< Alle onderwerpen
Printen

Lucas 18: 9-14

De Farizeeër en de tollenaar

door Hans Schravesande

In de gelijkenis, die meestal wordt aangeduid met ‘De Farizeeër en de tollenaar’, dreigt al meteen de Farizeeër, met al de negatieve associaties die hij bij ons oproept, ons op het verkeerde been te zetten. Hoeveel vooroordelen over hem brengen wij met ons mee? Maar er is ook een rehabilitatie van de Farizeeërs op gang gekomen. We weten dat niet de ‘werkgerechtigheid’ bij hen centraal stond, maar een leven uit het verbond met God, van waaruit in dankbaarheid en vreugde de Thora gevolgd werd. Het besef ontbrak daarbij niet dat dat niet volmaakt kon, en dat Gods vergeving daarbij nodig was. Veel van de negatieve oordelen over de Farizeeën in de evangeliën kunnen worden terug gevonden in de onderlinge confrontaties tussen Farizese groepen. Daarbij konden even harde woorden vallen als bij Jezus.

De negatieve beeldvorming is de eerste horde die genomen moet worden bij de benadering van deze tekst. Homiletisch komt daarbij een tweede horde. Door de geschiedenis van de uitleg van deze gelijkenis, vooral binnen de Reformatie, ontstaat er al snel de neiging om de christelijke hoorder met de boetvaardige tollenaar te identificeren, uitlopend in de – hoewel meestal niet uitgesproken – dankbede: ‘Ik dank u dat ik niet ben als die schijnheilige Farizeeër’.

In het joods–christelijke gesprek is de rehabilitatie van de Farizeeër een terugkerend thema. Ook omdat veel christelijke oordelen over het Rabbijnse Jodendom in de negatieve beeldvorming van hen hun oorsprong vinden. Hoe zeer christelijke vooroordelen een rol spelen bij de benadering en uitleg van deze gelijkenis is onlangs uitdagend verwoord door de Joodse nieuwtestamentica Amy-Jill Levine in haar boek ‘Short stories by Jesus. The enigmatic parables of a controversial Rabbi’ (2014). Zij wijdt 30 bladzijden aan de gelijkenis. Wij laten haar in een korte weergave zo veel mogelijk zelf aan het woord, zonder ons commentaar. Afsluitend maken we een paar opmerkingen over hoe wij kunnen omgaan met haar benadering.

Zij gaat uitvoerig in op alle vooroordelen die bij christenen in vertaling en uitleg naar voren komen. Al vroeg wordt de Farizeeër tot de jood en de tollenaar tot de christen. Het woord ‘rechtvaardig’ wordt al snel verbonden met zelfrechtvaardiging door werken. De tempel wordt tot een onderdrukkend religieus systeem dat daaraan uitdrukking geeft. In de gelijkenis zou de reinheid van de Farizeeër tegenover de onreinheid van de tollenaar gesteld worden.

De inleidende zin van Lucas in vs. 18 is eerder tot de discipelen gericht dan tot de Farizeeërs. Het is een vermaan voor volgelingen van Jezus aan de hand van twee personen. Die kwamen voor de eerste joodse hoorders eerder karikaturaal en onwaarschijnlijk over dan herkenbaar. De Farizeeër is wel érg rechtvaardig, en een tollenaar zou je niet snel verwachten in de tempel. Christenen zien de houding van de Farizeeër, die in zich zelf gelooft, en vertrouwen heeft dat hij in de relatie met God en mensen op de goede weg is, vooral negatief. Maar dit zelfvertrouwen hoeft op zich niet negatief te zijn en het beroep op Gods genade niet uit te sluiten. Het probleem met de Farizeeër is dat hij over de ander oordeelt zonder hem te kennen of te willen kennen.

Ook met het dankgebed van de Farizeeër is op zich niet veel mis. Hij staat ‘op zich zelf’’. Maar dat betekent niet noodzakelijk dat hij bidt ‘bij zich zelf’, of zelfs ‘tot zichzelf’, zoals sommige vertalingen weergeven. Het karikaturale voor de eerste hoorders zat er waarschijnlijk in dat hij wel erg veel meer deed dan het gewone. Hij vast niet alleen op Grote Verzoendag, maar twee keer per week. Hij geeft niet alleen tienden van wat de wet voorschrijft, maar van al zijn inkomsten en bezit. Dat hij daarvoor dankt zou kunnen aansluiten bij een voorgeschreven gebed in Deuteronomium 15, 12-15. In dit gebed wordt opgesomd hoe de bidder aan alle voorschriften voor het geven van tienden heeft voldaan. Met het gebed is niets mis. Dat zou het ook nog niet zijn als hij naar tollenaars in het algemeen verwees. Er zijn in de joodse traditie meer gebeden waarin dank wordt gezegd dat men niet tot een groep behoort die de thora niet of onvoldoende opvolgt. Het zijn gebeden die in christelijke commentaren vaak worden aangehaald om dit type gebed als typisch joods te kwalificeren. Maar de Farizeeër ontspoort door de concrete tollenaar die op afstand van hem staat te diskwalificeren, zonder zijn gebed of intentie te kennen.

Levine ziet de crux van de gelijkenis in vs. 14, en met name in de vertaling van de uitdrukking ‘par’ ekeinon’. Dat kan vertaald worden met ‘deze ging meer gerechtvaardigd naar zijn huis dan diegene’ (zo nog de SV). Of met: ‘….in tegenstelling tot diegene’ (zo ongeveer de NBG en NBV vertalingen). Het kan ook meer parallel vertaald worden, in lijn met sommige betekenissen van het Griekse voorvoegsel ‘para’: ‘….evenals diegene’. Levine kiest zelf voor een vierde mogelijkheid: ‘vanwege diegene’. Het Jodendom denkt in termen van gemeenschap, die ook als zodanig in meervoud bidt. Denk bijv. aan het ‘Onze Vader’. Binnen die gemeenschap kunnen goede daden anderen ten goede komen, zoals de ‘zechut avot’, de verdiensten van de (aarts)vaderen. Zo zou het surplus van de Farizeeër, juist binnen de ruimte van de tempel, de tollenaar ten goede kunnen komen. Zij verwijst hier ook naar de gerechtigheid van Christus die anderen ten goede komt. Het is zijn geloofsvertrouwen, ‘pistis Christi’, dat dit bewerkt. Dat moet niet vertaald worden met ‘geloof in Christus’, maar met ‘geloof van Christus‘, tot aan het kruis.
Levine laat de eerste hoorders achter met vragen over het gedrag van de Farizeeër en over de oprechtheid van de tollenaar. Zal hij na zijn rechtvaardiging ook onrecht recht zetten, zoals Zacheüs deed na zijn ontmoeting met Jezus? Het schokkende voor hen is dat de tollenaar gerechtvaardigd wordt zonder dat zijn vernieuwde levenshouding zichtbaar is.

Ook al is Gods genade er voor beiden, de vragen zijn niet zo maar opgelost. Maar dat zal voor velen van ons ook gelden voor de uitleg van Levine. Zij geeft toe dat haar uitleg aannemelijker wordt als we de laatste woorden van vs. 14 ‘Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden’ als een redactionele interpretatie van Lukas zien, die niet behoort tot de oorspronkelijke gelijkenis zoals zij die leest en uitlegt.

Ik vraag mij af of het nodig is deze laatste woorden los te koppelen van of in strijd te vinden met de idee dat de Farizeeër en de tollenaar beide gerechtvaardigd worden. De context is de komst van het Koninkrijk. In dit gedeelte gaat het niet om rechtvaardiging of verwerping, maar om de rangorde van het binnen gaan en een plaats vinden in het Koninkrijk. Daar lijken in vs. 9 sommige discipelen moeite mee te hebben. In Lukas 14 wordt een maaltijd beschreven bij een vooraanstaande Farizeeër. Daar spreekt Jezus een gelijkenis uit die gaat over de ereplaatsen en die eindigt met: ‘Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden’. Er is nergens sprake van niet gerechtvaardigd worden. Als het gaat om teksten van rangorde bij Lukas kunnen we nog verwijzen naar Lukas 15, 17 en naar de oudste zoon in de gelijkenis in Lukas 15. Er zijn rechtvaardigen, ook al kan er van alles op hen aan te merken zijn, zoals het neerkijken op anderen, de ‘verloren schapen’. Jezus is niet geroepen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars (Lukas 15,32).

Het woord ‘gerechtvaardigd’ als gerechtvaardigd zijn door God komt in de evangeliën alleen hier voor. Dat biedt boeiende perspectieven in verband met Paulus. Van joodse kant (o.a. Pamela Eisenbaum) wordt er voor gepleit om te vertalen en te spreken over ‘gerechtvaardigd worden door het geloof(svertrouwen) van Christus’. Zoals er ook sprake is van het geloof van Abraham.

Literatuur: Zie voor de uitleg van Levine ook haar commentaar op Lukas in ‘The Jewish Annotated New Testament’ (waarvan zij een editor is). Op het internet is onder ‘Lukas 18, 9-14’ een uitvoerige en zorgvuldige, maar wel meer traditionele, exegese te vinden van Nico Riemersma (‘De zondaar gerechtvaardigd’). Zie daar ook de boeiende atheïstische ‘Preek van de leek’ over deze tekst van Stine Jensen.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *