Genesis 05
Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.
Geslachtsregister van Adam.
In dit hoofdstuk staat de geslachtslijst van de afstammelingen van de eerste mens. Vermeld worden:
-de naam
-de leeftijd van de oudvader als zijn oudste zoon geboren wordt (bij Adam de leeftijd waarop de zoon geboren wordt die het geslacht voortzet)
-de naam van deze zoon
-het aantal jaren dat de vader leeft na de geboorte van zijn oudste zoon
-de vermelding dat hij meer zoons en dochters kreeg
-de leeftijd van zijn overlijden.
Bij Noach vinden we afwijkingen van dit patroon: alle drie de zoons worden genoemd en de vermelding van de latere gebeurtenissen volgt daarna.
Bij alle oudvaders volgt de schrijver dit vaste patroon, maar hier en daar zijn er afwijkingen.
Uitleg over de leeftijden van de oudvaders. Volgens Cassuto.
Het was gebruikelijk, zowel in Babylonische, Egyptische, Perzische als Indiasche literatuur dat een geslachtslijst uit tien personen bestond. In Babel zouden zo tien koningen geregeerd hebben vóór de grote vloed, en tien na de grote vloed.
Zo bevat ook de geslachtslijst van Adam tot Noach tien generaties, evenals die van Noach tot Avram tien generaties omvat.
In de Masoretische tekst zijn de leeftijden van de oervaders van de schepping tot de grote vloed in totaal 1656 jaar. In de Babylonische tijdrekening was deze termijn 432.000 jaar. In Babel werd het zestallig stelsel gebruikt en daarbij nog het heilige getal zeven. Dit was afkomstig uit het Soemerisch. Ook in Tenach vinden we vaak toepassingen van het zestallig stelsel, gecombineerd met het tientallig stelsel. Bijvoorbeeld: 120, 300, 6000, 12000, 30000, 60000, 600000, enzovoort. De betekenis van zulke grote zesvouden is dat het een groot aantal aanduidt. In Tenach vinden we vaak een toevoeging van het getal 7. Zo was de leeftijd van Sara 127 jaar: 120 + 7. Dat betekent een groot aantal + een heilig aantal daarbovenuit. Zo was het aantal provincies van het Perzische rijk in Daniël 120 en in het boek Esther 127.
Volgens Cassuto kunnen al de aantallen jaren in Genesis 5 in twee groepen verdeeld worden:
-Vijf jaar en veelvouden daarvan , waarbij vijf jaar als zestig maanden gedacht moet worden .
-Veelvouden van perioden van vijf jaar met toevoeging van zeven jaar.
De tijdrekening in Genesis is gebaseerd op het zestallig stelsel met eventueel 7 erbij.
Benno Jacob verklaart dat de leeftijden van de oudvaders niet als chronologie gelezen moeten worden. Nergens staat namelijk dat iets gebeurde ‘gerekend vanaf de schepping’ of iets dergelijks. Alle gebeurtenissen worden gerelateerd aan de leeftijd van een persoon. Zo wordt de tijd van de grote vloed alleen in verband gebracht met de leeftijd van Noach.
Vers 1: Dit is het boek van de nakomelingen van Adam. Op de dag van het splitsen van God van Adam heeft hij hem in de gelijkenis van God gemaakt.
Volgens Cassuto omvat ‘Het boek van de nakomelingen van Adam’ de gedeelten van Genesis 5:1 – 6:8. In Genesis 6:9 is sprake van de nakomelingen van Noach.
Er zijn overeenkomsten tussen het begin van Genesis 5 en het begin van Genesis 6, wat wijst op de opening en afsluiting van dit verhaal.
Nakomelingen: in het Hebreeuws ‘Toledot’ waarin het woord ‘jalad’ verborgen zit. In het artikel ‘Verwekken?’ bij Genesis 4:18 wordt verklaard dat het in dit woord meer gaat om het ‘baren’ van de vrouw dan om het ‘verwekken’ door de man. Vaak wordt dit woord vertaald met ‘verwekkingen’. Beter zou zijn om te spreken van ‘hen die Adam liet baren’.
Splitsen: zie het artikel ‘Scheppen?’ bij Genesis 1:1.
Gelijkenis: dit woord is afgeleid van een werkwoord dat ‘gelijkend op, gelijk zijn aan’ betekent.
Vers 2: Mannelijk en vrouwelijk heeft hij hen gesplitst. En hij zegende hen. En hij noemde hun naam: mens(heid) op de dag van hun splitsen.
Mannelijk: dit woord is afgeleid van een werkwoord dat ‘inprenten’, ‘indrukken’, ‘zich herinneren’ betekent.
Vrouwelijk: dit woord is afgeleid van een werkwoord dat ‘uithollen’ betekent.
Deze beide woorden geven wel heel plastisch weer wat kenmerkend is voor het lichamelijke verschil tussen mannelijk en vrouwelijk.
Splitsen: in plaats van het gebruikelijke ‘scheppen’. Zie hiervoor het artikel bij Genesis 1:1 ‘Scheppen of splitsen?’.
Mens(heid): volgens rabbijn Hirsch was de mensheid vanaf het begin mannelijk en vrouwelijk, van gelijke waarde, beiden gelijkend op God.
Vers 3: En Adam leefde honderd en dertig jaar en hij liet geboren worden in zijn gelijkenis als zijn afbeelding. En hij noemde zijn naam Sjeet.
Geboren laten worden: dit woord wordt meestal met ‘verwekken’ vertaald. Bij verwekken is de man onderwerp, maar bij de geboorte is de vrouw onderwerp. Zie het artikel ‘Verwekken’ bij Genesis 4:18.
Zijn: dit kan zowel op de verwekkers betrekking hebben als op God.
Honderddertig jaar: Volgens Cassuto is de telling 2 x 60 jaar + 2 x 60 maanden.
Vers 4: En de dagen van Adam werden nadat hij Sjeet geboren had laten worden achthonderd jaar. En hij liet geboren worden zonen en dochters.
In het eerste deel van iemands bestaan leeft de mens voor zichzelf. Het tweede deel van zijn leven begint als hij het leven heeft geschonken aan nageslacht.
Achthonderd jaar = 160 x 5 jaar (5 jaar = 60 maanden), dat wil zeggen 100 x 60 maanden + 60 x 60 maanden.
Vers 5: En alle dagen van Adam die hij leefde werden negenhonderd jaar en dertig jaar. En hij stierf.
Leven: volgens bijbels begrip leeft men dagen en telt men jaren. Zie bijvoorbeeld Psalm 90:11 en 12.
Vers 6: En Sjeet leefde vijf jaar en honderd jaar. En hij liet Enosj geboren worden.
Honderdvijf jaar = 1200 maanden + 60 maanden.
Vers 7: En Sjeet leefde nadat hij Enosj geboren had laten worden zeven jaar en achthonderd jaar. En hij liet geboren worden zonen en dochters.
Achthonderdzeven jaar = 800 (100 x 60 + 60 x 60 maanden) jaar + 7 jaar.
Vers 8: En alle dagen van Sjeet werden twaalf jaar en negenhonderd jaar. En hij stierf.
Negenhonderdtwaalf jaar = 900 jaar + 5 jaar (= 60 maanden) + 7 jaar.
Vers 9: En Enosj leefde negentig jaar. En hij liet Kenan geboren worden.
Negentig jaar = 3 x 6 eenheden van 5 jaar (= 60 maanden).
Vers 10: En Enosj leefde nadat hij Kenan geboren had laten worden vijftien jaar en achthonderd jaar. En hij liet geboren worden zonen en dochters.
Achthonderdvijftien jaar = 800 jaar (100 x 60 + 60 x 60 maanden) + 3 x 60 maanden.
Vers 11: En alle dagen van Enosj werden vijf jaar en negenhonderd jaar. En hij stierf.
Negenhonderdvijf jaar = 900 jaar + 60 maanden.
Vers 12: En Kenan leefde zeventig jaar en hij liet Mahalaleel geboren worden.
Zeventig jaar = 60 jaar + 2 x 60 maanden.
Vers 13: En Kenan leefde nadat hij Mahalaleel geboren had laten worden veertig jaar en achthonderd jaar. En hij liet zonen en dochters geboren worden
Achthonderdveertig jaar = 800 jaar (100 x 60 + 60 x 60 maanden) + 40 jaar (= 480 maanden).
Vers 14: En alle dagen van Kenan werden tien jaar en negenhonderd jaar. En hij stierf.
Negenhonderdtien jaar = 900 jaar + 120 maanden.
Vers 15: En Mahalaleel leefde vijfenzestig jaar. En hij liet Jered geboren worden.
Vijfenzestig jaar = 60 jaar + 60 maanden.
Vers 16: En Mahalaleel leefde nadat hij Jered geboren had laten worden dertig jaar en achthonderd jaar. En hij liet zonen en dochters geboren worden.
Achthonderddertig jaar = 800 jaar (100 x 60 + 60 x 60 maanden) + 6 x 60 maanden.
Vers 17: En alle dagen van Mahalaleel werden vijfennegentig jaar en achthonderd jaar. En hij stierf.
Achthonderdvijfennegentig jaar = 60 eenheden van 60 maanden + nogmaals + nogmaals – 1 eenheid van 60 maanden.
Vers 18: En Jered leefde tweeënzestig jaar en honderd jaar. En hij liet Chanoch geboren worden.
Honderdtweeënzestig jaar = 30 x 60 maanden + 1 x 60 maanden + 7 jaar.
Vers 19: En Jered leefde nadat hij Chanoch geboren had laten worden achthonderd jaar. En hij liet zonen en dochters geboren worden.
Achthonderd jaar = 100 x 60 + 60 x 60 maanden. Van Adam tot Jered leefden de oudvaders na de geboorte van hun oudste zoon nog ongeveer achthonderd jaar. Chanoch echter niet en ook Metoesjelach net niet. Waarschijnlijk wordt dit bij de laatste veroorzaakt door de grote vloed die in hetzelfde jaar kwam als waarin Metoesjelach stierf, gerekend vanaf de schepping het jaar 1656.
Vers 20: En alle dagen van Jered werden tweeënzestig jaar en negenhonderd jaar. En hij stierf.
Negenhonderdtweeënzestig jaar = een groot aantal eenheden van 60 maanden – 1 eenheid van 60 maanden + 7 jaar.
Vers 21: En Chanoch leefde vijfenzestig jaar. En hij liet geboren worden Metoesjelach.
Vijfenzestig jaar = 60 jaar + 60 maanden.
Vers 22: En Chanoch ging heen en weer met de Godheid nadat hij Metoesjelach had laten geboren worden driehonderd jaar. En hij liet zonen en dochters geboren worden.
Driehonderd jaar = 60 x 60 maanden.
Heen en weer gaan: meestal wordt dit woord vertaald met ‘wandelen’. In Genesis 3:8 is het de Eeuwige, God die in de tuin ‘wandelt’. In Genesis 6:9 wordt het ook van Noach gezegd.
De Godheid: omdat hier ‘Elohiem’ staat mét het lidwoord vertaal ik dit woord ook met het lidwoord. Omdat ‘de God’ geen goed Nederlands is vervang ik het woord ‘God’ door ‘Godheid’, wat wel met het lidwoord gecombineerd kan worden.
Met de Godheid: overal elders waar deze uitdrukking gebruikt wordt staat ‘wandelen voor Gods aangezicht’.
Na Adam is Chanoch de eerste oudvader die sterft.
Vers 23: En alle dagen van Chanoch werden vijfenzestig jaar en driehonderd jaar.
Chanoch leefde 365 jaar. Heeft zijn leeftijd te maken met het aantal dagen het jaar?
Vers 24: * En Chanoch ging heen en weer met de Godheid. En hij was niet (meer). Want God had hem genomen.
Chanoch was de zevende in de geslachtslijst van Adam.
Hij was niet (meer): dezelfde uitdrukking gebruiken de broers van Joseef als eufemisme om aan te geven dat naar hun mening Joseef dood is.
Is hier bedoeld dat Chanoch als het ware de tuin binnengegaan was om daar met God te ‘wandelen’, zoals in Genesis 3:8 staat? En de toegang tot de tuin was verboden voor de mens.
Vers 25: En Metoesjelach leefde zevenentachtig jaar en honderd jaar. En hij liet Lemech geboren worden.
Honderdzevenentachtig jaar = 6 x 6 x 60 maanden + 7 jaar.
Vers 26: En Methoesjelach leefde nadat hij Lemech geboren had laten worden tweeëntachtig jaar en zevenhonderd jaar. En hij liet zonen en dochters geboren worden.
Zevenhonderdtweeëntachtig jaar = 800 (100 x 60 jaar + 7 x 7 x 60 maanden + 7 jaar).
Vers 27: En alle dagen van Metoesjelach werden negenenzestig jaar en negenhonderd jaar. En hij stierf.
Negenhonderdnegenenzestig jaar = 60 + 60 + 60 + 6 + 6 eenheden van 60 maanden – 1 x 60 maanden + 2 x 7 jaar. Is de grote vloed de oorzaak van Metoesjelachs dood?
Vers 28: En Lemech leefde honderdtweeëntachtig jaar. En hij liet een zoon geboren worden.
Honderdtweeëntachtig jaar = 35 (5 x 7) x 60 maanden + 7 jaar.
Een zoon: steeds wordt direct de naam van de zoon genoemd. Hier lijkt een bepaalde spanning in het verhaal te komen door de naamgeving van de zoon uit te stellen.
Vers 29: * En hij noemde zijn naam Noach, door te zeggen: deze, hij zal ons troosten van ons werken en van de moeite van onze handen van de akker die de Eeuwige vervloekt heeft.
Noach betekent ‘rust’. Als zijn naam de betekenis van ‘trooster’ had zou Menachem zijn naam moeten zijn.
Noach is de tiende generatie vanaf Adam.
Door te zeggen: dit duidt een officiële uitspraak aan.
Moeite: met dit woord wordt pijnlijke inspanning bedoeld.
Vers 30: En Lemech leefde nadat hij Noach geboren had laten worden vijfennegentig jaar en vijfhonderd jaar. En hij liet zonen en dochters geboren worden.
Vijfhonderdvijfennegentig jaar = 600 jaar – 60 maanden.
Vers 31: * En alle dagen van Lemech werden zevenenzeventig jaar en zevenhonderd jaar. En hij stierf.
Zevenhonderdzevenenzeventig jaar = 7 x 100 + 7 x 10 + 7 jaar.
En hij stierf: Lemech stierf vijf jaar voor de grote vloed.
Vers 32: En Noach werd een vijfhonderdjarige. En Noach liet geboren worden Sjeem, Cham en Jefet.
Noach werd: van Noach wordt niet gezegd dat hij ‘leefde’ voor zijn oudste zoon geboren werd. Het woord ‘worden/zijn’ heeft meer de betekenis van ‘geschiedenis maken’. Mogelijk dat wat over hem in Genesis 6:9 gezegd wordt (hij was integer) hiermee te maken heeft?
Vijfhonderdjarig: dit is de Hebreeuwse manier om uit te drukken dat iemand behoort tot een bepaalde categorie. Letterlijk staat er ‘Noach werd een zoon van vijfhonderd jaar’.
Vijfhonderd jaar = 100 x 60 maanden.
Sjeem betekent ‘naam’.
Cham betekent ‘hitte’.
Jefet betekent ‘uitbreiding’.
*En Chanoch ‘wandelde’ met God en hij was niet meer. (vers 24)
Te midden van een aantal figuren waar we niets van weten dan hun naam en dat hun vrouwen kinderen voor hen baarden wordt opeens een zeer korte mededeling gedaan over iemand die ‘met God wandelde’. Nu is het woord ‘wandelen’ zoals dit gewoonlijk vertaald wordt, meer een ‘heen-en-weer gaan’, maar ook deze betekenis geeft niet meer duidelijkheid. Het probleem waar we namelijk mee zitten is of de voortijdige dood van deze figuur (hij werd slechts 365 jaar oud in tegenstelling tot de andere figuren in die tijd die meer dan 800 jaar oud worden) negatief geduid moet worden. Vaak wordt gedacht dat Chanoch zo intiem met God was dat hij liever bij God wilde zijn en deze hem ook liever bij zich had.
Mogelijk dat het woord ‘wandelen/heen-en-weer-gaan’ hier mee van doen heeft?
De eerste keer dat dit woord voorkomt is in Genesis 3:6 waar de Eeuwige, God in de tuin ‘wandelt’. Na het eten van de boom van kennis is deze tuin voor de mens afgesloten. De enige die er nog mag wandelen is de Eeuwige, God zelf. En hier is een man die samen met God wandelt, die intiemer met God is dan de mens in de tuin van Eden. Alleen Noach in Genesis 6:9 wandelt ook ‘met’ God. Later in Tenach is nog wel sprake van mensen die ‘voor Gods aangezicht’ wandelen, maar niet samen-met.
*Noach, de trooster? (vers 29)
De naam Noach lijkt afgeleid te kunnen worden van het werkwoord ‘noeach’ dat ‘rust geven’ betekent. Maar de uitleg die zijn vader geeft bij deze naam is ‘hij zal ons troost geven’. Als de naam van deze zoon van het woord ‘troosten’ (‘nacham’) afgeleid moet worden zou de naam als volgt moeten klinken: Menachem of eventueel Nachoem. Mogelijk dat met opzet de letter ‘m’ uit de naam is weggelaten. De letter ‘m’ in het Hebreeuws heeft de betekenis van ‘water’ (‘majim’), en door water zal God straks de hele mensheid straffen. Noach en zijn familie is de enige die aan het water ontkomt.
*Namen in vijfvoud. (vers 3-31)
In dit hoofdstuk worden alle oudvaders volgens een vast patroon vijfmaal met hun naam genoemd. In
het geslachtsregister van Genesis 11 worden de namen van de oudvaders steeds viermaal genoemd.