Genesis 08
Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.
Einde van de vloed.
Vers 1: Maar God gedacht Noach en al de wilde dieren en al het vee dat met hem in de kist was. En God deed een wind waaien over de aarde. En de wateren kwamen tot rust.
Gedenken: Cassuto zegt dat dit betekent ‘zich bekommeren om’.
De dieren: God gedacht niet alleen Noach maar al de levende dieren bij hem.
Dat met hen was: dit lijkt betrekking te hebben op ‘het vee’ en niet op de wilde dieren. Deze laatsten waren wel in de kist en God gedacht ook hen, maar ze waren niet samen met Noach.
Tot rust komen: meestal wordt vertaald met ‘afnemen’. Bedaren, tot rust komen lijkt een betere vertaling. De Staten Vertaling heeft ‘de wateren werden stil’.
Vers 2: En de bronnen van de diepte en de sluizen van de hemel sloten zich. De stortregen uit de hemel werd teruggehouden.
Sluizen van de hemel: in het tweestromenland en in Egypte werd al gebruik gemaakt van sluizen ten behoeve van de irrigatie van het land.
Vers 3: En de wateren keerden terug van op de aarde, meer en meer terugkerend. En de wateren namen af aan het eind van honderdvijftig dagen.
Vers 4: En de kist kwam tot rust in de zevende maand op de zeventiende dag van de maand op de bergen van Ararat.
De zevende maand op de zeventiende dag: dit is 150 dagen na het begin van de vloed die op de zeventiende dag van de tweede maand begon. In de tijdrekening van Noach (of van de schrijver) had een maand dus dertig dagen. Een synodische maand (dat is de tijd tussen twee volle manen) was 29,5 dag.
Ararat: een woord uit het Sanskrit dat ‘heilige grond’ betekent. Het is een bergachtig gebied in Armenië.
Jagersma zegt dat het tot rust komen van de kist op het gebergte Ararat uiterst merkwaardig is. In het Gilgamesj Epos wordt de berg Nisir genoemd en dat is veel logischer want deze berg is wat lager dan de Ararat. Een drijvend voorwerp als een kist komt logischerwijs op een lagere plek terecht en niet op een hoge top. Mogelijk dat de schrijver zo aangeeft dat hier geen historisch verslag gegeven wordt.
Vers 5: En de wateren namen alsmaar verder af tot de tiende maand. In de tiende maand, op de eerste van de maand waren de toppen van de bergen te zien.
De eerste dag van de tiende maand: 74 dagen nadat de kist gestrand was.
Vers 6: En het geschiedde aan het eind van veertig dagen dat Noach het venster opende dat hij in de kist gemaakt had.
Veertig dagen: de tiende dag van de elfde maand. In Genesis 7:10 was sprake van veertig dagen stortregens.
Een venster dat hij gemaakt had: niet eerder was sprake van een venster dat Noach maakte. Zie Genesis 6:16 waar sprake is van een ‘tsohar’ , wat mogelijk een andere betekenis heeft. In Genesis 6:16 is sprake van ‘een opening’ die Noach maakte.
Vers 7: En hij stuurde de raaf weg. Die ging weg en keerde steeds weer terug tot de wateren opgedroogd waren van op de aarde.
Blijkbaar bleef de raaf weg toen het land drooggevallen was. Voor een aaseter als de raaf was er toen voedsel genoeg.
Vers 8: En hij zond de duif weg van bij zich om te zien of de wateren verminderden op het oppervlak van de grond.
Van bij zich: blijkbaar had Noach met de duif een intiemere band als met de raaf.
Om te zien: de duif krijgt van Noach ook een opdracht mee. De raaf kan overleven zonder dat er nieuw leven op aarde was, de duif pas als de planten ontsproten zijn.
Raaf en duif: beide vogels hebben ongeveer dezelfde grootte maar zijn verschillend van kleur. De raaf is niet te temmen, de duif wel. De raaf is symbool voor alle wilde vogels. Zie Psalm 147:9, Job 38:41(= 39:3 in vertalingen) en Spreuken 30:17. De duif is symbool voor schoonheid, zachtheid en vriendschap. Zie met name Hooglied 2:14, 5:2 en 6:9. In de Joodse traditie staat de duif symbool voor Israel. Duiven werden met name door zeelieden gebruikt om te bepalen in welke richting het vaste land was. Rabbi Sjimon zegt: Als de duif een rustplaats had gevonden was ze niet teruggekeerd naar de kist. Zo geldt het ook voor Israel. Als Israël tussen de volken een rustplaats had gevonden zou ze niet teruggekeerd zijn naar haar eigen land. Zoals in Klaagliederen 1:3 staat: Zij wonen te midden van volkeren en vinden geen rust.
Vers 9: * Maar niet had de duif rust gevonden voor haar voetzool. En zij keerde naar hem terug, naar de kist, want water was op het oppervlak van heel de aarde. En hij strekte zijn hand uit. En hij nam haar. En hij bracht haar bij zich in de kist.
Rust: hier wordt het mannelijk woord ‘manoach’ gebruikt zoals altijd bij vrouwelijke woorden. Het woord ‘duif’ ‘jona’ is namelijk vrouwelijk. Zie het artikel ‘Rust in Tenach’.
Vers 10: En hij wachtte daarna nog zeven dagen. En weer heeft hij de duif uitgezonden uit de kist.
Zeven dagen: dit is de zeventiende dag van de elfde maand.
Vers 11: En de duif kwam bij hem terug tegen de tijd van de avond. En zie! Een geplukt olijfblad in haar bek. En Noach wist dat het water verminderd was op de aarde.
Olijfblad: olijfbomen groeien alleen op lagere heuvels. Hieraan kon Noach dus nagaan dat de lagere gebieden ook drooggevallen waren.
Vers 12: En hij bleef nog zeven dagen wachten. En hij zond de duif uit. En die keerde niet meer opnieuw naar hem terug.
Nog zeven dagen: de vierentwintigste dag van de elfde maand.
Hij bleef wachten: de werkwoordsvorm die hier gebruikt wordt betekent ‘vol ongeduld wachten’.
Vers 13: En het geschiedde in het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste (maand), op de eerste van de maand, dat het water droge was geworden van op het land. En Noach verwijderde de bedekking van de kist. En hij zag en zie! Het oppervlak van de grond was droog geworden.
De eerste dag van de eerste maand: vierendertig dagen later en veertig dagen nadat de duif met een olijftak terugkeert.
Vers 14: En in de tweede maand op de zevenentwintigste dag van de maand was de aarde droog geworden.
Zevenentwintigste dag van de tweede maand: zevenenvijftig dagen later.
Vers 15: En God sprak tot Noach door te zeggen:
Door te zeggen: wat volgt is een officiële uitspraak.
Vers 16: Ga uit de kist, jij en je vrouw en je zonen en de vrouwen van je zonen met jou.
De volgorde van de personen is anders als bij het binnengaan in de kist. In Genesis 7:7 ging Noach met zijn zonen en daarna de vrouwen. De verklaring hiervan is dat men tijdens de vernietiging geen seksueel contact mocht hebben, maar nu is er weer een toekomst, dus moeten man en vrouw weer samenkomen.
Vers 17: * Al het levende dat bij jou is, van alle vlees, van het gevogelte en van het vee en van al het kruipende dat kruipt op de aarde, laat ze naar buiten gaan met jou, opdat ze wemelen op de aarde. En opdat ze vruchtbaar zijn. En opdat ze veel worden op de aarde.
Laat ze naar buiten gaan: er staat hier en gebiedende wijs. Vandaar dat Rasji zegt: dwing ze om uit de kist te gaan. De kist was voor de dieren een beschermde omgeving. Er was geen dreiging en ze kregen op tijd hun voedsel. Voor de dieren leek het een paradijselijke toestand. Maar ze konden zich in die beperkte ruimte niet vermenigvuldigen en niet verder leven. Er was geen toekomst in de kist.
Wemelen, vruchtbaar zijn en veel worden: deze drie woorden komen ook voor in Exodus 1:7 als het gaat over de kinderen van Israel in het land Egypte. Ook dezen bevonden zich in een soortgelijke situatie.
Vers 18: En Noach ging naar buiten en zijn zonen en zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem.
Noach houdt niet de volgorde aan die God hem in vers 16 voorgehouden heeft. Of drongen zijn zoons voor?
Vers 19: * Al het levende, al wat kruipt en al wat vliegt en al wat wemelt op aarde, volgens hun families zijn zij uit de kist gegaan.
Precies zoals in vers 17 opgedragen werd gebeurde. Is het vee in ‘het levende’ inbegrepen?
Vers 20: En Noach bouwde een altaar voor de Eeuwige. En hij nam van al het reine vee en van al het reine gevogelte, en hij liet het als opstijgoffer opstijgen op het altaar.
Een altaar bouwen: ook Kajin en Hevel offerden, maar daar is geen sprake van een altaar. ‘Een altaar bouwen’ is symbolisch voor toenadering zoeken tot de hemel. Rabbijn Hirsch geeft een essentieel onderscheid aan tussen een natuurlijke verhoging zoals een rots of heuveltop waarop heidenen offeren en het bouwen van een altaar, wat de mens met eigen inspanning moet doen. Een altaar bouwen is ook steeds een eenmalig gebeuren, want het werd uit losse stenen gebouwd. Elke keer moest men zelf weer opnieuw een offerplaats maken.
Opstijgoffer: hiermee wordt bedoeld het offeren van een dier waarbij het dier volledig verbrand moest worden.
Vers 21: En de Eeuwige rook de rustgevende geur. En de Eeuwige zei in zijn hart: Voortaan zal ik de grond niet meer gering achten door toedoen van de mens, ofschoon het hart van de mens kwaad vormt van zijn jeugd af aan. En niet zal ik meer doodslaan al wat leeft zoals ik gedaan heb.
De Eeuwige rook: in Psalm 115:6 staat: De afgoden hebben een neus en ruiken niet.
Geur: Cassuto zegt hiervan: het is niet iets substantieels dat God bereikt, het is slechts een geur. En het is zeker in overdrachtelijk zin bedoeld, want verbrand vlees ruikt niet bepaald lekker.
Rustgevend: dit woord ‘nichoach’ is afgeleid van het werkwoord ‘noeach’ rusten. Van Selms meent dan ook dat het eerder betekent ‘kalmerend’ dan ‘aangenaam’ wat meestal de vertaling is. Ook kan de schrijver verband leggen met de naam ‘Noach’ wat ook afgeleid is van dit woord ‘noeach’. Dus dan ruikt God als het ware iets van Noach. Spreken tot God doet Noach niet, maar op deze manier legt hij toch een verbinding met de hemel.
In zijn hart zeggen: hiermee wordt niet bedoeld ‘voor zichzelf zeggen’, maar ‘zeggen met het oog op de toekomst’. Het hart is vooral het centrum van het denken, van de plannen die men maakt. Een betere vertaling zou dan ook zijn ‘En de Eeuwige nam zich voor’. Maar hierbij is het woord ‘hart’ weg vertaald.
Gering achten: vaak vertaald met ‘vervloeken’, maar het woord ‘licht, gering’ zit in dit werkwoord. De betekenis is dus meer ‘geen respect hebben’.
Het hart van de mens: hiermee is vooral bedoeld het verstand van de mens.
Vormen: volgens Cassuto duidt dit woord op wat de mens met zijn handen maakt en ook wat hij in zijn gedachten vormgeeft, wat hij van plan is.
Vers 22: Voortaan, alle dagen van de aarde, zullen zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht nooit ophouden.
Ophouden: hier wordt het woord ‘sjabat’ gebruikt, hetzelfde woord dat gebruikt wordt als God na zes dagen werkt ‘ophoudt’ te werken, ‘staakt’ met waar hij mee bezig was.
*Rust (vers 9)
In het Hebreeuws bestaan voor het woord ‘rust, rustplaats’ twee woorden, een mannelijke en een vrouwelijke vorm, namelijk manoach en menoecha. Het woord ‘manoach’ komt in totaal zeven maal voor in Tenach, ‘menoecha’ in totaal eenentwintig maal (3 x 7).
Opvallend is dat het mannelijke woord ‘manoach’ alleen voorkomt bij vrouwelijke woorden of begrippen ( de ziel, de ark, de voetzool, een nachtspook, het land Jehoed, Roet in Roet 3:1 en hier de duif).
Daarnaast komt het vrouwelijke woord ‘menoecha’ alleen voor bij mannelijke woorden of begrippen. Het aardige is dat in Roet 1:9 dit woord gebruikt wordt terwijl Noömi tegen haar schoondochters spreekt. Maar Noömi spreekt haar schoondochters dan ook als mannen aan!
*Levenden (vers 17)
In Exodus 1:19 zeggen de vroedvrouwen dat de Hebreeuwsen zijn als ‘chajot’, als ‘levenden’. Hetzelfde woord, maar dan in het enkelvoud, wordt hier gebruikt in vers 17 en 19. Letterlijk betekent dit woord wel ‘levend’ maar vaak worden de wilde dieren van het vrije veld hiermee aangeduid. In Exodus draaien de vroedvrouwen Farao een rad voor ogen door deze uitdrukking te gebruiken, maar er is een sterke overeenkomst tussen de kist van Noach en het verblijf van de Israelieten in Egypte. In Exodus 1:7 worden ook dezelfde drie woorden gebruikt als hier: wemelen, vruchtbaar zijn en veel worden. Op den duur zou de kist van Noach voor de dieren een doodskist worden vanwege gebrek aan voedsel. Zo dreigde ook het land Gosjen voor de kinderen van Israel een land te worden waar ze zouden omkomen. Noach moest de dieren dwingen uit de kist te gaan net als Mosje in Exodus de kinderen van Israel uit Egypte leidde. Zoals rabbijn Hirsch aangaf is het land Gosjen voor de Israelieten als een baarmoeder. Als ze er niet op tijd uitgaan sterven ze, zoals een ongeboren vrucht sterft als het niet uit de baarmoeder is als de placenta tekort gaat schieten. Hier moeten de dieren zich vermenigvuldigen ‘op aarde’ (‘èrets’), in Exodus moeten de kinderen van Israel zich vermenigvuldigen in het beloofde land (‘èrets’).
*Dieren in het verhaal van Noach (vers 19).
De schrijver gebruikt veel verschillende bewoordingen om alle dieren mee te beschrijven. Meestal worden verschillende soorten dieren genoemd, maar de tekst is hierin niet eenduidig.
Genesis 7:21 lijkt de meest uitgebreide beschrijving te hebben.
Genesis 6:
-vers 12 en 13: alle vlees (dieren en mensen)
-vers 17: alle vlees waarin een levensgeest is (dieren en mensen)
-vers 19: alles wat leeft, alle vlees (dieren en mensen)
-vers 20: vogels, vee en alles wat kruipt op de grond.
Genesis 7:
-vers 14: al het levende naar zijn soort en al het vee naar zijn soort en al het kruipende dat kruipt op de aarde naar zijn soort en al het gevogelte naar zijn soort, elk gevleugeld dier.
-vers 15: al het vlees waar een levensgeest in zit (dieren en mensen)
-vers 16: alle vlees (dieren en mensen)
-vers 21: alle vlees wat kruipt op de aarde, gevogelte en vee en wild gedierte en al het gewemel dat wemelt op aarde.
Genesis 8:
-vers 1: al de wilde dieren en al het vee
-vers 17: al het levende dat bij jou is, van alle vlees, van de vogels en van het vee en van al het kruipende dat kruipt op de aarde
-vers 19: al het levende, al wat kruipt en al wat vliegt en al wat wemelt op aarde.