< Alle onderwerpen
Printen

Psalm 015

Een elftal leefregels. Psalm 15

 

Psalm 15 begint met twee vragen: “Eeuwige, wie mag te gast zijn in uw tent / wie mag wonen op uw heilige berg?” In Psalm 24:3 klinken twee vergelijkbare vragen: “Wie mag de berg van de HEER bestijgen / wie mag opgaan[1] naar zijn heilige plaats?” Op beide plaatsen klinken twee parallelle vragen. Deze vragen omramen de Psalmen 15-24. Deze tien Psalmen vormen samen een bundel binnen het Psalter. Ieder van deze tien Psalmen geeft een eigen antwoord op de genoemde vragen.

Het thema “Wonen op de heilige berg, wonen in Gods huis” komt ook elders voor in het Psalter: Psalm 23:6; 27:4; 61:5; 65:5; 84:5. We zien op die plaatsen verschillende aspecten: Gods bescherming en veiligheid (in de Psalmen 23, 27 en 61), Gods gastheerschap en toegenegenheid (in de Psalmen 23, 27 en 65)[2]. In Psalm 84 gaat het over de tempeldienst van priesters en levieten.

In Psalm 15 fungeert dit thema in een lied over gelovig handelen (Psalm 15:2b.5c). Het gaat om de leefstijl van de mens die bij God aan huis welkom is. Daartoe worden een elftal leefregels opgesomd:

– Vers 2:           (1) Integer door het leven gaan (vergelijk Psalm 101:2.6; 119:1)

(2) Rechtvaardig handelen

(3) Van harte waarheid spreken (dus zuivere bedoelingen hebben)

Bij de derde leefregel wordt het hart genoemd. Dat doet denken hoe in onder meer Spreuken 3:3.5 en Jeremia 31:33 het hart fungeert als de plaats waar de fundamentele beslissingen van het leven genomen worden.

In vers 2 vinden we drie aanbevolen gedragingen. In vers 3 vinden we drie vormen van gedrag die niet gedaan moeten worden

– Vers 3:           (4) Geen lastertaal op de tong hebben

(5) Geen schade toebrengen aan de medemens (het woord רעה, “kwaad”, komt terug in vers 4c)

(6) De naaste geen hoon / smaad aandoen

Hierna volgen een tweetal positief geformuleerde gedragingen:

– Vers 4:           (7) Minachting voor wie geen achting verdient

(8) Hoogachten wie ontzag hebben voor de Eeuwige

De drie volgende gedragingen bevatten weer een negatie:

– Vers 4:           (9) Eden niet veranderen, ook al is tot schade, nadeel gezworen

– Vers 5:           (10) Geld niet tegen rente uitlenen (vergelijk Leviticus 25:36-37; Deuteronomium 23:20)

(11) Niet omkoopbaar zijn (vergelijk Exodus 23:8; Deuteronomium 16:19)

 

Het gaat in Psalm 15 niet om opdrachten, maar om feitelijk gedrag, nu eens met participia geformuleerd (15:2.4a; de participia duiden op het duurzame van het gedrag), dan weer met perfecta (15:3.4c.5a.b; deze perfecta duiden op het feitelijke van het handelen) en één keer met een imperfectum (15:4b).

In Psalm 15:5c volgt de slotsom: “Wie deze dingen doet (participium!) zal nooit aan het wankelen gebracht worden.” Hier blijkt de heilzame kracht van dergelijk leven.

 

Zo kan deze Psalm in drie delen worden ingedeeld:

  1. Introducerende vragen: 15:1
  2. Elf leefregels: 15:2-5b
  3. Slotsom: 15:5c

In het middendeel gaat het om de maatschappelijk handelende rechtvaardige. Van diegene wordt een gedetailleerd portret getekend. Dat is de mens die voor Gods aangezicht mag verschijnen. In Psalm 15 gaat het om de Israëliet, in de corresponderende Psalm 24 is de blik breder gericht op de hele wereld, blijkens Psalm 24:1-2.

Of Ps. 15 dan moet worden verstaan als liturgische tekst voor het betreden van de tempel, zoals in het wetenschappelijk onderzoek vaak wordt gezegd[3], is voor mij de vraag. Het is een algemeen portret van de rechtvaardige die aan Tora gehoorzaam leeft.

 

Psalm 15: tien of elf regels?

Dat hangt af van hoe vers 2 wordt gelezen:

– J.P.M. van der Ploeg gaat uit van tien regels in Psalm 15: twee positief geformuleerd, dan drie negatieve, dan weer twee positieve en weer drie negatieve. Hij neemt in 15:2 de eerste twee tezamen: “Wiens gedrag volmaakt is, wie doet wat recht is”.[4] Maar 15:2 bestaat uit drie gelijksoortig opgebouwde zinsneden.

W.P. Brown[5] gaf de uitleg dat de eerste kwalificatie, “the most general”, vervolgens wordt uitgelegd in tien specifieke voorbeelden van die integriteit. Gezien echter de genoemde wijze van formuleren in 15:2 is er geen reden om 15:2a te onderscheiden en als een integrerende leefregel te zien. Het is een van de reeks.

 

Psalm 15 – Psalm 16

Dit Bijbelse lied ligt ingebed in de context. Er zijn meerdere relaties met Psalm 16 aan te wijzen:

– Wonen (שכן): 15:1; 16:9. In Psalm 16:9 wordt dit begrip gebruikt in het kader van door God gegeven beveiliging.

– Het hoogachten van hen die ontzag voor de Eeuwige hebben (Psalm 15:4), lijkt een parallel te hebben in Psalm 16:3.

– In Psalm15:2 wordt gesproken van “integer gaan”, in Psalm 16:11 van het “pad van het leven”.

– In Psalm 15:2 wordt gesproken over het hart, zo ook in Psalm 16:9.

– In Psalm 15:5c wordt beleden dat de rechtvaardige niet aan het wankelen kan worden gebracht, in Psalm 16:8 stelt de “ik” dat degene dankzij Gods directe nabijheid (“aan mijn rechterzijde”) niet aan het wankelen kan worden gebracht.

Is in Psalm 15 de ander veilig bij de rechtvaardige, in Psalm 16 bezingt de gelovige dat zijn eigen leven veilig is bij God, dat het bij Hem in goede handen is.

 

Psalm 15 in het Nieuwe Testament

Psalm 15:2 zien we terug in Handelingen 10:35, in Petrus’ toespraak ten huize van Cornelius in Caesarea.

 

Talmoed b.Mak. 23b – 24a

In het Talmoedtractaat Makkot krijgt Psalm 15 een bijzondere rol:[6]

(23b): “Rabbi Simlai leerde: Er zijn 613 geboden aan Mozes geopenbaard in de Tora.”

(24a): “Rabbi Simlai ging voort: koning David kwam en vond de grondslag van de 613 mitswot in elf mitswot, zoals geschreven staat: Een Psalm van David. HEER, wie mag ….” (Psalm 15).

Hier wordt gesteld dat Psalm 15 elf fundamentele geboden bevat, waarop de 613 ge- en verboden gestoeld zijn.

 

Jesaja 33

Een duidelijke parallel vinden we in Jesaja 33:14b-16. In vers 14b wordt de vraag gesteld wie in Gods nabijheid kan verkeren. Daarop volgen in Jesaja 33:15 zes antwoorden. In Jesaja 33:16 volgt een zegenwens.

 

Adri van der Wal
3 juni 2025

____________________________________________________________

[1] Hier wordt veelal “staan” vertaald (NBG1951; NBV21; Naardense Bijbel: gaan staan), maar het gebruikte werkwoord קום wijst op een opwaartse beweging. Het moet parallel aan het werkwoord עלה in het eerste deel van het vers vertaald worden.

[2] J.P.M. van der Ploeg, Psalmen uit de grondtekst vertaald en toegelicht (BOT VIIb), Roermond 1971, 182, vertaalt in Psalm 27:4 niet met “toegenegenheid”, maar met “luister”.

[3] Zie onder meer S.E. Gillingham, ‘The Levitical Singers and the Editing of the Hebrew Psalter’ in: E. Zenger (ed.), The Composition of the Book of Psalms (BETL 238), Leuven etc. 2010, 91-123, 100.

[4] J.P.M. van der Ploeg, idem, 97.99.

[5] W.P. Brown, ‘”HERE COMES THE SUN! The metaphorical Theology of Psalms 15-24’, in: E. Zenger (ed.), The Composition of the Book of Psalms (BETL 238), Leuven etc. 2010, 259-277, 263.

[6] Zie daarover ook: J.J. Petuchowski, ‘Zoals onze meesters leerden …’ Rabbijnse vertellingen, Baarn 1986.

Inhoudsopgave