< Alle onderwerpen
Printen

Romeinen 12: 1-8

De vernieuwing van het denken

Door Bert-Jan Lietaert Peerbolte

Inleidende opmerkingen (door D. Pruiksma)

Zondag 2 oktober 2016 is “Israëlzondag” in de Protestantse Kerk in Nederland. Thema: Vernieuwing van je gezindheid, transformatie met hart en ziel.
Dit jaar is ervoor gekozen om in het begeleidende materiaal niet de teksten van het oecumenisch leesrooster te volgen. Daarom wordt als eerste bijdrage hier gegeven de exegetische notities van Bert-Jan Lietaert Peerbolte, zoals die in het materiaal voor Israëlzondag zijn opgenomen.
Voor wie hecht aan de vaste leesorde in de eredienst, volgt daarna een bijdrage van Jan Willem Stam uit het materiaal voor Israëlzondag 2010 toen er wel voor werd gekozen de teksten van het jaarrooster toe te lichten.
Alle teksten werden overgenomen met vriendelijke toestemming van de redactie van de Handreikingen voor de Israëlzondagen, bij monde van de heer Floor Barnhoorn.
Na de beide toelichtingen zijn twee links opgenomen voor de volledige Handleidingen Israëlzondag 2010 en Israëlzondag 2016. In beide brochures vindt u liturgisch materiaal, suggesties voor de kinder(neven)dienst en preekschetsen.

Uit het materiaal voor Israëlzondag 2016

De vernieuwing van het denken

Door Bert-Jan Lietaert Peerbolte

In Rom. 12:1-8 gaat Paulus over op een nieuw onderwerp. Hij heeft in de voorliggende hoofdstukken (cc. 9-11) gesproken over de verhouding van de gelovigen in Christus tot het reeds bestaande Israël. Wat er in Christus gebeurd is en gebeurt, is nieuw, aldus Paulus. Het is de nieuwheid van het leven, de nieuwheid van de Geest (Rom. 5:17) die doorbreekt in de oude schepping. Elders kan hij deze vernieuwing van de wereld zelfs aanduiden als een ‘nieuwe schepping’ (2 Kor. 5:17; Gal. 6:15). Deze nieuwe schepping die een ‘nieuw verbond’ behelst (1 Kor. 11:24), bepaalt het denken van Paulus. In de onderhavige passage roept hij de gemeente van Rome op om zich op vergelijkbare wijze door inbreuk van het nieuwe in de menselijke werkelijkheid te laten bepalen.

Afstemmen op het nieuwe dat Christus brengt
Paulus’ oproep begint ermee dat hij de Romeinen vraagt zich geheel ten dienste van God te stellen (vs. 1). Hij gebruikt hiervoor cultische uitdrukkingen (‘een levend offer dat God welgevallig is’) en maakt daarmee duidelijk dat hij de bestaande rituele vormen van het offer, zowel in Grieks-Romeinse als in Joodse kring, wil vervangen door de verering van God als een offerte beschouwen. De gelovigen dienen zichzelf te geven in plaats van een offerdier. Het is een nieuwe toespitsing van de gedachte dat JHWH geen brandoffers wil maar barmhartigheid (Hosea 6:6; vgl. Matt. 9:13; 12:7; 23:3).
De toespitsing volgt in vs. 2. Daar roept hij de Romeinen op tot het vernieuwen van hun gezindheid (NBV). Voor Paulus is ‘de wereld’, dat wil zeggen: de menselijke wijze van samenleven die de hem omringende cultuur kenmerkt, afgeschreven en oud. Gods inbreuk op die wereld in de persoon van Christus, die de nieuwe schepping brengt, dit is voor Paulus het centrum van het leven. Wanneer hij de volgelingen van Christus in Rome oproept zich te laten veranderen door de vernieuwing van hun denken, dan wil Paulus eigenlijk dat zij hun denken afstemmen op het nieuwe dat Christus brengt.

Dit betoog van Paulus ligt in de oudheid niet erg voor de hand. In de eerste eeuw geldt eigenlijk dat alles wat ‘nieuw’ is, verdacht is. Alleen wat oud is kan goed zijn, omdat iets wat goed is zichzelf bewijst en het ultieme blijk daarvan is dat een denkbeeld, een ritueel, een boek of wat dan ook lang meegaat. En dus oud is. Paulus breekt met dit gedachtegoed en presenteert de nieuwheid van het leven in Christus als essentieel.

Eén lichaam in Christus
Het is van belang om op dit punt in te brengen dat Paulus een apocalypticus was die het einde van de oude schepping verwachtte. Hij ging ervan uit dat nog tijdens zijn leven de wederkomst van Christus zou plaatsvinden, en hij was er diep van overtuigd dat de oude schepping afgedaan had.
De uitdrukking uit vs. 2, de ‘vernieuwing van het denken’, staat eigenlijk voor het afstemmen van het menselijk denken (én handelen!) op de vernieuwing van het leven in en door Christus. Paulus kan het over zichzelf zo zeggen dat hij niet langer zelf leeft, maar dat Christus leeft in hem. In de voorgaande hoofdstukken van de brief aan de Romeinen heeft hij stilgestaan bij de vraag wat die vernieuwing in Christus nu betekent voor Israël. In deze passage drukt Paulus zich niet altijd even helder uit, wat ertoe geleid heeft dat zijn denken op dit punt nog steeds onderworpen is aan een flinke discussie. Vanaf 12:1 wendt hij de blik evenwel en richt hij de focus op de interne verhoudingen in de gemeente van Christus.
De vernieuwing van het denken moet leiden tot openheid ten opzichte van ‘wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is’. Paulus spreekt hier niet over abstracte ethische normen en over de vraag wat een mens wel zou mogen en wat niet, maar hij begint hier een vermaning aan de gemeente om vooral eensgezind te zijn.
Deze vermaning volgt in vv. 3-21. In de w. 3-8 wijst Paulus op diversiteit in de gemeente en duidt deze, opmerkelijk genoeg, net als in 1 Korintiërs 12-14. positief. Paulus gebruikt hetzelfde beeld als in 1 Kor. 10:17; 12:13, 27, namelijk dat van het lichaam. Dit beeld wordt in de latere brieven aan de Efeziërs en de Kolossenzen nader uitgewerkt tot de bekende metafoor van de kerk als het lichaam van Christus. maar hier gaat het nog om een beschrijving van de diversiteit in de gemeente die tegelijk een eenheid vormt. In vs. 5 noemt Paulus de gemeente ‘één lichaam in Christus en dat is nog net even iets anders dan de latere metafoor van de kerk als het lichaam van Christus.

Eensgezindheid in diversiteit
Het zou te ver voeren en het bestek van deze bijdrage te buiten gaan om heel hoofdstuk 12 hier te analyseren en te bespreken. Eén aspect van dit hoofdstuk moet evenwel beslist genoemd worden. Dat is het verrassende feit dat Paulus in zijn nadruk op de vernieuwing van het denken weliswaar wijst op het belang van eensgezindheid (vgl. vs. 16), maar tegelijk een metafoor gebruikt die de eenheid van een zeer divers gezelschap benadrukt. Paulus houdt geen pleidooi voor dogmatische eenheid, maar voor eensgezindheid in diversiteit. En dat is beslist iets anders.
In vv. 3-8 geeft Paulus een interessant inkijkje in het functioneren van de gemeente in de jaren vijftig van de eerste eeuw. Hij spreekt over profeteren, over het verlenen van bijstand, over onderwijzen, over troosten, over weggeven, over leidinggeven en over barmhartig zijn. Het is duidelijk dat deze gemeente nog geen ambten kent en geen hiërarchische verdeling van taken. is het te zien dat de diverse activiteiten van de gemeente door Paulus in een en hetzelfde kader geplaatst worden, namelijk het kader van de vernieuwing van de wereld die doorbreekt in de aanwezigheid van Christus.
Dit laatste is impliciet een opdracht voor de christelijke gemeente. Paulus vermaant de Romeinen om te leven op de wijze waarop hij het voorstelt, omdat zij zô worden tot een teken van het nieuwe leven. Het is in wezen een toespitsing van de gedachte uit Lev. 11:44-45. Daar spreekt JHWH: “Wees heilig, want ik ben heilig.” Vanuit deze houding maant Paulus de Romeinen om hun leven in te richten vanuit de nieuwheid van de schepping die in Christus gekomen is.
Na bijna tweeduizend jaar hebben die woorden nog niet aan kracht ingeboet. In het lezen van Romeinen 12 klinkt ook nu de oproep om te leven vanuit de nieuwheid van Christus.

Bert-Jan Lietaert Peerbolte is hoogleraar Nieuwe Testament aan de VU, Amsterdam

Uit het materiaal voor Israëlzondag 2010

Preekschets voor Israëlzondag 2010 ‘Vertrouw op de HEER en doe het goede’

Door Jan Willem Stam

Tijdens mijn studie leerde ik van het Jodendom dat geloof niet alleen een innerlijk overtuigd zijn is van een aantal waarheden of een gevoelsmatige verbondenheid met God, maar juist ook een praktijk, een levensstijl. De binnenkant van het geloof heeft in het christendom meer waardering gevonden dan de buitenkant. Van het Jodendom leren wij dat binnen- en buitenkant even belangrijk zijn, ja, eigenlijk samenvallen. Dat zien we ook terug in Psalm 37:3a, dat als thema boven deze preekschets staat. Het vertrouwen en het goede doen, spiritualiteit en ethiek, horen bij elkaar.
Het Gemeenschappelijk leesrooster geeft voor deze derde zondag van de herfst (2010) de volgende lezingen.

Habakuk 3:1-3, 16-19. Deze verzen vormen het begin en einde van Habakuk 3, een hoofdstuk dat bekend staat als ‘de psalm van Habakuk’. De aanduiding psalm is gezien de taal en vorm voor de hand liggend. Het probleem dat in het boek Habakuk aan de orde is. is het probleem van het kwaad. Een monotheïstische religie die niet louter ceremonieel is, maar ook ethisch, heeft een groot probleem met onrecht (sociaal en internationaal), want God is de meester van de geschiedenis.
De oplossing die Habakuk I en 2 aandraagt is Gods komst en oordeel aan het einde van de geschiedenis. Dat vraagt in de tussentijd van de gelovigen om geduldig en vol vertrouwen te wachten op Gods komst. Die lijnen, Gods uiteindelijke komst en het vertrouwen in de tussentijd, zien we ook terug in Habakuk 3. Vers 1 is het opschrift van de psalm.
In vers 2 wordt God aangeroepen om te komen. Vers 3 tot 15 beschrijft de theofanie. Tot slot volgt in vers 16 tot 19 de reactie van de profeet. Hij heeft Ieren wachten en hopen. Zo Iaat deze lezing zien dat God niet gegijzeld wordt door de omstandigheden. Niets is uitgesloten van Zijn mogelijkheden. Dat heeft betekenis voor de hele geschiedenis en wordt tegelijkertijd intiem aangeduid.

Psalm 37:1-11. Psalm 37 deelt haar thematiek met de voorafgaande psalmen (33-36), namelijk ‘goed doen’ (vers 3, 27) en ‘recht en gerechtigheid’ (vs. 6, 28, 30).
Psalm 37 is door zijn acrostichonstructuur een eenheid, die vervolgens op basis van de spreekrichting te verdelen is in drie onderdelen. 0e voorgestelde lezing is het eerste deei 11-11), waarin de spreekrichting van de dichter de hoorder aanspreekt en vermaant. Het tweede deel (12-26) is een uiteenzetting zonder directe aanspraak. Het derde deel (27-40) grijpt weer terug op het eerste, ook hier vinden we uitgebreid gemotiveerde vermaningen. Vers tot 1 1 schetst ons een dichter die met zijn gehele retorische en theologische bagage iemand probeert gerust te stellen. Deze persoon of personen maken zich kennelijk boos over de voorspoed van de slechte mensen (vs. 1, 7. 8). Hun boosheid is niet nodig, want de voorspoed van deze slechte mensen is maar van korte duur (vs. 2, 9, IC). Eerlijk duurt het langst. De dichter wil echter verder gaan dan deze volkswijsheid. Hij spreekt over de relatie met God. De dichter bepleit een leven in vertrouwen op Hem (vs. 3, 5). Hierbij spreekt de dichter zijn chagrijnige toehoorders met heie tedere woorden toe (vs. 4, 11).

Lucas 17:1-10. Deze lezing vormt de afsluiting van Jezus’ tweede etappe tijdens zijn reis naar Jeruzalem, de plaats van het lijden. De reis vormt een literair kader voor het onderricht aan zijn leerlingen en disputen met tegenstanders. Vanaf 16:14 richt Jezus zich tot de Farizeeën. Vanaf 17:1 verschuift het perspectief naar de leerlingen. In 17:5 wordt de kring nog kleiner als Jezus zich richt tot de apostelen.

Jezus brengt vier thema’s ter sprake: ergernis (vs. 1-3a), vergeving (vs. 3b, 4), geloof (vs. 5, 6) en dienstbaarheid {vs. 7-10). Allereerst het geven van ergernis. Daarbii kan gedacht worden aan het veroorzaken van geloofsafval of zonder maar ook aan onbarmhartigheid in het algemeen. Het is onvermijdelijk dat zulk soort dingen gebeuren, zegt Jezus vot realiteitszin. Toch is er geen enkel excuus voor het geven van aanstoot. Daarom waarschuwt Jezus scherp met het heftige beeld van iemand die verdrinkt.
Vervolgens de vergeving. Ook hier spreekt Jezus realistisch. Geen vergeving zonder meer, maar eerst vermanen en in het geval er dan berouw wordt getoond kan vergeving plaatsvinden. Als het in die volgorde gaat, dan gaat het ook overvloedig, zevenmaal op een dag, vergelijk ‘Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben wie ons iets schuldig was’ {11:4).
Ten derde spreekt Jezus over geloof De leerlingen vragen – vanuit de opdracht tot zevenmaal daags te vergeven? – om een groot geloof. Jezus antwoordt met een verwijzing naar een heel klein mosterdzaadje. Daarmee wijst Jezus de wens naar een groot geloof min of meer af. Tegelijkertijd heeft dit geloof enorme mogelijkheden: de diep gewortelde moerbeiboom kan ermee naar zee worden gestuurd.
Het vierde thema, dienstbaarheid, zet de apostelen, de steunpilaren van de jonge christelijke gemeenten, op hun plaats. Zij blijven knechten die slechts hun plicht doen.

Samenhang

In Habakuk 3 en Psalm 37 zien we hetzelfde gebeuren: een worsteling van een mens die zich verantwoordelijk weet voor de wereld om hem heen en geconfronteerd wordt met wat strijdig is met zijn geloof. Bij Habakuk zou je die worsteling meer intern kunnen noemen, in Psalm 37 is de dichter in gesprek met wie zich boos maken. Het is in die lijn dat het Jodendom aan de kerk vraagt waarom zij meent dat dé verlossing al gekomen is. Voelen wij die boosheid uit Psalm 37 en de worsteling van Habakuk nog mee? We leven in de tussentijd. Dat besef klinkt ook door in Lucas 17. Jezus spreekt zijn leerlingen toe terwijl ze onderweg zijn. De weg van de verlossing is de weg van het lijden en op die weg zijn er nogal wat hobbels te nemen (ergernis vermijden, aldoor vergeven, geloven en je plicht doen.

Mogelijkheden voor de preek

De teksten geven aanleiding tot een preek waarin het gaat over de manier waarop de gemeente in de wereld staat. Het Jodendom stelt de kritische vraag of wij nog weten van het leven in de tussentijd. Weten wij nog wat wachten is, wachten op God?
De vraag rijst vervolgens wat ons te doen staat in die tussentijd. Maken we ons kwad over wat er allemaal gebeurt? Cynisme ligt voor de hand. We kunnen onszelf verliezen in profetische boosheid. Psafrl 37 zegt: vertrouw op de Heer en doe het goede. Die twee hangen dus samen. Uiteindelijk is het doen van het goede niet zinloos. Het goede doen is heel concreet. In dit verband kan een positieve waardering van de Tora als leefregel aan de orde komen. Ook kan gedacht worden aan de Noachitische geboden (zie het jaarthema van Kerk en Israël Onderweg 2009-2010) als concrete uitwerking wat ‘het goede’ is voor niet-Joden.

Heel spannend kan het worden als ook de concrete politieke situatie in het Midden-Oosten in de preek aan de orde komt. 0e teksten geven daar volop aanleiding toe. Het vervolg van Psalm 37:3 is ‘bewoon het land en leef er veilig’. De gerichtheid van de staat Israël op veiligheid – die ons westerlingen helemaal niet vreemd is! – komt hier in het licht te staan van het vertrouwen op God en het doen van het goede. En hoe verhoudt zich het vertrouwen op “Gods reddende verschijning tot eigenmachtige politiek? Delend in de ver• wachting van de komst van het koninkrijk van God en juist in verbondenheid mogen deze vragen in de gemeente aan de orde komen. Juist de lezingen van deze zondag vragen ons om concreet te worden. Dan blijven we ook zelf niet buiten schot.

Geloof vraagt om een levensstijl. Geloof is een levensstijl. Wie als leerling luistert naar de woorden van Jezus in de lezing uit Lucas 17 blijft bescheiden. ‘Let goed op jezelf’ is misschien wel de kern van Jezus’ woorden. Zorg ervoor dat ie geen mensen over de rand duwt. Vergeef wie je als broeder of zuster geschonken is. Streef niet naar een groot geloof, maar naar geloof dat werkt. Doe je plicht, daar heb je meer dan genoeg aan.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *