< Alle onderwerpen
Printen

Openbaring 05: 11-14

Lofverheffing

door Adri van der Wal

Na de lofverheffingen in Openbaring 4 (vers 8 en vers 11) klinken in Openbaring 5 opnieuw woorden van lof: gezongen (5:9) dan wel gezegd (5:11.13a). We vinden in dit hoofdstuk drie doxologieën: 5:11, 5:12 en 5:13b. Vele lofverheffingen zullen volgen in het verdere van dit Bijbelboek.
De doxologieën in Openbaring 5 klinken, nadat het lam de boekrol die met zeven zegels verzegeld is, heeft aangenomen van Hem die op de troon gezeten is (5:7). Beide aanduidingen, “het lam” en “Hij die op de troon gezeten is”, zijn omschrijvende taal, zoals veel in dit boek aanduidenderwijs is geformuleerd, wat te maken heeft met de situatie van verdrukking en geloofsstrijd, waarin auteur en geadresseerden verkeren (Openbaring 1:9).

Met de omschrijving “Hij die op de troon zit” duidt het boek Openbaring op Gods koningschap. De uitdrukking “Hij die op de troon zit” wordt in Openbaring 5 niet nader omschreven. We vinden de term eerder in Openbaring 4:2. Uit Openbaring 4:8.11 blijkt dat degene God is. De term wordt in Openbaring 5 drie keer gebruikt: 5:1.7.13. In totaal gebruikt het boek Openbaring deze term 12x.
De tronende heeft in Openbaring 5:1 een verzegelde boekrol in zijn rechterhand. De Duitse exegeet T. Holtz wees erop dat in talrijke uitbeeldingen van Romeinse keizers door hen een boekrol in hun hand gehouden wordt, als symbool van macht en autoriteit. Gods woorden en plannen mogen niet in ieders handen vallen, maar alleen van iemand die zich heeft gekwalificeerd om ze te mogen inzien en kennen. In 5:2 wordt dan de vraag gesteld wie waardig (gekwalificeerd) is om de verzegelde boekrol te openen. Met dat begrip “waardig” haakt Openbaring 5 aan bij hoofdstuk 4:11, waar het woord voor God wordt gebruikt. De in 5:3-4 uitgesproken conclusie is dat niemand in de hemel, op de aarde of onder de aarde waardig is de boekrol te openen. Deze scherpe conclusie wordt direct in het volgende vers genuanceerd. Er blijkt er toch één te zijn: Hij die heeft overwonnen (5:5). Hij wordt daar nader omschreven als “de leeuw uit de stam Juda” (een verwijzing naar Genesis 49:9-10), “de wortel van David” (een verwijzing naar Jesaja 11:1.10). Deze die heeft overwonnen, is vanuit zijn lijden en overwinning waardig, gekwalificeerd om de boekrol met de zegels te openen.
Deze sterke figuur -leeuw- wordt in het volgende vers (5:6) omschreven als “een lam, als geslacht”. De titel “lam” klinkt in het boek Openbaring 28x en is de meest gebruikte aanduiding van Christus in het boek Openbaring. Het lam staat in het midden van de troon; daaruit blijkt de nauwe verbinding met God.

Leeuw – lam: dit grote contrast is fundamenteel. Hij vestigt zijn rijk langs de weg van de overgave, de weg van dood en verrijzenis. Het gaat om kracht en macht door het offer. Dit lam neemt de boekrol met de zeven zegels aan van de tronende.
Daarna klinken de drie doxologieën in Openb. 5. De eerste twee refereren aan het voorafgaande met de termen “waardig” en “geslacht”. In de eerste twee doxologieën wordt de lof van het lam gezongen. De eerste doxologie begint met het “U bent waardig” op dezelfde manier als de lofzang in Openbaring 4:11 die tot God is gericht. In deze eerste doxologie wordt gezongen dat het lam voor velen tot heil is geworden, uit alle delen van de mensheid. De typering van Israël bij de Sinaï –“een koninkrijk van priesters” (Exodus 19:6)- wordt hier toegepast op de grote kring van de verlosten. Deze eerste doxologie kan gelezen worden als een verwijzing naar het ritueel van Jom Kippoer, als het volk bevrijd wordt door de bok te offeren en de schuld wordt geëlimineerd door de andere bok naar de woestijn te brengen.
Deze eerste doxologie wordt gezongen door vier dieren en vierentwintig oudsten, blijkens Openbaring 4:4-6 gestalten rond en in de troon. Hun kring wordt uitgebreid bij de tweede lofzang. Daaraan nemen naast hen ook ontelbare engelen deel (5:11). Voor deze aantallen vergelijk Daniël 7:10.
In de tweede doxologie wordt het lam geëerd met zeven kwaliteiten. We vinden daarin onder meer de drie kwaliteiten, die God worden toegezongen in de lofzang in Openbaring 4:11. Daarmee valt in de tweede doxologie het accent op de koninklijke kwaliteit van het lam.
Deze beide doxologieën zijn hemelse lofzangen. Bij de derde wordt de kring van zangers verder vergroot: nu neemt ook het totale aardse leven deel. Het wordt heel breed getekend: alle schepselen in de hemel, op de aarde en onder de aarde, op zee en in de zee. Nu is het dus één grote samenklank van hemelse en aardse stemmen. Deze derde doxologie is niet alleen gericht tot het lam, maar ook tot de tronende. Vier kwaliteiten worden bezongen. Ook daarin valt alle accent op de koninklijke macht.
De vier dieren besluiten deze kosmische lofzang met hun “Amen”. Dat wordt gevolgd door de aanbidding van de vierentwintig oudsten die zich neerwerpen (5:14).
Met dat “neerwerpen” in Openbaring 5:8.14 laat zich een verbinding leggen met Psalm 95(:6), een van de koningspsalmen uit het vierde boek van het Psalter (Psalmen 90-106). In deze koningspsalmen (Psalm 92 e.v.) wordt Gods koningschap bezongen vanuit de overtuiging dat de Eeuwige uit nood en bedreiging redt (Psalm 91:14-16; zie ook onder meer Psalm 3:9). De doxologieën in het Bijbelboek Openbaring zijn tegen deze achtergrond te horen en te lezen. Zij vertolken de diepe overtuiging dat hemelse hulp van God die koning is, de situatie op aarde uiteindelijk terecht zal brengen. Daaruit laat zich ook de nadruk op de macht verklaren in de lofzangen in Openbaring 4:8.11 en 5:12.13.
Tot de uitredding komt moet de mens volhouden, het lijden doorstaan, zich blijven toevertrouwen aan God. Dat volharden wordt in de zeven brieven van Openbaring 2-3 steeds uitgedrukt met “Wie overwint, …” In Openbaring 5 wordt Christus als overwinnaar getekend (5:5). Hij heeft die volharding getoond.

In TaNaCh komen vele doxologieën voor, veelal gezongen vanuit de (geloofs)strijd van Israël. Paulus sluit zijn brief aan de gemeente van Rome, een brief die op meerdere plaatsen getuigt van het lijden van de gemeente (zie onder meer Romeinen 8:31-39; 12:14), af met een doxologie, waarin Paulus God aanduidt als “Hem die bij machte is u kracht te geven”. Ook daar gaat het om hemelse ondersteuning van een strijdende geloofsgemeenschap.
Ik leg hier een lofzegging naast die in het huidige Jodendom uitgesproken wordt bij het dagelijkse Hallel en andere schriftcitaten:

Geprezen Die sprak en de wereld was er. Geprezen is Hij.
Geprezen Die het oerbegin maakte.
Geprezen Die zegt en doet.
Geprezen Die besluit en uitvoert.
Geprezen Die zich ontfermt over de aarde.
Geprezen Die zich ontfermt over de schepselen.
Geprezen Die Hen, die ontzag voor Hem hebben, rijkelijk beloont.
Geprezen Die tot het oneindige leeft en voor altijd bestaat.
Geprezen Die verlost en redt.
Geprezen Zijn Naam.
Geprezen U, Eeuwige, onze God, Koning van de wereld. God, barmhartige Vader, door zijn volk bezongen met lofliederen, met hulde en lof vermeld in de taal van hen die Hem in liefde dienen. Met de liederen van Uw dienaar David willen wij, Eeuwige, onze God, Uw lof verkondigen, met huldigingsgezangen willen we uiting geven aan Uw grootheid, willen we Uw onovertroffen roem vermelden, Uw Naam in herinnering brengen en Uw koningschap verkondigen, Koning! God! De Enige die altijd leven blijft. Een Koning, wiens Naam tot in de verste toekomst met hulde en roem wordt vermeld.
Geprezen, U, Eeuwige, Koning, die met prijzende lofliederen bezongen wordt.

Adri van der Wal
afgerond: 5 april 2022

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *