< Alle onderwerpen
Printen

1 Samuël 03: 1-10

Kerkelijk jaar: 3e zondag na Epifanie
Synagogaal jaar: 5 Sjewat 5778. De synagoge las op de voorafgaande sabbat Sidra Bo (Exodus 10:1 – 13:16)

In zijn boek Als de goden zwijgen 1) citeert Miskotte al in het begin een beroemde anecdote van de chassidische rabbijn Suszja van Hanipol:

Zu Anfang der Rede, wenn sein Meister, der grosse Maggid, den Satz der heiligen Schrift vortrug, den er auslegen wollte, und met den Worten der Schrift: ‘und Gott sprach’ oder ‘und Gott redete’ begann, ergriff ihm die Verzückung, und er schrie und bewegte sich so wild, dass er die Tafelrunde verstörte und man ihn hinausführen musste. So stand er dann im Flur oder in der Holzkammer, schlug an die Wände und schrie: ‘und Gott sprach…! 2)

Je zou kunnen verdedigen dat Miskotte’s boek (en zelfs hele theologie) als het ware hieraan hangt: als er geen sprekende God is in ons leven rest ons alleen religie waarin de goden zwijgen; en die religie zal ons uiteindelijk naar het nihilisme leiden.
In dit verband leerde Miskotte zijn studenten dat de Bijbel voor alles bedoeld is om te horen. ‘Nooit is de Schrift gedacht als een boek om te lezen, altijd om vóór te lezen en om mondeling te worden toegepast’. 3) Het is het gesproken woord dat mensen in beweging zet.
Alles begint – ook heel de schepping begint – met een gesproken woord. De Naardense Vertaling kiest er mijns inziens terecht voor om Johannes 1:1 te vertalen met: Sinds het begin is er het spreken.
Waar de goden zwijgen vertelt de Schrift van een God die spreekt. En dat is zo bijzonder dat de Maggid van ontroering niet meer verder kan met zijn les.

Maar als ons nu niet wordt verteld dat wij aangesproken kunnen worden?
Daar is de jonge Samuël. Zijn hele leven gaat op aan de godsdienst, elke dag dient hij in de tempel. Maar niemand heeft hem verteld dat deze God, de ENE, je ook werkelijk aan kan spreken. En als dat dan gebeurt, als het eindelijk tot de priester Eli doordringt dat dat aan het geschieden is, dan pas krijgt Samuël de wijze raad om vooral te luisteren: ‘spreek, HEER, uw dienaar hoort’. En het resultaat daarvan is dat hij de volgende dag in een levende relatie met de ENE staat en tegelijk op gespannen voet met de religie om hem heen waarin hij tot dusver zijn taak en rol vervulde.

De openingszinnen van 1 Samuël 3 raken je direct vanwege hun actualiteit. Het spreken van de ENE zeldzaam. Geen visioen. De priester (de predikant, de kerk) dof. En toch: iets van hoop. De menora geeft zijn laatste licht, dus: de nacht haast ten einde, de zon gaat zometeen op! Dan klinkt een Woord…. Er wordt geroepen.

1. Dr. K.H. Miskotte, Als de goden zwijgen, Amsterdam 1956
2. Martin Buber, Die chassidische Bücher, (1928, S. 432)
3. aw. pag. 238

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *