Genesis 40
Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.
De schenker en de bakker.
Vers 1: En het geschiedde na deze gebeurtenissen dat de schenker van de koning van Egypte en de bakker tekort geschoten waren tegen hun heer, tegen de koning van Egypte.
Op dit ogenblik zit Joseef al negen jaar in de gevangenis.
En het geschiedde: deze uitdrukking geeft aan dat in wat volgt iets bijzonders gaat gebeuren, en vaak is dat iets dramatisch.
En het geschiedde na deze gebeurtenissen: ook Genesis 22 (de binding van Jitschak) begint met deze woorden.
Zondigen: over de aard van hun misstap wordt niets meegedeeld. Was het een poging tot vergiftiging? Of een paleisrevolutie? Het woord ‘zondigen’ is oorspronkelijk ‘het doel missen’.
De rabbijnen zeggen: men had een vlieg gevonden in de beker wijn die de schenker had ingeschonken. En in het brood dat de bakker gebakken had was een kiezelsteentje aangetroffen. Een dergelijke verklaring past wel bij de latere veroordeling van beiden. De overtreding van de schenker wordt vergeven omdat de vlieg in de beker terecht kan zijn gekomen nadát de schenker de beker ingeschonken heeft. De bakker heeft geen excuus omdat het kiezelsteentje in het deeg is gekomen vóór het bakken.
Van de koning van Egypte: deze bijstelling staat uitsluitend bij de schenker en niet bij de bakker. Was de schenker volledig in dienst van de koning van Egypte en was dit voor de bakker slechts een bijbaan? Wel was de koning van Egypte ook de meester van de bakker, maar blijkbaar verdeelde hij zijn aandacht. Mogelijk dat dit de verklaring is waarom hij veroordeeld werd. Ook de schenker heeft gezondigd zoals hij in Genesis 41:9 toegeeft, maar blijkbaar werd zijn zonde door de vingers gezien en die van de bakker niet.
De koning van Egypte: deze uitdrukking komt alleen hier voor en in Genesis 4:5 en 41:46. Dit zijn plaatsen waar sprake is van de verhouding heer-knechten en heer-knecht (waarbij de laatste Joseef is).
Vers 2: En Farao werd woedend op zijn twee hovelingen, op de overste van de schenkers en op de overste van de bakkers.
Kwaad worden: letterlijk betekent dit woord ‘uitbreken, losbarsten’.
Hoveling: zoals bij Genesis 39:1 al gezegd werd houdt dit woord in dat zo’n persoon zeer waarschijnlijk een eunuch, een gecastreerde was.
Vers 3: En hij gaf hen in (verzekerde) bewaring (in) het huis van de overste van de lijfwacht in het huis van bewaring, de plaats waar Joseef gevangen zat.
Geven: bedoeld zal zijn dat hij hen in handen gaf van de hoofdgevangenbewaarder.
Lijfwacht: letterlijk staat er ‘slachters’. De hoofdgevangenbewaarder was tegelijk hoofd van de lijfwacht en van de beulen. Was de voormalige heer van Joseef, Potifar, de man die deze functie uitoefende?
Huis van bewaring: de gevangenis.
Vers 4: En de overste van de lijfwacht stelde Joseef aan bij hen. En hij bediende hen. En ze bleven dagen onder bewaking.
Aanstellen: dit woord is het gewone woord voor ‘tellen’, ‘monsteren’, ‘aanwijzen’.
Bedienen: in het boek Genesis komt dit woord alleen nog voor in Genesis 39:4 waar Joseef Potifar bediende. Het is beslist geen slavendienst. Het is meer een eervolle positie.
Vers 5: En zij droomden beiden een droom, ieder zijn droom in één nacht, ieder een droom met een eigen oplossing, de schenker en de bakker van de koning van Egypte die gevangen waren in het huis van bewaring.
Droom: dit woord komt 7 x voor in dit verhaal.
Dromen: in Egypte meende men dat dromen een waarschuwing inhielden, maar wat aangekondigd werd was mogelijk nog af te wenden.
Uitleg: dit woord komt alleen in Genesis 40 en 41 voor, en wel in totaal 5 x. Volgens Alter betekent het meer ‘oplossing’.
Vers 6: En Joseef kwam tot hen in de morgen. En hij zag hen, en zie zij waren ontdaan.
Hij zag hen: er staat niet dat Joseef zag dat zij ontdaan waren. Nee, het lijkt alsof hij zonder emoties hen ziet.
Ontdaan zijn: dit woord betekent het uiten van negatieve emoties: ontsteld zijn, woedend zijn. Een dergelijk emotie komt duidelijke naar voren in het uiterlijk van de persoon.
Vers 7: En hij vroeg de hovelingen van Farao die bij hem in bewaring waren in het huis van zijn heer door te zeggen: Waarom is jullie gelaat vandaag somber?
Door te zeggen: dit duidt op een formele houding. Joseef is beslist niet amicaal met deze mannen. Het gebruik van dit woord pleit tegen betrokkenheid van Joseef met hun lot.
Vers 8: En zij zeiden tot hem: wij hebben een droom gedroomd maar een uitlegger ervan is er niet. En Joseef zei tot hen: zijn niet de uitleggingen van God? Vertel het toch aan mij.
Uitlegger: woord ‘uitleg’ (vers 5) komt dit woord uitsluitend in Genesis 40 en 41 voor. In Egypte was er een speciaal beroep van droomuitlegger waar men een gedegen opleiding voor moest volgen.
Vertel het toch aan mij: in de woorden van Joseef klinkt door dat hij zegt zo’n relatie met God te hebben dat hij inzicht heeft in diens bedoelingen. Daardoor kan hij zonder een opleiding tot beroepsdroomuitlegger te hebben gevolgd toch dromen uitleggen.
Vers 9: En de overste van de schenkers vertelde zijn droom aan Joseef. En hij zei tot hem: in mijn droom, en zie! Een wijnstok was er voor mijn gelaat.
Vers 10: En aan de wijnstok drie loten. En zodra hij uitgelopen was kwam bloesem op. En zijn trossen werden rijpe vruchten.
Drie ranken: volgens de rabbijnse uitleg waren deze drie ranken de drie aartsvaders. Joseef onderkende dit direct en vandaar dat zijn uitleg zo gunstig was voor de schenker.
Vers 11: En de beker van Farao was in mijn hand. En ik nam de druiven. En ik perste ze uit in de beker van Farao. En ik gaf de beker op de hand van Farao.
Ik nam, ik perste, ik gaf: driemaal een actie van de schenker, in tegenstelling met vers 17 waar de bakker volkomen passief blijft in zijn droom
Mijn hand: hier wordt het woord ‘jad’, de grijpende hand, gebruikt.
Hand van Farao: daar wordt het woord ‘kaf’, de ontvangende hand, de handpalm, gebruikt.
Vers 12: En Joseef zei tot hem: dit is de uitleg ervan: de drie loten, dat zijn drie dagen.
Drie dagen: uit de snelle groei kon Joseef opmaken dat er sprake was van drie dagen en niet van drie jaar.
Vers 13: Nog drie dagen dan heft Farao uw hoofd op en hij zal u terugbrengen in uw functie. En u zult de beker van Farao in zijn hand geven volgens de eerdere gewoonte toen u zijn schenker was.
Het hoofd opheffen: dit heeft gewoonlijk de betekenis van ‘aandacht schenken aan, in de gunst komen bij.
Vers 14: Maar gedenk mij bij u zodra het u goed gaat. En bewijs mij trouw. Breng mij in gedachten bij Farao. En laat mij uitgaan uit dit huis.
Gedenk mij: onder andere volgens Numeri 22:7 heeft de droomuitlegger rechts op een vergoeding.
Vers 15: Want voorzeker, ik ben gestolen uit het land van de Hebreeën. En ook hier heb ik niets gedaan, wat dan ook, dat men mij in de kerker zou moeten zetten.
Gestolen: het gebruik van dit woord is ook weer een bewijs dat Joseefs broers hem niet uit de put getrokken en verkocht hebben aan voorbijtrekkende kooplieden. Want als die de broers betaald hadden voor Joseef zou er geen sprake geweest zijn van diefstal maar van mensenhandel. Zie Genesis 37:28.
Land van de Hebreeën: het land Kenaän was niet het land der Hebreeën. De rabbijnen zeggen: dat Joseef dit land toch zo aanduidt zal later beloond worden doordat hij er in begraven zal worden. Benno Jacob zegt: ook in later tijd wordt dit land nooit ‘land der Hebreeën’ genoemd. Joseef moet hier dan ook bedoelen: het land waar de Hebreeën op dit moment wonen. Joseef gebruikt deze uitdrukking als tegenstelling met de uitdrukking ‘land Egypte’ waar hij later zelf woont. Zie Genesis 39:14, 17 en 41:12.
Kerker: hier wordt het woord ‘put’ gebruikt. In Genesis 37 wordt dit woord 7 x gebruikt als de broers Joseef in de put gegooid hebben. Als aanduiding van ‘kerker’ komt het ook voor in Genesis 41:14.
Vers 16: En de overste van de bakkers zag dat hij het goede had uitgelegd. En hij zei tot Joseef: ook ik, in mijn droom. En zie! Er waren drie manden met gaten op mijn hoofd.
Het goede: dit is een betere vertaling dan het bijvoeglijk naamwoord ‘goed’. De bakker gaat er in zijn onnozelheid van uit dat Joseefs droomuitleg altijd het goede voortbrengt.
Manden: dit is woord is afkomstig van een woord dat ‘twijg’ betekent.
Met gaten: ook is het mogelijk dit woord te vertalen met ‘wittebrood’ zoals vaak gedaan wordt. Logischer is de vertaling ‘met gaten’ waardoor men denkt aan gevlochten manden. Manden waarin brood vervoerd werd zullen zeker een deksel gehad hebben, en uit dichte manden met een deksel kunnen vogels geen brood pikken. Uit gevlochten manden juist wel.
Vers 17: * En in de bovenste mand allerlei spijzen van Farao, bakkerswerk. En gevogelte at het uit de mand van op mijn hoofd.
In de bovenste mand: blijkbaar was er alleen in de bovenste mand baksel voor Farao. En voor wie was het baksel in de andere twee manden bedoeld?
Allerlei spijzen: in Egyptische geschriften worden wel 38 verschillende taartsoorten en 57 verschillende broodsoorten beschreven.
Vers 18: En Joseef antwoordde en hij zei: dit is de uitleg ervan: de drie manden, dat zijn drie dagen.
Joseef antwoordde: bij de uitleg voor de schenker in vers 12 heeft de schrijver het alleen over ‘Joseef zei’. Het woord ‘antwoorden’ heeft als bijbetekenis ‘er tegenin gaan’.
Vers 19: Binnen nog drie dagen, dan heft Farao uw hoofd van op u. En hij zal u aan een houten paal hangen. En het gevogelte zal uw vlees van op u eten.
Uw hoofd van op u: de enige keer dat deze uitdrukking verder voorkomt in 1 Samuel 17:46 waar David dit tegen Goliath zegt.
Hangen: ophangen werd als doodstraf niet toegepast in Egypte of Kenaän. Wel werd soms het lijk op een paal gespietst.
De rabbijnen menen te weten hoe Joseef al wist welk vonnis de bakker te wachten stond. De bakker was in zijn droom namelijk al ten dode opgeschreven. En vogel zou namelijk nooit uit een mand op iemands hoofd brood durven pikken als die persoon nog leefde. Bij iemand die letterlijk doodstil staat durven ze het wel.
Vers 20: En het geschiedde op de derde dag, de verjaardag van Farao, dat hij een maaltijd klaarmaakte voor al zijn dienaren. En hij hief het hoofd van de overste van de schenkers op, en het hoofd van de overste van de bakkers, te midden van zijn dienaren.
Vers 21: En hij liet de overste van de schenkers terugkeren op zijn post van schenker. En hij gaf de beker weer in de hand van Farao.
Vers 22: En de overste van de bakkers heeft hij opgehangen, zoals Joseef uitgelegd had.
Vers 23: Maar de overste van de schenkers dacht niet meer aan Joseef. Hij vergat hem
Rasji verklaart dat de uitdrukking ‘hij dacht niet meer’ op diezelfde dag betrekking heeft, en de uitdrukking ‘hij vergat’ betrekking had op de tijd daarna.
De misstap van de bakker (vers 17, 19)
Zijn er in het verhaal over de dromen van de schenker en de bakker geen aanwijzingen te vinden die de veroordeling van de bakker plausibel maken?
Er zijn in Genesis 40 door de schrijver een aantal nuances aangebracht die ons aan het denken kunnen zetten. We moeten vooral letten op de verschillen tussen wat er over de schenker en wat er over de bakker verteld wordt. Allereerst wordt in vers 1de schenker aangeduid met de term ‘schenker van de koning van Egypte. En de bakker krijgt niet een dergelijke aanduiding. Wel hebben zij beiden de koning van Egypte als heer. Maar blijkbaar staat de schenker volledig in dienst van zijn heer en heeft de bakker ook anderen die hij bedient met zijn gebak.
Beiden waren zij tekort geschoten ten opzichte van Farao, maar de misstap van de schenker is vergeeflijk en die van de bakker niet. In hun droom komt uit waar dit verschil in zit. Bij beiden is sprake van het getal drie. Drie keer noemt de schenker de naam Farao in vers 11. Bij de bakker is in vers 16 wel sprake van ‘drie’, maar in vers 17 blijkt slechts één van de drie (manden) voor Farao bestemd. Ook noemt de bakker slechts eenmaal de naam Farao.
Ook is in vers 11 driemaal sprake van een activiteit van de schenker terwijl in vers 17 de bakker volkomen passief blijft.
Verder zijn de laatste drie woorden van de bakker over zijn droom in vers 17: van – op – hoofd. En in de uitleg van zijn droom in vers 19 herhaalt Joseef precies deze drie woorden: hoofd – van – op. Met andere woorden: de bakker heeft zelf zijn veroordeling als gezien in zijn droom.
Dat de bakker veroordeeld wordt tot ophanging zal dus te wijten zijn aan zijn gebrek aan toewijding aan zijn heer. De overtreding van de schenker zal even ernstig geweest zijn, maar hij had zich volledig ingezet om zijn heer te dienen. Dat redde hem het leven.