< Alle onderwerpen
Printen

1 Koningen 21

Onderstaande tekst werd eerder gepubliceerd in “Van Ver Halen, een verhaal achter de bijbelverhalen”, Meinema 2005.

Dr. Piet van Midden doceert Hebreeuws aan de Tilburg School of Catholic Theology, afdeling Bijbelwetenschappen en Kerkgeschiedenis. Hij is op social media actief met een dagelijkse snelcursus Hebreeuws, is schrijver, uitgever en adviseert de reisorganisatie High Flight International.

EEN WIJNGAARD, EEN MOESTUIN (I Koningen 21)

Een wijngaard… in de bijbelse context is dat al gauw meer dan een stuk land met wijnstokken erop. Het land Kanaän zelf is in overdrachtelijke zin een wijngaard. Wanneer de verspieders voor het eerst met het land kennismaken, komen ze terug met een enorme tros druiven aan een draagstok. Als Jesaja in een lied over de geliefde (van God) zingt, heeft die een wijngaard. De gelijkenissen over wijngaard en wijnstok uit het evangelie trekken die lijn door.
‘Na deze dingen gebeurde het volgende: de Jizreëliet Nabot had een wijngaard, gelegen in Jizreël naast het paleis van Achab, de koning van Samaria…’ ) (I Kon. 21:1).
Dat zinnetje spreekt bijbelse boekdelen. Nabot is de Israëliet die de geschiedenis met God vertegenwoordigt. Achab representeert de nieuwe geschiedenis: die van een koning die helemaal model gaat staan voor de oosterse potentaat.
‘Geef me je wijngaard, daar heb ik een groentetuin aan.’
Het is ongelofelijk wat de koning zegt: de wijngaard een moestuin, het beloofde land zoiets als een knollenveld.
Bovendien: het land in Israël is nachalá, ‘erfdeel’, het is iets dat je ten tijde van Jozua gekregen hebt om jou zelf en je familie op te onderhouden. Het is niet je persoonlijk bezit, je hebt het van God in bruikleen en kunt het dus ook niet voor de eeuwigheid verkopen. Hooguit raak je het gebruik ervan kwijt tot het jubeljaar (Lev. 25:10).
Achab gedraagt zich dus als een grootgrondbezitter en het lijkt wel of het bovengenoemde lied van de wijngaard naast deze tekst gelegen heeft, want direct na het lied klinkt een ‘zesvoudig wee’ dat als volgt begint:
‘Wee hun die huis bij huis voegen, akker bij akker trekken
totdat er geen plaats meer is,
en jullie daar zitten, jullie alleen midden in het land’ (Jes. 5:8).
‘Chalielalie’ roept Nabot verschrikt – vertaal dat maar eens – ‘Het idee, meneer de koning! Het is de erfenis van mijn vaderen.’
Voor Achab is het duidelijk: hij heeft geen schijn van kans en als een puber gaat hij op bed liggen:
‘Wilt u wat eten, majesteit?’
‘Nee, schiet op!’
Kostelijk wordt het verteld: de grote koning van Israël, die tweeduizend strijdwagens tegen de Assyriërs kan inzetten, mokt met zijn hoofd naar de muur.
Dan komt Izebel. Die vraagt waarom hij zo dwars is. Het antwoord is goeddeels bezijden de waarheid: ‘Nabot zei: Ik geef u mijn wijngaard niet.’ (21:6). Geen woord over het erfdeel van de vaderen.
Izebel heeft aan het erfdeel van de vaderen überhaupt geen boodschap en steekt de draak met Achab:
‘Jij maakt nog eens werk van je koninklijke waardigheid over Israël!’ (21:7).
Ze neemt de koninklijke bevoegdheden over en laat zien hoe een koning zich gedraagt: die lost de zaken op met een showproces, valse verklaringen van omgekochte getuigen (‘Jij hebt God en de koning ‘gezegend’– dat gezegend is een eufemisme voor ‘openbaar vervloekt’ –) en je voert de tegenstanders af naar de executieplaats.

Nu volgt een scène die je stap voor stap moet volgen:
21:15: Izebel bericht Achab.
Hij zijn wijngaard in bezit kan gaan nemen.
21:16 Achab gaat zijn wijngaard inspecteren.
21:17 De Heer stuurt Elia naar de wijngaard.
Het kan niet missen: de twee representanten van goed en kwaad ontmoeten elkaar in de wijngaard. Die is inzet van het conflict, van de broedermoord. Het land Israël zelf is de inzet. Zowel God zelf, in zijn profeet, als Achab eisen het land op.
Beiden staan ze op en dalen af… De waarheid ligt niet in het midden maar wordt wel midden in de wijngaard uitgesproken (21:20-26). Het oordeel is keihard:
‘Ik zal van Achab uitroeien al wie tegen de wand pist’ (21:21) staat in de Hebreeuwse tekst. Afgezien van vertalers als die van de Statenvertaling, mag Elia dat van hedendaagse brave vertalers niet zeggen (‘die zeikerds’ zegt hij dus) en vertaalt men zoiets als ‘al wat manlijk is’. Alsof profeten zo op hun woorden letten…

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *