< Alle onderwerpen
Printen

Psalm 098

Zingt een nieuw lied

Psalm 98 maakt deel uit van de liederen die gezongen worden bij de verwelkoming van de sabbat, kabbalat sabbat, “Ontvangst van de sabbat”.

Koningspsalm

Deze Psalm behoort in het Psalter tot de Koningspsalmen, de liederen waarin God als Koning wordt geëerd (Pss. 93-99). Gods Koningschap betreft Sion (de religieuze benaming voor de stad Jeruzalem) (Ps. 99:2) en de hele aarde (Ps. 97:5.9; 99:2). Dit mondiale van Gods Koningschap vinden we ook in Ps. 103:19, “Als koning heerst Hij over alles.” Ook de koningen Hizkia (2 Kon. 19:15) en Josafat (2 Kron. 20:6) spreken over Gods mondiale heersen.

Indeling

Psalm 98 is vol vreugde over Gods Koningschap. Voor deze Koning moet gezongen worden. Meerdere termen in dit Bijbelse lied in de verzen 1.4-6.8 duiden daarop:

  • Zing: 1a
  • Juich: 4a.6b
  • In gejubel uitbreken: 4b
  • Zing het uit: 4b.5a
  • Jubelen: 8b

Dit menselijke zingen is gericht tot de Eeuwige (ליהוה): 1a.4a.5a. De zinsnede uit 98:4 wordt in vers 6 gevarieerd tot “Juich voor het aangezicht van de Koning, de Eeuwige”. In vers 8-9 vinden we “jubelen voor het aangezicht van de Eeuwige”. In vers 5slot horen we het zelfstandig naamwoord “lied” (זמרה). De woordstam זמר zit ook in het opschrift מזמור.

Over het zingen schrijft rabbijn Jonathan Sacks: “Music is the map of the Jewish spirit, and each spiritual experience has its own distinctive melodic landscape. … Without an affective dimension – without music – Judaism is a body without a soul. It is the songs we teach our children that convey our love of God.” (Torah as Song | Vayelech | Covenant & Conversation | The Rabbi Sacks Legacy, geraadpleegd 11 februari 2025).

De lofzang wordt blijkens 98:5-6 begeleid met meerdere instrumenten, zoals we dat ook vinden in Ps. 33:2; 71:22; 81:3-4; 92:4; 149:3; 150:3-5.

In Ps. 98:1-3 gaat het om de daden van God aan Israël, waarbij de volken toeschouwers zijn (98:2slot.3b). Drie keer wordt van “redden/redding” gesproken ישע (1b) ישועה (2a.3b).

Vanaf 98:4 zijn de volken deelnemers in de lofzang. De verzen 98:4-6 worden omraamd (inclusie) door dezelfde oproep: “Juich” (הריעו).

In 98:7-8 wordt de schepping erbij betrokken.

In het slotvers van de Psalm wordt bezongen dat God wat Hij aan Israël heeft gedaan (zijn gerechtigheid, vers 2b), aan de hele aarde zal doen.

Zo laat deze Psalm ons zien dat God begint in Israël, maar zijn handelen verbreedt tot de totale werkelijkheid.

De God van Ps. 98 doet wonderen (vers 1), bewerkstelligt redding (vers 1, 2 en 3), laat gerechtigheid zien (vers 2), gedenkt (vers 3), komt (vers 9), spreekt recht (vers 9 [2x]).

De redding, waarover in 98:1-3 wordt gezongen, heeft plaatsgevonden. In vers 1 worden in het Hebreeuws als werkwoord perfecta gebruikt. Het is dus gerealiseerd. De uitbreiding van Gods heil tot de volken (98:9) wordt verwoord als toekomst. Dit wordt aangegeven door het imperfectum in 98:9b, “Hij zal recht spreken”.

Enkele details

  1. In 98:1 wordt opgeroepen een nieuw lied te zingen. We vinden dat nieuwe lied ook in Ps. 33:3; 40:4; 96:1; 144:9; 149:1; Jesaja 42:10. Waarop duidt dat “nieuw” in 98:1? Nieuw kan in de Schrift duiden op ongebruikt, zoals de nieuwe wagen, waarop de ark moest worden vervoerd (1 Sam. 6:7), als uiting van het besef van Gods heiligheid, op iets ongedachts, zoals het nieuwe waarover Jeremia in Jer. 31:22 spreekt, op de nieuwe dingen die God doet gebeuren (Jes. 42:9), op een nieuw begin, zoals het nieuwe verbond in Jer. 31:31-34, en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Jes. 65:17; 66:22; Openb. 21:1). Men kan verschillende verklaringen geven voor het nieuwe lied in 98:1: iedere dag is nieuw en vraagt om een nieuw lied, of: een nieuw lied voor Hem die alles nieuw maakt. We kunnen ook denken aan de verbreding, dat Gods handelen ook de volken gaat omvatten.
  2. Waar in Psalmen waarin een beroep op God wordt gedaan, in de tweede persoon tot God wordt gesproken, wordt in lofpsalmen in de derde persoon over God gesproken.
  3. Mensen worden opgeroepen tot lofzingen om Gods daden. Deze oproep verbindt de Psalmen 95, 96, 98, 100.
  4. Duidelijk is de nauwe relatie van Psalm 98 met woorden uit Jesaja 40vv. Zie 42:10; 44:23; 49:6.13; 51:5; 52:10; 55:12; 62:2. Over de oorsprong van deze relatie wordt verschillend gedacht.
  5. Psalm 98 heeft een echo in Luc. 1:54 (gedenken aan barmhartigheid) en in het lied van Simeon (Luc. 2:31-32).

 

Adri van der Wal
11 februari 2025

Inhoudsopgave