< Alle onderwerpen
Printen

Marcus 07: 31-37

Effatha

door Eeuwout Klootwijk

In de Bijbel speelt taal een grote rol. Taal, woorden, mond, tong, lippen – het zijn allemaal woorden en beelden die aangeven dat je als mens een communicerend wezen bent. Taal heeft in de bijbel niet alleen iets met communicatie tussen mensen te maken, – God heeft ook alles met taal, communicatie te maken. We horen (!) telkens weer dat God spreekt. De Tora begint met het eerste woord van God: ‘a moet licht komen!’. ‘In het begin was het Woord’, zo begint het evangelie van Johannes. Je zou vrij kunnen vertalen met: vanaf het begin is er communicatie, is God erop gericht mensen te bereiken, wil Hij woorden van leven geven. Als mensen daaraan gehoor geven, dan komen mensen tot hun bestemming, dan heerst er vrede, dan bloeit de woestijn. Maar het telkens terugkerende refrein in de bijbel is: mensen luisteren niet, ze stoppen hun oren dicht, ze zijn doof.
De mensen zijn – om het beeldend te zeggen – doof en stom, of ze worden doof en stom gemaakt.
In beide gevallen is de communicatie gestoord, zitten mensen potdicht, in een gesloten wereld.

Het verhaal uit Marcus gaat over een doofstomme. Het gaat daarbij, naar mijn idee, niet om letterlijke doofstomheid, om iemand die fysiek niet kan horen of kan spreken. Er wordt ongetwijfeld een herinnering opgeroepen uit Jesaja 35:5. Doofzijn en stom zijn heeft te maken met niet horen naar de woorden van God, en er niet naar handelen. Dat kan door eigen toedoen, maar ook omdat de persoon niet (meer) in staat is: hij of zij is doof/stom gemaakt. In de latere rabbijnse literatuur is een dove persoon iemand die niet verantwoordelijk gehouden kan worden om de Tora en de geboden te houden (b. Yebam. 99b).

Marcus’ vertelling van de doofstomme is een beeldverhaal over een mens die totaal uit balans is.
Het gaat om iemand die niet meer kan communiceren, met zichzelf, met anderen, met God, maar ook om iemand die weer uit zijn isolement geroepen wordt. Het verhaal van Marcus vertelt op ontroerende wijze hoe mensen elkaar en God weer kunnen vinden, hoe er weer communicatie kan ontstaan.

Drie dingen licht ik er uit: afstand nemen, aanraking, ademen.

Allereerst: afstand nemen
Jezus neemt een mens die vastgelopen is en geïsoleerd is komen te staan, terzijde. Even weg uit de mensenmenigte. Even rust. Even afstand van oordelen en vooroordelen. Zo kan hij op adem komen en hoeft hij zich niet te verdedigen en zich af te schermen van de anderen. Wáár dit precies gebeurt, is een vraag. Bas van Iersel gaat er in zijn commentaar vanuit dat dit ergens in het grensgebied is tussen Syria en Galilea. De weg die Jezus gaat oogt omslachtig: hij gaat van Tyrus naar Sidon, dat ten noorden van Tyrus ligt. En vandaar weer terug door het gebied van Dekapolis, een tienstedenbond in de Romeinse provincie Syria, naar het meer van Galilea. Dat is een enorme omweg. Waarschijnlijker lijkt dat Marcus een staande uitdrukking uit de Tenach opneemt, waar Tyrus en Sidon in een vaste volgorde voorkomen. Eduard Schweitzer vermoedt in zijn commentaar op Marcus, dat Jezus deze weg gaat, omdat zo het evangelie ook aan de buitenwereld getoond wordt. Eerder lijkt het mij, dat Jezus getekend wordt in navolging van een profeet als Elia die ook naar Sidon ging (1 Koningen 17:8). De man wordt apart genomen in een grensgebied, in een soort niemandsland. Gaat het te ver om daarbij te denken aan het geven van de Tora in niemandsland, in de woestijn?

Het tweede is: aanraking

Jezus wijst de zere plek aan door zijn vingers in de oren van de man te steken. Na het oor raakt Jezus de tong aan, met zijn eigen speeksel nota bene, beeld van spraakvermogen, van vermogen tot communiceren. Een intiem beeld bovendien. In Marcus 8:23 gebruikt Jezus zijn speeksel overigens ook, nu bij een blinde. In de wereld van de oudheid en ook in het Jodendom was er de gedachte en ervaring dat lichamelijke sappen krachtige genezende werkingen konden hebben. We horen het vaker in de evangelieverhalen: dat Jezus mensen aanraakt. Hier raakt Jezus de man fysiek maar ook geestelijk aan, als hele persoon. In non-verbale taal, taal zonder woorden, zegt Jezus ontzettend veel. Daarbij zijn er veel complexe handelingen van de kant van Jezus. Het gebeurt allemaal aan de man, die er ogenschijnlijk niets aan toevoegt, ook niet zijn vertrouwen/geloof.

Het derde is: ademen

Jezus kijkt omhoog naar de hemel en zucht. Soms zijn woorden te veel als je de verstriktheid ziet waarin mensen kunnen zitten. Maar woordeloos kun je toch heel nabij zijn. Jezus zucht mee met het lijden van deze man, tegelijkertijd is het alsof Jezus diep adem haalt, vanuit zijn tenen, vanuit de bron van alle levensadem, de hemelse Vader. Alsof hij wil laten zien – fysiek en spiritueel – dat je door adem te halen weer kunt opademen. Zuchten, ademen – eigenlijk zijn dat andere woorden voor bidden. Jezus bidt woordeloos en roept de man uit zijn geïsoleerdheid weg en brengt hem in contact met de bron van alle communicatie, God. Jezus spreekt slechts één woord en dat blijkt een wereld van verschil te bewerken: “Effata”. Aramees voor: ‘Open je’. Wat dicht zat, opent zich, wat vast zat komt los. En meteen ging die man open, en ook zijn tong komt los. In het Grieks staat hier: elalei orthoos. Dat is geen aoristus (hij sprak direct), maar een imperfectum: hij sprak telkens in het vervolg. Hier zien we iets oplichten wat The Jewish Annotated New Testament (JANT) de ironie van Marcus noemt. Marcus speelt met het messiaanse geheim (Jezus maant mensen voortdurend hun mond te houden en niet te vertellen wat hij doet) en wat mensen die genezen worden en omstanders er mee doen: het rondbazuinen. Marcus is een ‘meester van de ironie, zegt JANT. Deze benadering geeft iets lichtvoetigs aan het handelen van Jezus.

In verhalen als deze, waarin de tijd wordt verdicht, gebeuren genezingen onmiddellijk. Wat in een paar zinnen samengebald staat, kan jaren, soms een leven lang duren. Met dit kleine verhaal van iemand die uit zijn isolement geroepen wordt kun je weer opnieuw horen waar het om gaat tussen mensen en God: communicatie. In de Bijbel is communicatie iets wat God aan je doet en wat je zelf kunt doen, beide, tegelijkertijd.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *