< Alle onderwerpen
Printen

Genesis 41: 37-46

Uit Tenachon Tora, nr 8 p. 130
Een Uitgave van de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica (PaRDeS)

[bewerking door Henk Scholder & Niek de Wilde]

Gen.41:37-46
Jozef op zijn hoogtepunt

Uit midrasj en Commentaren

41:42 Daarop deed Farao zijn ring van zijn hand en gaf hem aan de hand van Jozef. En hij kleedde hem in kleren van veelkleurig linnen en legde de gouden ketting om de hals.

Zo begint en eindigt het verhaal van de verkoop van Jozef en zijn opkomst als rechterhand van Farao met een bont kleed. En ‘kleren van sjeesj , wat in Egypte op voornaamheid duidt’ (Rasji). Sjevel verwijst in zijn Rasji-uitgave (1983) naar Divré David , een commentaar op Rasji uit 1689, waarin een leraar wordt aangehaald volgens wie sjeesj niet eenvoudigweg linnen betekent, maar een weefsel waarin vele kleuren zijn verwerkt, Sjevel veronderstelt dat Rasji dit ook bedóelt. Want wanneer het gewoon om linnen ging, zou hij sjees eenvoudig als ‘linnen’ hebben verklaard. Vandaar de vertaling die we suggereren.

41:43 En hij liet hem rijden in zijn tweede wagen [of: de wagen van de Tweede in het rijk ] en men moest voor hem uit roepen: Avareeg.

Rasji: ‘Avareeg ‘, zoals Onkelos vertaalt: ‘Een vader voor de koning’: reeg is het Latijnse woord voor koning [avareeg zou dus zijn samengesteld uit abba en het latijnse rex ]’.

Rasji verwijst naar bBaba Batra 4a, waar het woord rega op aristocratie schijnt te duiden (vgl. Jastrow). Tenslotte geeft hij een agadische verklaring (Sifré Devariem, eind piska 1):

‘Rabbi Jehoeda verklaarde: avareeg dat is Jozef. Die was immers av [vader] wat zijn wijsheid betreft, en toch rag [teder] in jaren. Zei hem Rabbi Josi ben Dormaskiet: Jehoeda bar Rabbi! Waarom verdraai je de verzen tegenover ons. Hemel en aarde mogen mijn getuigen zijn, dat avareeg niet anders betekent dan “op de knieën!” [‘berech’ is ‘knie’ ]. En wel omdat alles volgens zijn wil moest gebeuren, zoals er staat ( in het vervolg van de zin ) “Hij gaf hem het hele land Egypte over”.’

Het woord komt in de bijbel nergens meer voor. In het moderne Hebreeuws, is het onder invloed van de midrasj komen te staan voor ‘een jonge man, met name in de eerste jaren van zijn huwelijk’ (Even Sjosjan).

41:44 En Farao zei tot Jozef: ik ben Farao, maar zonder jou zal niemand in heel Egypte zijn hand of voet opheffen.

‘Ik ben Farao’ lijkt overbodig. Maar het wil zeggen: Wees niet bang dat ze zich tegen je zullen keren. De Egyptenaren hadden immers heel wat meer reden om afgunstig te zijn op een Hebreeër die zo’n positie kreeg, dan zijn broers reden hadden gehad hem te haten. Daarop krijgt hij naast Farao’s uitdrukkelijke ondersteuning (‘Ik ben Farao’), bovendien een Egyptische naam en Egyptische vrouw uit ee priestergeslacht. Dat laatste geeft hem een sociaal steunpunt in de maatschappij (Abravanel).

Wajeesjev neergang, Mikkets opgang

Aldus vergelijkt Abravanel de gebeurtenissen in sidra Wajeesjev met die uit Mikeets: Zie de werken Gods, “Die grote dingen doet, niet te peilen” (Iyov 5,9: 9:10), Die zowel het slechte als het goede brengt, zolas er staat (Deut.32:39): “doe leven, Ik wond en Ik genees”

‘Zo vertelt de Schrift in sidra Wajeesjev tien benauwenissen die Jozef overkwamen, en daar tegenover in sidra Mikeets tien reddingen:

1 Daar (in Wajeesjev) staat hoe Jozef gehaat en verafschuwd werd door zijn broers. En hier (in Mikeets) hoe hij geliefd was bij vreemdelingen, bij Farao en heel Egypte.

2 Daar lazen we hoe hij gehaat werd om zijn dromen. Hier hoe ze hem liefhadden in verband met dromen.

3 Daar wordt verteld hoe ze Jozef zijn bonte kleed uittrokken. Hier hoe Farao hem een prachtig kleed gaf.

4 Daar horen we hoe ze Jozef naakt in een put gooiden. Hier hoe Farao Jozef inderhaast uit de put liet komen [merk op dat in 41:14 het Hebr. hier inderdaad het woord ‘put’ heeft; gewoonlijk wordt het wegvertaald ].

5 Daar staat hoe Jozef verkocht werd. Hier hoe hij zelf verkopen ging; er staat immers (42:57) ‘Alle landen kwamen naar Egypte om koren te kopen bij Jozef’.

6 Daar wordt verteld hoe Jozef naar zijn broers ging en hoe ze, nog voor hij bij ze was, zijn dood beraamden. Hier hoe de broers naar Jozef kwamen en hoe hij, nog voor ze hem herkenden, een plan beraamde.

7 Daar staat hoe Jozef van zijn broers werd gescheiden. Hier hoe ze weer verenigd werden.

8 Daar lezen we hoe Jozef in vernedering werd afgevoerd naar Egypte. Hier hoe wordt aangesteld over heel Egypte.

9 Daar wordt beschreven hoe de vrouw van Potifar hem wilde verleiden, en hoe Jozef dat weerstond. Hier hoe hij Osnat, de dochter van Potifara trouwde.

10 In Wajeesjev lezen we dat de schenker Jozef vergat. Hier, in Mikeets, dat hij weer aan hem dacht en hem bij Farao aanbeval.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *