Genesis 06
Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.
Zonen van God. Opdracht aan Noach.
Vers 1: En het geschiedde dat de mensheid begonnen was veel te worden op het oppervlak van de grond dat er dochters gebaard werden voor hen.
En het geschiedde: deze uitdrukking geeft aan dat er iets bijzonders gaat gebeuren en vaak iets dreigends.
Het oppervlak van de grond: duidelijk is dat het gaat over mensen die hun stukje grond bewerken, net als Kajin deed. In vers 7 komt dezelfde uitdrukking voor.
Dochters: in de geslachtsregisters is steeds sprake van de oudste zoon die met name genoemd wordt en daarna van zonen en dochters.
Vers 2: En de zonen van de goden/godheid zagen de dochters van de mensheid. Want goed waren zij. En zij namen voor zich vrouwen uit het geheel wie zij (ook maar) uitkozen.
Zonen van de goden/godheid: deze uitdrukking wordt ook gebruikt in Iov/Job 1:6 en 2:1. Vaak wordt gedacht dat met deze woorden ‘engelen’ bedoeld zijn. Maar Cassuto vraagt zich terecht af waarom dan niet de uitdrukking ‘boden van god’ gebruikt is, wat de normale aanduiding is voor engelen. Anderen werpen weer tegen dat deze laatste uitdrukking voor ‘engelen’ in het boek Genesis niet gebruikt wordt.
Een andere opvatting is dat met de uitdrukking ‘zoon van…’ bedoeld is ‘behorend tot’. Dus ‘zonen van de goden’ kan betekenen ‘zij die behoren tot het goddelijk ras’. Zouden koningen en heersers bedoeld zijn die zich in die tijd beschouwden als van de goden afstammend?
De godheid: dit woord ‘Elohiem’ mét het lidwoord ‘HaElohiem’ wordt voor het eerst gebruikt in het verhaal van Chanoch in Genesis 5:22. In Genesis 6 komt dit woord voor in vers 2, 4, 9 en 11. Verder ook in Genesis 17:18; 20:6,17; 21:23; 22:1, 3, 9 en Genesis 27:28.
Goed: als met dit woord uiterlijke schoonheid bedoeld is staat er ‘goed om te zien’. ‘Goed’ op zich doet denken aan Genesis 1 waar vijf maal sprake is van ‘God zag dat het goed was’.
Nemen: in het boek Genesis is dit het normale woord voor ‘een relatie met een vrouw aangaan’. In latere bijbelboeken wordt het woord ‘opheffen’ meer gebruikt. Van huwelijksceremonies is in Tenach zelden sprake. Voor zover mij bekend alleen bij Jaäkov en Sjimsjon.
Nemen voor zich: deze uitdrukking geeft aan dat men neemt zonder rekening te houden met anderen.
Uit het geheel: bedoeld zal zijn ‘uit de totale hoeveelheid’.
Vers 3: En de Eeuwige zei: Niet voor altijd zal mijn geest in de mensheid blijven. Hij is zoveel als vlees. En zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaar.
Mijn geest: het woord ‘geest’ of ‘wind’ is in het Hebreeuws ‘roeach’. Bij het vormen van de mensheid in Genesis 2 gebruikt de schrijver het woord ‘nesjama’ waaruit met het stof van de akker de mens samengesteld wordt.
Blijven: de betekenis van dit woord is niet helemaal zeker. Cassuto en van Wolde leggen verband met een woord dat ‘sterk zijn’ betekent. Hirsch denkt dat het met ‘rechtspreken’ te maken heeft.
Altijd: bedoeld is een onbegrensde tijd.
Zoveel als: ook hiervan is de betekenis niet geheel zeker. Mogelijk betekent het: niet alleen geest maar ook vlees.
Vlees: blijkbaar is er een tegenstelling tussen de geest van de Eeuwige en het vlees van de mens.
Honderd en twintig jaar: volgens bijbels begrip is dit de hoogste leeftijd die een mens kan bereiken. 120 = 3 x 40, en 40 is de tijd van één generatie. Een gezegend mens kan zijn kleinkinderen zien. Het bekendste voorbeeld van iemand die 120 jaar werd is Mosje. Zie Deuteronomium 31:2 en 34:7. Volgens de huidige stand van wetenschap is 120 jaar ongeveer de leeftijd die het lichaam van de mens meegaat.
Vers 3 onderbreekt het verhaal doordat de schrijver ons een blik geeft in wat God van het hele gebeuren vindt.
Vers 4: De reuzen waren op de aarde in die dagen. En ook daarna kwamen de zonen van de goden/godheid tot de dochters van de mensheid. En zij baarden voor hen. Zij zijn de helden die van altijd mannen van naam waren.
Reuzen: dit woord komt alleen hier voor en in Numeri 13:33. Dit woord ‘nephilim’ wordt wel altijd met ‘reuzen’ vertaald, maar het is afgeleid van het werkwoord ‘vallen’. Er wordt wel gedacht dat gevallen, gedegenereerde engelen bedoeld zijn.
Ook daarna: blijkbaar tevoren ook al.
Komen tot: de gewone uitdrukking voor ‘seksueel contact hebben’.
Mannen van naam: hiermee lijken geen reuzen of godenzonen mee bedoeld te zijn maar menselijke wezens die iets presteerden.
Vers 5: En de Eeuwige zag dat de boosheid van de mensheid veel was op de aarde. En elke vorm van denken van zijn hart slechts boos was heel de dag.
De Eeuwige zag dat de boosheid veel was: een soortgelijke uitdrukking komt ook voor in het verhaal over Sedom en Amora in Genesis 18:20. Die steden werden vanwege hun boosheid door vuur verwoest. In het verhaal van Noach wordt de aarde door water verwoest.
Boosheid: dit begrip wordt niet verder ingevuld.
Vorm: het woord ‘jètser’ dat hier gebruikt wordt wordt meestal vertaald met ‘neiging’, ‘aandrift’. Het is echter afgeleid van een werkwoord dat ‘vormen’ betekent. Volgens rabbijn Hirsch betekent het beslist niet ‘neiging’ of ‘aandrift’, maar het materiaal waaruit zijn denken vorm krijgt.
Denken van het hart: met ‘het hart’ wordt in Tenach in de eerste plaats bedoeld dat deel van de mens waar men plannen maakt. Het is niet zozeer het centrum van het gevoel.
Vers 6: En het berouwde de Eeuwige dat hij de mensheid op aarde gemaakt had. En het sneed hem door het hart.
Door het hart snijden: dit woord wordt in Genesis 3:16 gebruikt als Chava aangekondigd wordt dat zij bij het baren weeën zal krijgen. Het werkwoord dat gebruikt wordt heeft als oorspronkelijke betekenis ‘snijden’. Omdat het woord ‘hart’ in de eerste plaats te maken heeft met de toekomst zal dit woord dan ook betrekking hebben op dat wat de Eeuwige voor had met de aarde geen voortgang kon vinden. Het woord ‘berouw hebben’ geeft aan dat dit ook met emoties gepaard gaat.
Vers 7: En de Eeuwige zei: Ik zal verdelgen de mensheid die ik gesplitst heb van op het oppervlak van de grond, van mens tot vee tot kruipend gedierte en tot het gevogelte van de hemel. Want het berouwt mij dat ik ze gemaakt heb.
De Eeuwige: deze aanduiding van God betekent dat hij dit als betrokkene, als barmhartige gaat ondernemen. Doorgaan met zo’n verdorven geslacht is blijkbaar erger dan verdelging.
Vers 8: Maar Noach had genade gevonden in de ogen van de Eeuwige.
Genade: hiermee is geen gunst bedoeld maar iets waartoe men waardig is bevonden.
Vinden: hiermee wordt bedoeld dat het niet toevallig gebeurt maar dat men ergens naar op zoek is geweest. De Eeuwige is onder de mensen dus op zoek geweest naar een rechtvaardige.
Vers 9: Dit zijn de nakomelingen van Noach: Noach was een man, integer en compleet in zijn geslachten. Noach is heen en weer gegaan met de Godheid.
Nakomelingen: zoals uitgelegd bij het commentaar bij Genesis 4 lijkt mij de vertaling ‘verwekkingen’ niet juist. Het gaat in dit woord met name over de rol van de vrouw die baart en niet zozeer over de man die verwekt.
Integer en compleet in zijn geslachten: in de rabbijnse literatuur is een uitgebreide discussie over deze uitdrukking. Sommigen zeggen dat Noach alleen maar als rechtvaardige gold omdat alle andere mensen zo slecht waren. Anderen menen dat het een extra deugd is dat Noach te midden van zo’n ontaard geslacht toch rechtvaardig bleef.
Heen en weer gaan: net als Chanoch ‘wandelde’ ook Noach met God. Noachs leven wordt gespaard. Net als dat van Chanoch? Houdt dit ‘heen en weer gaan’ in dat Noach zowel in voor- als tegenspoed, zowel bij een vaste overtuiging als bij twijfel met God ging?
Godheid: hier wordt het woord ‘Elohiem’ gebruikt maar met het lidwoord ervoor: ‘HaElohiem’. Mogelijk dat dit meer afstand aangeeft?
Vers 10: En Noach liet drie zonen geboren worden, Sjeem, Cham en Jefet.
Vers 11: En de aarde was verdorven voor het aangezicht van de Eeuwige. En de aarde werd vol geweldenarij.
Verdorven: in vers 5 was sprake van boosheid. Van boosheid is een weg terug mogelijk, van verderf niet meer.
Geweldenarij: volgens Cassuto is het alles wat onrecht inhoudt.
Vers 12: En God zag de aarde. En zie, zij was verdorven. Want alle vlees had zijn weg verdorven op de aarde.
God: in het vorige vers constateert de schrijver dat de aarde voor het gelaat van de Eeuwige verdorven was. Hier zegt hij dat God als rechtvaardige rechter het beoordeelt en ziet hoe de situatie is.
Zijn weg was verdorven: het begrip ‘weg’ betekent levensloop, de manier waarop iemand zijn leven doorbrengt.
Vers 13: En God zei tot Noach: Het einde van alle vlees is gekomen voor mijn aangezicht. Want de aarde is vol geweldenarij van voor hun aangezicht. En zie ik ben van plan hen met de aarde te verdelgen.
En God zei: In vers 7 staat dat God het voornemen had de mensheid en al het levende op aarde te verdelgen, hier deelt hij Noach mee dat hij van plan is hen met de aarde te verdelgen. Er is geen sprake van een antwoord van Noachs kant. Ook in vers 7 is geen sprake van een reactie op Gods uitspraak.
Mét: De Samaritaanse Pentateuch leest ‘van óp de aarde’, wat een logischer versie is.
Vers 14: * Maak voor jezelf een kist van goferhout. Afdelingen zul je maken met de kist. En je zult die bedekken van binnen en van buiten met pek.
Kist: in het Hebreeuws ‘teva’. Zie het artikel ‘Een doodskist voor het leven’.
Maak: Pas in vers 17-21 deelt God Noach mee dat hij de aarde door water zal vernietigen. Hier wordt alleen opdracht gegeven tot de bouw van de kist.
Goferhout: onbekend is wat hiermee bedoeld is.
Afdelingen: het woord ‘keen’ staat hier, en dat is de aanduiding voor een nest of een cel.
Pek: ook het kistje van Mosje werd bestreken met pek om het waterdicht te maken. Zie Exodus 2.
Vers 15: En dit is het zoals je het zult maken: driehonderd el zal de lengte van de kist zijn, vijftig el zijn breedte en dertig el zijn hoogte.
Eerst zijn algemene instructies geven en nu volgt een meer gedetailleerde opdracht. Dit is een normaal patroon in bijbelverhalen.
Vers 16: Een verlichting zul je maken voor de kist. En tot een el zul je het afmaken van boven. En de opening van de kist zul je in zijn zijkant aanbrengen. Ondersten, tweeden en derden zul je maken.
Verlichting: in het Hebreeuws staat hier het woord ‘tsohar’. Meestal wordt dit vertaald met ‘venster’, maar niemand weet wat dit woord werkelijk betekent. De rabbijnse uitleg is dat het een soort edelsteen is die licht gaf. Het kabbalistische boek dat in de Middeleeuwen geschreven is heet naar dit woord Zohar. De vertaling ‘verlichting’ is afkomstig van rabbijn Hirsch. Er zijn ook wel vertalers die dit woord met ‘dak’ vertalen.
De opening: In Genesis 7:16 is sprake van een deur. De opening moet Noach zelf aanbrengen, het sluiten van deze opening door middel van een deur wordt door God zelf gedaan (Zie Genesis 7:16).
De meervouden geven aan dat er op elke verdieping meerdere ruimtes waren.
God bepaalt niet de functie van de diverse verdiepingen. Blijkbaar doet Noach dat zelf. De rabbijnen geven aan dat de onderste verdieping bedoeld is voor het afval, de eerste verdieping voor de reine dieren en Noachs gezin en de tweede voor de onreine dieren.
Vers 17: En ik, zie ik breng de watervloed over de aarde om te verdelgen alle vlees waarin levensgeest is van onder de hemel. Alles wat op aarde is zal omkomen.
Over de aarde: het water komt van beneden en door de regen ook van boven.
Op de aarde: als heel de vloed alleen door hemelwater was ontstaan past het woord ‘op’ hier goed.
Op de aarde: in vers 13 staat dat God van plan is hen mét de aarde te verdelgen. Hier komt hij blijkbaar terug op dit voornemen. Als God namelijk de aarde ook zou verdelgen, hoe zou Noach daar later nog een bestaan op hebben kunnen opbouwen?
Omkomen: de laatste adem uitblazen. Rabbijn Hirsch zegt hierover: omdat dit woord met name gebruikt wordt als rechtvaardigen als Avraham, Jitschak, Jaäkov en Aharon de laatste adem uitblazen moet het hier ook niet de betekenis hebben van ‘verdelgen’. De basisbetekenis van dit woord is ‘gevoelloos worden’. In Genesis 7:21 wordt dit voornemen tot uitvoering gebracht.
Vers 18: En ik zal mijn verbond oprichten met jóu. En je zult de kist binnengaan, jij en je zonen en je vrouw en de vrouwen van je zonen met jóu.
Een verbond oprichten: dit gebeurt door één van beide partners van het verbond. Een verbond sluiten gebeurt door beide partners. Het woord ‘verbond’ komt hier voor het eerst voor.
Met jou: beide keren wordt dit met nadruk aan het eind van een zin geplaatst.
Vers 19: En van alles wat leeft, van alle vlees zul je twee van alles brengen om te doen leven met jou, mannelijk en vrouwelijk zullen ze zijn.
Driemaal ‘alles’ en voor de derde keer ook ‘met jou’.
Vers 20: Van het gevogelte naar hun aard en van het vee naar zijn aard, van alles dat kruipt op de grond naar zijn aard, twee van alles zul je tot je brengen om in het leven te behouden.
In vers 19 is sprake van ‘alles wat leeft’. Hier worden de soorten apart genoemd.
Vers 21: En jij, neem voor jou van al het voedsel dat gegeten wordt en verzamel het bij je. En het zal zijn voor jou en voor hen tot voedsel.
Vers 22: En Noach deed het. Naar alles wat hem de Eeuwige hem geboden had, zo heeft hij gedaan.
Naar alles: deze uitdrukking wijst erop dat Noach Gods opdracht uitvoerde maar dat hij zelf kon bepalen de wijze waarop hij dit deed.
*Een doodskist om in leven te blijven (vers 14)
Het woord dat meestal met ‘ark’ vertaald wordt is in het Hebreeuws ‘teva’. Het komt uit het Egyptisch en het woord wordt daar ook gebruikt voor ‘doodskist’. Er wordt beslist geen schip mee bedoeld, maar een bak die kan drijven, een woonark. Het woord komt voor in het verhaal van Noach en in Exodus 2 waar Mosje in een biezen mandje in de Nijl gelegd wordt. Alleen in deze twee verhalen komt het woord ‘teva’ voor. Het verbindt dus deze beide verhalen. Mosje werd gered, en door hem het volk Israel, en ook Noach en zijn familie. Door het ‘in de dood gaan’ was er toekomst voor Israel via Mosje en voor de wereldbevolking door Noach.
Wat de ‘teva’ betreft: de bak had geen roer, geen zeilen, geen kiel. Het was letterlijk een drijvende doodskist. De uitdrukking ‘schipper naast God’ is dus zeker niet van toepassing op Noach.
Als over het gaan naar Egypte gesproken wordt gebruikt de schrijver altijd het woord ‘afdalen’, net als afdalen in het dodenrijk. En naar het beloofde land, naar het leven, gaat men op. Voorbeelden van dit symbolisch gebruik van deze woorden zijn: Jaäkov en zijn familie ging in ballingschap om te overleven. En de profeet Jona daalt af, eerst in het schip en tenslotte in zee en uiteindelijk slokt een vis hem op. Toch is het zijn einde niet, het is het ultieme keerpunt. Hij leeft en door hem krijgen de mensen en dieren van Nineve de mogelijkheid om te overleven. Zo is ook de kist van Noach een doodskist voor het leven.