1 Samuel 04
Vertaling en verklaring
Bij de overgang van hoofdstuk 3 naar hoofdstuk 4 heeft de Septuaginta een extra zin: En het geschiedde in die dagen dat de Filistijnen zich verzamelden ten strijde tegen Israël. Goslinga geeft verschillende argumenten voor deze invulling. Doordat zowel het eerste deel van vers 1 als dit extra zinnetje uit de Septuaginta beide op het woord ‘Israël’ eindigen, kan bij het overschrijven verwarring opgetreden zijn, waardoor deze extra zin is weggevallen (homoioteleuton). Een tweede argument is dat de Filistijnen militair gezien veel sterker waren dan Israël, en een aanval zou daarom eerder van hen uitgegaan zijn. Ook het woord ‘tegemoet’ zou er op kunnen wijzen dat de Filistijnen al onderweg waren. Ook de werkwoordsvorm ‘zij wáren gelegerd’ past hierbij. Bovendien krijgt met de versie van de Septuaginta het verhaal een logischer opbouw.
Deze redenering lijkt logisch, maar laat wel buiten beschouwing de invloed die Samuel op het volk had. Door het volk werd het woord van Samuel beschouwd alsof het het woord van God zelf was. Dat het volk durft op te trekken tegen een sterkere vijand, als het dit als Gods opdracht ziet, lijkt begrijpelijk. Of de logische overgang voor de oorspronkelijkheid pleit? Hoewel, Samuel speelt in hoofdstuk 4 geen enkele rol in het verhaal; alleen in vers 1 wordt hij genoemd.
Vers 1 En het woord van Samuel geschiedde aan heel Israël. En Israël ging uit, de Filistijnen tegemoet ten strijde, en zij legerden zich tegen Eben-Haezer. En de Filistijnen hadden zich gelegerd te Afek.
Tegemoet, tegenover. Dit woord geeft aan dat de ander al onderweg is. Mogelijk dat de Filistijnen al hadden vernomen dat Samuel heel Israël had bijeengeroepen tot de strijd en wachten zij niet lijdzaam af.
Zich legeren tegen: met vijandige bedoelingen.
Eben Haezer: hiervoor staat het lidwoord ‘de’, wat grammaticaal niet juist is. Daardoor staat er letterlijk: ‘de steen, de hulp’. De betekenis van Eben Haezer is ‘steen van de hulp’. Eben-HaEzer lag niet ver van Mizpa. Tot ongeveer 1000 voor de jaartelling is deze plaats bewoond geweest. Zie ook I Samuel 5:1. Een ander Eben-HaEzer wordt genoemd in I Samuel 7:12
Afek: de betekenis is ‘beek(bedding)’. Deze plaats lag drie kilometer ten westen van Eben-HaEzer.
Filistijnen: het woord ‘Filistijnen’ wordt vrijwel altijd zonder lidwoord geschreven. De Filistijnen behoorden tot de zogenaamde zeevolken. Ze waren afkomstig uit het Aegeïsche gebied en volgens Amos 9:7 kwamen ze van het eiland Kreta. Aan het eind van de 13e eeuw voor de jaartelling landden ze in Egypte. Ramses III heeft ze daar verslagen, waarna ze in Palestina terechtkwamen. Daar vormden ze in het zuidwestelijke deel van het land de heersende klasse over de autochtone Kanaänitische bevolking. Ze bewoonden vijf steden, Asdod, Askelon, Ekron, Gat en Gaza. Zie hiervoor I Samuel 6:17. Hun macht strekte zich echter veel verder uit tot zelfs in de Jordaanvallei in de tijd van de Richteren. Het verhaal in I Samuel speelt zich af in het begin van de elfde eeuw.
Vers 2 En de Filistijnen stelden zich in slagorde op tegenover Israël en de strijd werd algemeen. En Israël werd verslagen voor de Filistijnen, en zij sloegen in de slagorden in het veld ongeveer vierduizend man.
De hier beschreven veldslag moet gedateerd worden omstreek 1050 voor de jaartelling.
Zich in slagorde opstellen. Hier is dit woord alleen van toepassing op de Filistijnen. Vergeleken met de Filistijnen waren de Israëlieten maar een ongeregelde massa. De Filistijnen waren goed bewapend en getraind, in tegenstelling met de Israëlieten.
Tegenover, tegemoet.
Algemeen worden, zich verspreiden. Volgens Stoebe wordt bedoeld dat de strijd heen en weer golfde.
Verslagen worden, geslagen worden, de nederlaag lijden.
Slaan, verslaan.
Veld: het open veld, open terrein.
Duizend: dit woord kan ook beteken ‘een eenheid’, ‘een afdeling’, en hoeft niet beslist op een aantal van 1000 te slaan. .
Vers 3 En het volk kwam naar de legerplaats, en de oudsten van Israel zeiden: Waarom heeft de Eeuwige ons vandaag verslagen voor de Filistijnen. Laten wij tot ons nemen uit Silo de ark van het verbond van de Eeuwige en hij komt in ons midden en hij zal ons bevrijden uit de handpalm van onze vijanden.
Verslaan. Hetzelfde woord als in vers 2.
Tot ons: dit is hier overbodig, en dus belangrijk. De oudsten beschouwen de ark als een soort fetisj.
Ark, kist: ‘aron’. De ark van Noach en het biezen arkje waar Mozes in gelegd werd worden met het woord ‘teva’ aangeduid. In de ark van het verbond waren de twee stenen platen met de tien woorden erop neergelegd.
Bevrijden, redden.
Het woord ‘verbond’ in vers 3,4 en 5 heeft mogelijk betrekking op het feit dat de twee stenen platen in de ark lagen.
De vraag van de oudsten is naar aanleiding van het woord van Samuel in vers 1 waarin hij hen opriep om de strijd aan te gaan.
Vers 4 En het volk zond bericht naar Silo, en zij droegen vandaar de ark van het verbond van de Eeuwige, de machtige (met erop) zittend de cheroebim. En daar waren de twee zonen van Eli met de ark van het verbond van God, Chofni en Pinechas.
Volk. In militaire context zijn gewoon soldaten bedoeld.
Een bericht zenden, een boodschap zenden. Letterlijk staat alleen het woord ‘zenden’, maar het woord ‘bericht’ moet men erbij denken.
Cheroevim, engelen. Gevleugelde wezens zijn bedoeld.
Ark van het verbond van de Eeuwige: Veel Septuagintvertalingen hebben ‘de ark van de Heer’.
Hofni: betekenis ‘jonge kikker’, een Egyptisch woord.
Pinechas, ook een Egyptisch woord. Een neef van Aäron, de zoon van Eleazar heette ook zo. Zie Exodus 6:25.
De uitgebreide beschrijving van de ark in dit vers geeft aan hoeveel waarde de oudsten toekenden aan de ark.
Vers 5 En het geschiedde toen de ark van het verbond van de Eeuwige naar de legerplaats kwam dat heel Israel juichte met groot gejuich en de aarde beefde.
Juichen, luid schreeuwen.
Beven, dreunen.
Vers 6 En de Filistijnen hoorden het geluid van het gejuich, en ze zeiden: Wat is dit voor geluid van groot gejuich in de legerplaats van de Hebreeën? En zij kwamen te weten dat de ark van de Eeuwige naar de legerplaats gekomen was.
Hebreeën. Zo werden de Israëlieten door anderen aangeduid. Deze aanduiding staat ook in vers 9. Eigenlijk betekent ‘Hebreeën’ afstammelingen van Eber. Ook de Edomieten en Moabieten vielen hier onder.
Zij kwamen te weten: letterlijk ‘zij werden bekend met’.
Vers 7 En de Filistijnen werden bang, want ze zeiden: God is naar de legerplaats gekomen. En ze zeiden: Wee ons, want niet eerder is iets dergelijk geschied.
Eerder: letterlijk ‘gisteren, eergisteren’.
Vers 8 Wee ons. Wie zal ons bevrijden uit de hand van deze machtige God? Dit is die God die Egypte geslagen heeft met elke slag in de woestijn.
Bevrijden, redden, losmaken. Voor ‘verlossen’ ( als religieuze term) wordt een ander woord gebruikt.
Slag, plaag. Dit woord wordt ook in vers 10 gebruikt. Het wordt met name veel gebruikt bij de beschrijving van de tien plagen van Egypte. Het is afgeleid van het werkwoord ‘slaan’ dat hier ook gebruikt wordt.
In de woestijn. Halen de Filistijnen de gebeurtenissen van de tien plagen en de verdrinking van de Egyptenaren in de rietzee (in de woestijn) door elkaar? Een voorstel is om niet het woord ‘woestijn’ te lezen maar ‘de pest’, wat met dezelfde letters geschreven wordt.
Notabene: de ark is pas vervaardigd ná de uittocht uit Egypte, na alle ‘plagen’.
Vers 9 Vat moed en wordt tot mannen, Filistijnen, om geen slaaf te worden van de Hebreeën, zoals zij slaaf geweest zijn van jullie. En jullie moeten tot mannen worden en jullie moeten strijd leveren.
Strijd leveren, strijden.
Vers 10 En de Filistijnen leverden strijd en Israel werd verslagen, en zij vluchtten, ieder naar zijn tenten. En de slag werd zeer groot. En van Israel vielen dertigduizend man voetvolk.
Verslagen worden. Zie vers 2.
Slag, plaag. Zie vers 8.
Tenten: Weinig handschriften hebben het enkelvoud ‘tent’, evenals veel vertalingen.
Duizend. Ook: groep, eenheid. 30.000 man: beter te lezen 30 eenheden. Dan zou bedoeld zijn 150-420 man.
Vers 11 En de ark van God werd (in beslag) genomen. En de twee zonen van Eli, Hofni en Pinechas, stierven.
Vers 12 En een Benjaminitisch man snelde uit de slagorde, en hij kwam te Silo op die dag. En zijn kleren waren gescheurd en aarde was op zijn hoofd.
Benjaminitisch man: volgens de rabbijnse uitleg zou dit Saul zijn. Ze vertellen zelfs dat Saul hier de twee stenen platen uit Goliaths handen redde.
De afstand die de man aflegde was ongeveer 32 kilometer.
Slagorde, gelid, opstelling.
Kleed. Hier wordt het woord ‘mad’ gebruikt, dat afgeleid is van het werkwoord ‘meten’.
Gescheurd: blijkbaar scheurde de man niet zijn kleren pas op het moment van aankomst te Silo, maar dat had hij al eerder gedaan. Gescheurde kleren en aarde op het hoofd waren tekenen van de diepste rouw.
Dat Eli ontdaan is over de dood van zijn zoons wordt niet vermeld.
Vers 13 En hij kwam (aan), en zie, Eli zat op de zetel (aan de) weg, handenwringend, uitkijkend, want zijn hart beefde, vanwege de ark van God. En de man was gekomen om (het) in de stad te vertellen. En heel de stad schreeuwde (het uit).
In 1 Samuel 1:9 staat expliciet dat Eli bij de deurposten van de tempel zat. Het steeds ‘zitten’ wijst erop dat hij (door zijn hoge leeftijd) niet meer in staat was om op de uitkijk te staan. Het is de vraag of hij dan nog wel capabel was als leider.
Zetel, zitplaats, troon.
Handenwringend: hier staat een niet-bestaand woord, namelijk ‘jach’. Normaal zou zijn als het woord ‘jad’ gebruikt was. Nu lijkt het alsof de slotletter de ‘d’ een verticale streep gekregen heeft, waardoor het de letter ‘kaf’ is geworden, en nog wel een speciale vorm, namelijk de schrijfwijze van de laatste letter van een woord: ‘slot-kaf’. De Masoreten geven aan dat dit een schrijffout is en dat gewoon ‘jad’ gelezen moet worden. Dit word ‘jad’ heeft als betekenis ‘hand’, maar het wordt ook gebruikt om de oever van een rivier mee aan te duiden of de kant van de weg. Veel handschriften hebben dan ook deze correctie zoals de Masoreten die aangeven, net als alle vertalingen. Zie verder het artikel ‘handenwringend’.
Weg. Het voorstel is om in plaats van het woord ‘weg’ te lezen ‘de poort’. Zie hiervoor vers 18. De Septuaginta heeft ‘naast de poort, de weg afkijkend’. Mc Carter stelt voor te lezen dat Eli boven de poort zat.
Eli lijkt als laatste geïnformeerd te worden. Is dit ook een aanwijzing dat hij nauwelijks meer gezag heeft? Is het Eli ontgaan dat de bode langs hem heen gelopen is?
Uitkijken. Het gebruik van dit woord is opmerkelijk, want Eli was immers blind. De oorspronkelijke betekenis van dit woord is: doen oplichten met de ogen, of: vooroverbuigen om beter te kunnen zien.
Beven, bang zijn. Dat Eli’s hart beefde betekent dat hij angstige voorgevoelens had.
Vers 14 En Eli hoorde het geluid van het geschreeuw. En hij zei: Wat is het geluid van deze menigte? En de man snelde (toe), en hij kwam en hij vertelde (het) aan Eli.
Geschreeuw. In vers 6 waren het de Filistijnen die naar de reden van het gejuich vroegen.
Menigte: hiermee wordt een lawaaierige menigte bedoeld.
Snellen, snel lopen.
Vers 15 En Eli was achtennegentig jaar en zijn ogen stonden en hij kon niet zien.
Dat Eli achtennegentig jaar oud was is al bekend uit hoofdstuk 2:22. Blijkbaar is er sindsdien wenig tijd verlopen.
Opstaan. Het woord ‘ogen’ is een collectief, vandaar de vorm van het enkelvoud van het werkwoord ‘het stond. Qumran heeft het meervoud net als alle vertalingen en ook zoals ook in 1 Koningen 14:4 staat.
Met betrekking tot de blindheid van Eli wordt hier het woord ‘opstaan’ gebruikt, net als in 1 Koningen 14:4 van de profeet Ahia gezegd wordt. In 1 Samuel 3:2 staat een ander woord; daar lijkt Eli’s gezichtsvermogen al verminderd, hier is hij helemaal blind. Is de oorzaak van de blindheid staar?
De Septuaginta heeft vele woorden extra: En Eli zei tot hen die rondom hem stonden: wat is dat voor een geluid? En de man haastte zich en kwam bij Eli en zei tot hem… .
Eli kon vanzelfsprekend niet aan de gescheurde kleren en de aarde op zijn hoofd zien dat de bode een dramatisch bericht bracht.
Vers 16 En de man zei tot Eli: ik ben gekomen uit de slagorde, en ik, ik ben gevlucht uit de slagorde vandaag. En hij zei: wat is er gebeurd mijn zoon.
De Septuaginta heeft hier een gewijzigde versie. In plaats van ‘en de man zei tot Eli’ heeft de Septuaginta (net als in vers 14 staat): En Eli vroeg de man die bij hem stond: wat is dit voor een rumoer? Toen haastte de man zich tot Eli en hij zei tot hem…. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de man zich tot Eli haastte nu hij hem als laatste op de hoogte lijkt te brengen van het onheilsbericht.
De Septuaginta heeft: ‘uit het kamp’, in plaats van ‘uit de slagorde’.
Bar-Efrat zegt: dat er tweemaal het woord ‘ik’ achterelkaar staat en tweemaal het woord ‘slagorde’ gebruikt wordt, kan erop wijzen dat de man van streek is en verward is. Van Zijl meent ook dat de stokkende stijl aangeeft dat de bode geen goede tijding brengt.
Trouwens ook de uitspraak van Eli is niet helemaal correct Hebreeuws. Letterlijk zegt hij: Wat is er gebeurd, de zaak, mijn zoon? Ook bij Eli kan dit wijzen op emotionaliteit.
Vers 17 En de boodschapper antwoordde, en hij zei: Israel is gevlucht voor de Filistijnen, en ook is er een grote slag toegebracht aan het volk. En ook uw twee zonen zijn dood, Chofni en Pinechas. En de ark van God is in beslag genomen.
En ook. Dit komt tweemaal voor in dit vers. De bedoeling is om een climax aan te geven.
Vers 18 En het geschiedde toen hij de ark van God ter sprake bracht, dat Eli van op zijn zetel viel, achterover, terzijde (aan) de kant van de poort. En hij brak zijn nek en hij stierf, want de man was oud en zwaar. En hij had Israel gericht veertig jaar.
Ter sprake brengen, vermelden. Ook komt dit voor in Genesis 40:14.
Terzijde. Velen lezen ‘aan de kant van’, zonder ‘terzijde’.
Zwaar, zwaarlijvig. Zie vers 21.
Richten. Nergens anders wordt vermeld dat Eli richter was.
Vers 19 En zijn schoondochter, de vrouw van Pinechas, was zwanger en bezig te bevallen. En zij hoorde het bericht, dat de ark van God (in beslag) genomen was, en dat haar schoonvader dood was en haar man. En zij kreeg weeën en zij beviel, want de weeën hadden zich tegen haar gekeerd.
Schoondochter’. Hetzelfde woord wordt ook voor ‘bruid’ gebruikt. Zie het artikel hierover.
Bevallen, baren. Letterlijk: Zij was zwanger om te baren. In het Hebreeuws is ‘om te baren’ ‘lalèdet’. Hier staat echter ‘lalèt’, een woord dat geen betekenis heeft. Het is wel zeker dat ‘lalèdet’ bedoeld is. In Jesaja 26:17 staat de correcte vorm. Zie het artikeltje aan het eind van dit hoofstuk hierover.
Schoonvader.
Weeën krijgen, zich krommen. Zie Exodus 1:16. In die tijd bevielen vrouwen in het Middenoosten knielend, of zittend op stenen, op een zogenaamde baarkruk, een ‘masjbeer’. Zie ook Job 39:3.
Zich keren tegen, zich omkeren, omgekeerd worden. Letterlijk staat er dat de weeën zich tegen haar gekeerd hadden. Zie ook 1 Samuel 10:6 en Jona 3:4.
Volgens 1 Samuel 14:3 had de vrouw al een zoon. Mogelijk dat het hier dus haar tweede kind is. Dat een vrouw sterft bij de bevalling van het eerste kind kwam nog al eens voor, een tweede bevalling vormde een veel kleiner risico. Ook Rachel stierf bij de bevalling van haar eerste kind. Zou de schrijver verband willen leggen tussen deze beide verhalen?
Vers 20 En ongeveer op het moment dat ze stierf zeiden de omstanders tegen haar: Wees niet bang, want je hebt een zoon gebaard. Maar zij antwoordde niet, en niet had ze haar hart gezet.
Omstanders: letterlijk ‘degenen die stonden (vrouwelijk).
Zetten, plaatsen. Zijn hart zetten is ‘aandacht schenken aan’, ‘acht slaan op’. Met het woord ‘hart’ wordt in het Hebreeuws namelijk ‘het verstand’, ‘de aandacht’ bedoeld.
Vers 21 En ze noemde de knaap: Ikabod, door te zeggen: Weggevoerd is eer uit Israel. Vanwege het weggenomen zijn van de ark van God, en vanwege haar schoonvader en haar man.
Ikabod. Deze naam betekent: ‘Waar is de eer?’. Deze naam komt ook voor in 1 Samuel 13:4.
Het eerste deel van deze eigennaam ‘I’, dat gelezen kan worden als ‘Ée’, betekent in het Hebreeuws ‘waar’? Gedacht wordt dat dit een afkorting is van ‘in’ of ‘ajin’, dat ‘er is niet’ betekent. Men vergelijkt het wegvallen van de ‘n’ aan het eind van dit woord wel met andere eigennamen waar dit ook gebeurt, zoals Ithamar, Izebel en Iëzer. Maar omdat de moeder gelijk een verklaring geeft voor de naam die ze haar kind geeft, waarin ‘er is niet’ verborgen is, is het wel zeker dat deze slotletter ‘n’ met opzet weggelaten is. De echte betekenis van ‘i’/’ee’ is ‘waar?’. Ook wel geschreven als ‘ajee’.
Door te zeggen: dit duidt op een officiële mededeling.
Eer: letterlijk ‘gewicht, zwaarte’. Dit woord is de aanduiding van het teken van Gods aanwezigheid. Zie Exodus 10:18 en Hosea 10:5. Zowel hier als in vers 22 wordt dit woord zonder lidwoord geschreven. Dit zou een extra aanduiding zijn dat hiermee God zelf bedoeld is. Zie Jeremia 17:12.
Vanwege: dit woord heeft meestal de betekenis van: tot, tot aan, naar toe. Hier: met betrekking tot, vanwege. Dit woordje gebruikt de vrouw als ze het over de ark en over haar schoonvader heeft.
Vers 22 En ze zei: Weggevoerd is de eer uit Israël, want de ark van God is (weg)genomen
Psalm 78:60-64 is goed als aansluiting bij dit verhaal te lezen. Daar gaat het ook over de lotgevallen van de ark.
*1 Het woord ‘jach’ bestaat uit twee letters die beiden ‘hand’ betekenen, namelijk de jad (of jod) en de ‘slot-chaf’. De jad is de aanduiding van de hand met de handpalm naar onderen en de chaf is de aanduiding van de hand met de handpalm naar boven. Door deze opvallende verschrijving is het alsof de schrijver ons de handbewegingen van Eli laat zien: dan weer met de handpalm naar boven, dan weer met de handpalm naar beneden. De schrijver lijkt hiermee te willen aangeven dat Eli handenwringend op zijn zitplaats zat te wachten.
*2 In het gedeelte van vers 19-22 ontbreken twee letters, namelijk de ‘daleth’ en de ‘slot-nun’. Deze beide letters vormen samen het woord ‘din’. Dit heeft de betekenis van: ‘Hij oordeelt/Hij heeft geoordeeld’. Mogelijk dat de schrijver in geheimtaal dit weergegeven heeft in dit verhaal.
Commentaar verwerkt van: Alter, van de Born, Budde, Delitzsch, Goslinga, de Groot, Hertzberg, Keil, Klein, Pulpit commentary, Smelik, Smith, Tsumura, en van Zijl.