< Alle onderwerpen
Printen

Genesis 28: 10-15 en 31: 10-11

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

De dromen van Jakob

De tweede persoon in de Tenach (de eerst is koning Abimelech) die droomt is Jakob. Op het moment dat hij van huis weggestuurd wordt vanwege doodgevaar droomt hij de eerste keer.

In Genesis 28:12 droomt hij van een ladder die vaststaat op de aarde, en zijn top reikt tot aan de hemel. En engelen van God stijgen op en dalen af op die ladder. En de Eeuwige zelf stond bovenaan.

De tweede droom van Jakob staat vermeld in Genesis 31:10-11. Daar vertelt Jakob zijn beide vrouwen dat hij in een droom ziet hoe de rammen de ooien van zijn kudde bespringen.

In Genesis 28:10 staat dat Jakob op reis is van Berseba naar Haran. Als de zon ondergaat komt hij (toevallig) op een speciale plaats (‘hamakom’, díe plaats, zoals het drie keer staat in dit vers), en valt daar in slaap. Dan droomt hij van een trap die vaststaat op de aarde en zijn hoogste punt reikend tot de hemel.

Met de ‘soellam’ zal een ‘trap’ bedoeld zijn (en geen ladder met sporten), zoals de ziggurats hadden, de tempeltorens in het tweestromenland van Eufraat en Tigris. De laaglandbewoners konden hun goden niet vereren op een bergtop of zelfs een heuvel. Ter vervanging daarvan bouwde men een ziggurat, een tempeltoren, om toch dicht bij de hemel, bij de goden, te komen. Zo’n ziggurat bestond uit een soort piramide van een aantal terrassen, met daarbovenop een tempel.

Nu Jakob intussen veertig jaar oud is geworden, vond zijn moeder het de hoogste tijd dat hij op zoek ging naar een vrouw. Vandaar dat zij de situatie voor hem zo onveilig gemaakt heeft, dat hij wel moest vluchten. Maar Jakob vreest dat God als de God van zijn vader en grootvader, gebonden zal blijken te zijn aan het land waarin zij wonen of gewoond hebben. Nu hij zijn heil buiten zijn eigen land moet zoeken, zal hij dan nog een beroep op deze God kunnen doen?

Met zulke angstige gedachten slaapt hij in, maar in een droom wordt hij verzekerd dat Gods betrokkenheid niet van hem zal wijken. Is dit psychologisch verklaarbaar? Of is het God zelf die hem deze verzekering geeft?

In Genesis 31:10 is het niet de schrijver die vertelt dat Jakob droomde. Daar vertelt Jakob zijn vrouwen dat hij droomde. Of hij dit echt droomde? Dat blijft onzeker. Maar Jakob geeft extra gewicht aan deze droom door te zeggen dat een ‘engel’ tot hem sprak, en deze ‘engel’ was dezelfde die in Bethel hem in een droom verschenen was. In de huidige droom gaat het om bezitsvermeerdering, en Jakob schrikt als hij zich realiseert dat hij net zo hebzuchtig dreigt te worden als zijn schoonvader Laban. Maar gelukkig voor hem kiezen zijn vrouwen zijn kant, en ze laten zich door hem bepraten om hem te volgen en niet bij hun vader te blijven. (Ook in hun antwoord klinkt door dat materieel bezit ook voor hen wel heel belangrijk is).

Hier lijkt Jakob zijn besluit al genomen te hebben, en de (zogenaamde?) droom dient ervoor om zijn vrouwen te bewerken.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *