< Alle onderwerpen
Printen

Genesis 23-24

Onderstaande tekst werd eerder gepubliceerd in “Van Ver Halen, een verhaal achter de bijbelverhalen”, Meinema 2005.

Dr. Piet van Midden doceert Hebreeuws aan de Tilburg School of Catholic Theology, afdeling Bijbelwetenschappen en Kerkgeschiedenis. Hij is op social media actief met een dagelijkse snelcursus Hebreeuws, is schrijver, uitgever en adviseert de reisorganisatie High Flight International.

OOK DE REBEKKA MOET GAAN (Genesis 23-24)
Het offer van Abraham of ‘de binding van Isaäk’ is een keerpunt in de geschiedenis van Abraham. Hierna sterft Sara. Duidelijk is dat Isaäk de enige zal blijven. Abraham staat op ‘weg van boven het aangezicht van zijn dode’ staat er letterlijk in de Hebreeuwse tekst (23:3). Het is alsof hij zich moet losmaken. Dat gezicht is hem zo vertrouwd. Hij heeft met Sara lief en leed gedeeld.
Sara sterft in Hebron en daar moet ze ook begraven worden. Maar hoe kom je aan een graf? Daarvoor moet Abraham te rade bij de plaatselijke bevolking, bij de Hethieten. Abraham onderstreept dat hij een vreemdeling is (23:4). Hij heeft geen rechten.
Wat volgt, is een voorbeeld van oosters zakendoen tussen Abraham en de Hethiet Efron: ‘Meneer U krijgt het voor niks.’ ‘Begraaf uw dode.’ ‘Nee, ik wil het betalen.’ ‘Wat is vierhonderd stukken zilver tussen u en mij?’ De prijs is genoemd en die is absurd hoog. Efron heeft van de gelegenheid handig gebruik gemaakt. Maar Abraham wordt eigenaar van het stuk grond. De Heer heeft hem een heel land beloofd en nu heeft hij een graf! Dat kun je negatief zien maar ook positief: het graf van Sara is het begin van het beloofde land.

Isaäk is niet de meest krachtdadige van de drie aartsvaders. Zijn naam ‘Lachertje’ duidt daar al op. Als hij twaalf is, laat hij zich als een lam ter slachting leiden. Na de dood van zijn moeder is hij als veertigjarige nog steeds ongehuwd en zoekt ook zelf geen vrouw en als hij oud en blind is, laat hij zich door zijn zoon bedriegen.
Veelzeggend in dit verband is dat de oude Abraham zijn knecht Eliëzer een vrouw voor Isaäk laat zoeken. Eliëzer zweert met ‘de hand onder Abrahams heup’ (het gaat om zijn geslachtsdelen en daarin om zijn nageslacht) dat Hij geen vrouw voor Isaäk zal zoeken ‘uit de meisjes van Kanaän.’ Hij wordt naar Haran gestuurd om een dochter van de familie te zoeken.
Daarin hoor je de discussies die later zullen volgen, tot in het boek Ezra toe: dat Israël zich niet moet mengen met de volken in de omgeving. Dat wordt bij de aartsvaders teruggelegd. Bovendien: het toekomstige meisje moet wel weten wat ze doet als ze met Isaäk trouwt. Dan zal ook zij moeten gaan, net als Abraham gegaan is, die onzekere toekomst tegemoet.
Het verhaal is te uitvoerig om hier in kort bestek opnieuw te vertellen. Allerlei elementen van hiervoor en hierna zitten erin. Eliëzer zal de toekomstige bruid ontmoeten op de klassieke plek: de waterput. We maken kennis met de familie in Haran, waarheen straks Jakob zal vluchten. Laban – hij wordt hier al getekend als iemand die gek is op geld – voert daarin als broer van de bruid het woord. Vader Betuël doet voor spek en bonen mee (24:50).
Maar de belangrijkste tekst is 24:58: ‘Wil je gaan met deze man?’ ‘Ik wil gaan’ zei ze en niet: ‘ja’). Voortaan zal Rebekka in de sporen van Abraham treden.
Isaäk brengt veelzeggend zijn bruid in de tent van zijn moeder. Rebekka werd zijn vrouw en hij kreeg haar lief. In die volgorde.

Abraham maakt de bruiloft nog mee. Meer nog: ook hij neemt nog een vrouw, Ketura, die hem zes zonen baart. Des te merkwaardiger is dit verhaal omdat Abraham juist hiervoor Eliëzer op het hart gedrukt heeft om geen vrouw uit de omgeving voor Isaäk te zoeken. Nu doet hij dat voor zichzelf wel! Duidelijk is dat het in de zonen van de bijvrouwen (kennelijk worden ook Hagar en Ismaël bedoeld) niet om concurrenten voor Isaäk gaat. Ze worden dan ook weggezonden (wéér een scheiding) ‘Abraham gaf hun geschenken en stuurde hen naar het oosten, naar het oosterland.’ Pas veel later zullen hun kinderen terugkeren, de zonen van Abraham, weer met geschenken, als magiërs (Matt. 2).
Nu sterft Abraham, honderdvijfenzeventig jaar oud. Hij wordt bij Sara in de spelonk van Makpela begraven. Daarvoor komt Ismaël terug om samen met zijn broer Isaäk Abraham bij Sara neer te leggen. Die twee volken uit Abrahams schoot komen voor het laatst hier samen.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *