< Alle onderwerpen
Printen

Jesaja 52: 7-10

Jesjaja 52:7-10 behoort tot de profetieën van herstel een troost voor Israël en Zion. Prachtige beelden: “Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de verkondiger, die vrede aankondigt, die het goede brengt, die redding verkondigt, die tot Zion spreekt: Uw God is Koning”. Een passage in een hoofdstuk dat messianistisch geduid moet worden volgens Joden én christenen. Hoewel dat niet per se noodzakelijk is. Men zou het herstel ook kunnen duiden als betrekking hebbend op de Tweede Tempel die door de Joden die terugkeren uit Babylonië na de ballingschap weer herbouwd wordt.

Vooral die voeten of benen van de verkondiger (mewaser) spreken tot de verbeelding. Natuurlijk worden ook de benen van de vrouw geroemd in het Hooglied (7:1). Maar, wie ís die verkondiger eigenlijk? Is dat de profeet Elija of een andere profeet die de komst van de Masjiach zal aankondigen? Misschien is het de komst van de Masjiach zelf – het proces van verlossing – die zoals een overwinning op de bergen wordt gevierd, zijn intrede kenbaar maakt en deze boodschap de hele wereld rondgaat (zie Kimchi op v. 7).

Die voeten symboliseren misschien nog wat anders. Zoals Mozes Gods gelaat ziet nadat het voorbijgetrokken is, en Jakob achteraf vaststelt: “Waarlijk, de Eeuwige is op deze plaats aanwezig en ik heb het niet geweten”. Zo is het ook met het messiaanse proces – de mens ziet daarvan het scenario zich ontvouwen van beneden – de benen – naar boven toe: het hoofd. Als de benen al mooi zijn dan kan de rest alleen nog maar mooier worden. Waarom zou de komst van de Masjiach per se met rampen, hongersnoden en ellende gepaard moeten gaan? Malbim (19e eeuw) ziet in vers 7 verschillende stadia in het messianistische proces: 1)vrede 2)bouw van de Tempel en het ontspruiten van de Hoorn van David 3) inzamelen der ballingen 4) Koninkrijk der Hemelen wordt onthuld over de hele aarde en mensheid.

In vers 8 lezen we over de stem van de ‘tzofajich’ – soms vertaald als wachters (NBG). Anderen zien hier profeten in – omdat in het Hebreeuwse ‘tzofajich’ het werkwoord kijken zit. De profeten werden ook ‘zieners’ genoemd, omdat zij de toekomst helder zien in visioenen. Anderen vertalen het met leiders (Targoem). Het zien keert ook aan het einde van het vers weer terug: “want met eigen ogen zien zij, hoe de Eeuwige naar Zion terugkeert”. Dat kan op de profeten of de elite slaan maar ook op heel Israël die allen profeten zullen zijn en de glorie van God zelf kunnen zien, zoals ooit op de SInai (Kimchi). Vers 9 spreekt over de puinhopen die in jubelende vreugde uitbreken omdat God Israël heeft getroost en Jeruzalem verlost. De puinhopen kunnen letterlijk de verwoeste stad zijn, maar ook de mensen die schimmen zijn van wat ze ooit waren. Oorlog en ontheemding maken mensen tot ruïnes.

Vers 10 spreekt tot slot over de arm van God die aan de hele mensheid getoond wordt. Ogenschijnlijk een verwijzing naa machtsvertoon en kracht, maar het is wel een ‘heilige arm’. Volgens Malbim dan ook de grote wonderen die mens niet op eigen verdienste kan verdienen, en die Gods Koninkrijk in de wereld bekend zullen maken. Door de redding van Israël en het herstel van Zion.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *