literatuur een bekend gegeven dat voorkomt in opsommingen over wat vooraf ging aan de schepping. Ik geef een vertaling van een relevante passage uit Genesis Rabba, een rabbijns commentaar op Genesis dat uit de vijfde eeuw:2
Hier wordt er dus van uitgegaan dat het concept van de naam van de Messias ouder is dan de schepping van de wereld. In de Babylonische Talmoed Sanhedrin 98b en op andere plaatsen wordt uitgebreid gespeculeerd over de naam van de Messias en wordt een aantal concrete suggesties gedaan hoe die naam luidt. Daarnaast vinden we in de midrasj-verzameling Klaagliederen Rabba (1:51)3 een wel heel bijzondere naam:
Dit sluit aan bij het voorafgaande Bijbelvers waar de komst van de rechtmatige telg aan Davids stam wordt voorzegd. De uitdrukking “rechtmatige telg” uit dat vers wordt in de Targoem vertaald als “Messias van gerechtigheid”.
Het begrip naam wordt in de Bijbel ook op een andere manier dan als eigennaam gebruikt, namelijk als goddelijk attribuut. In Exodus 23:20-21 lezen we bijvoorbeeld dat God een engel/boodschapper aanstelt om het volk te leiden. In vers 21 wordt gezegd dat die engel/boodschapper gehoorzaamd moet worden, want – zo staat er letterlijk – “mijn naam is in zijn binnenste”. In de Targoems Onkelos en Pseudo-Jonathan wordt dit vertaald als “Zijn woord is in mijn naam”, wat zoiets betekent als “Hij spreekt op mijn autoriteit”. Targoem Neofiti, een oude Palestijnse Targoem, vertaalt het een beetje anders, namelijk “mijn Heilige Naam wordt over hem genoemd”. In vers 3 van ons tekstgedeelte uit Micha zagen we iets vergelijkbaars: de aangezegde heerser zal zijn werk doen “bekleed met de macht van de HEER, in de grootheid van de naam van de HEER zijn God”.
De sleuteltekst voor de betekenis van de Godsnaam is natuurlijk Exodus 3:14. Als Mozes aan God voorlegt wat hij moet antwoorden als men hem vraagt op wiens gezag hij handelt moet hij zeggen “‘Ik zal er zijn’ heeft mij naar u toe gestuurd”. In Targoem Neofiti wordt dit in een margetekst als volgt uitgelegd:
Om die hulp te bieden maakt God kennelijk gebruik van mensen als Mozes die hij roept tot een taak, en die hij daartoe bekleedt met goddelijke autoriteit. Gods gezanten kunnen hun verlossende werk doen door de Naam van de Eeuwige die op ze rust. Merk op dat ook in dit verband gesproken wordt over de Naam die er al was voor de wereld geschapen werd. De tekst uit Micha kan eveneens op die manier gelezen worden. In het nieuwe Testament zien we iets vergelijkbaars gebeuren met de naam van Jezus. In Filippenzen 2:9 staat dat God hem de naam geschonken heeft die elke naam te boven gaat. Daar wordt ook ongetwijfeld de heilige Godsnaam mee bedoeld. Die Godsnaam geeft hem goddelijke autoriteit.4 Misschien is dat ook het geval in de tekst die we boven lazen uit Klaagliederen Rabba, de telg uit Davids stam die de Heilige Godsnaam draagt. Het tetragram, de eigennaam van God, wordt hiermee een goddelijk attribuut bij de Messias. De Messias is een gezondene die handelt in naam en op autoriteit van zijn zender.
1 Gezaghebbende Aramese Bijbelvertaling uit de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling.
2 Genesis Rabba 1:4. Zie ook b. Pesachim 54a, b. Nedarim 39b, Tanchoema Naso 11, Midrasj Spreuken 8:9, Pirkee de-Rabbi Eliëzer 3:5.
3 5e eeuw.
4 Zie verder Michael T. Miller & Mariano Troiano, “The Name of God and the Name of the Messiah: Jewish and Christian Parallels in Late Antiquity”, in: Journal of Greco-Roman Christianity and Judaism 15, 2019, 148-172.