Rechters 12: 1-6
ZEG EENS ‘SHIBBÓLET’
door Piet van Midden
Het boek Rechters is een bizar en gewelddadig boek. Dat laatste wordt vaak over Jozua gezegd. Maar wie Jozua leest na Rechters valt van de ene verademing in de andere. Rechters is het antibeeld van Jozua, waarin de broeders het allemaal met elkaar oplossen, waar de Tora een hoofdrol speelt en het land eerlijk wordt verdeeld. Het land is een gave en een opgave, wordt al sinds vele jaren en met recht gezegd.
Verborgen agenda
Die opgave wordt in Rechters uitgewerkt. En hoe. We vinden zes ‘grote’ en zes ‘kleine’ richters (ik noem het boek Rechters en de personen richters) die elk op hun eigen manier het richterschap vorm geven. Maar ze zijn geen ‘losse figuren’. Ze staan in een veelzeggende reeks die begint bij de richter Otniël, uit Kirjat Arba, Juda. Op zijn richterschap is niets aan te merken. De Geest van JHWH komt op hem, hij trekt ten strijde en verslaat koning Dubbelschoft (Kushan Rischatajim). Daarna is de tweede stam aan de beurt: Benjamin. Na de stam van koning David die van Saul. En je kunt het al raden: daarmee gaat het minder goed. Benjamin brengt Ehud voort, die de dikke koning Eglon (‘Stiertje’) met bedrog benadert en ombrengt. De eerste kras op het blazoen van de richters is er. Dan Debora/Barak. In deze cyclus wordt de bijna heilige gastvriendschap geschonden door de niet-Israëlitische Jaël. Dan Gideon. Nu gaat het behoorlijk mis: de broeders raken slaags met elkaar (8:13-17) en Gideon tuigt zijn broeders af of doodt hen.
Vanaf 10:6 belanden we in de Jefta-cyclus. Na de 70 zonen van Gideon (9:5), de 30 zonen van Jaïr (10:4) en de 30 zonen en 30 dochters van Ebzan (12:9, aan het eind van de Jefta-cyclus) komt de ene dochter van Jefta in een bijzonder licht te staan. Over Jefta straks meer. Hij haalt de broederschap helemaal onderuit.
Ten slotte komt Simson op. Hij heeft een geweldige kracht ontvangen om te redden maar hij brengt er Israël en zichzelf alleen maar mee in de problemen. Hij blijft kinderloos en sterft zoals de laatste koning van Juda, Zedekia: zijn ogen worden uitgestoken, hij wordt met koperen kettingen geboeid, tegen de achtergrond van een geruïneerde tempel (2 Kon. 25:7). Het lijkt erop dat de reeks richters de afgang symboliseren van het koningschap in Israël en Juda. Het boek heeft een geheime agenda.
Die geheime agenda is gelegen in de beschrijving van de broederschap of juist het ontbreken daarvan. De stammen zouden een geweldige gemeenschap kunnen bouwen. Ze zouden het land blijvend kunnen beërven. Maar ze vechten elkaar letterlijk de tent uit. ‘Was er maar een koning…’ nogmaals, verzucht de auteur als hij zijn pen neerlegt. ‘Dan was het allemaal anders gegaan, dan zouden de broeders elkaar niet hebben uitgemoord. Was er maar een koning als David…
De finale
Zie hier in grote lijnen de achtergrond van Rechters 12. Het lijkt een latere toevoeging: het levenseinde van Jefta’s dochter is ook een mooi slot aan de cyclus. Maar het verhaal gaat nog één hoofdstuk door. De merkwaardige suggestie wordt gewekt dat Efraïm ook aan de oostkant van de Jordaan land bewoont, net als het broedervolk Manasse. Voor Manasse vinden we dat geregeld in Jozua 13:8vv. Voor Efraïm in het geheel niet. Overigens: de Jordaan is hier geenszins een grensrivier tussen het Beloofde Land en het ‘buitenland’. Ook Gad en Ruben wonen aan de oostzijde.
De Efraïmieten maken aan Jefta het verwijt dat hij hen niet bij de oorlog tegen Ammonieten heeft betrokken. Ammon (vgl Amman) en Moab dingen mee naar de smalle vruchtbare strook aan de oostzijde van de Jordaan, die oostwaarts al snel overgaat in een bizarre woestijn. De ruimte is dus ook aan de oostkant beperkt. Bovendien kan men t.o.v. de Jordaan ook goed noord-zuid reizen. Het gaat dus om belangrijk gebied.
Het verwijt van de Efraïmieten is hetzelfde als wat Gideon – ook door de Efraïmieten wordt toegevoegd in 8:1. En ook in Rechters 8 komen de Efraïmieten na de strijd met hun verwijt: ze zetten zelf geen stappen om zich aan te sluiten. In 12:1 dreigen ze zelfs met brandstichting bij het huis van de nieuwe richter. Een vorm van dankbaarheid is ver te zoeken. N.B. heeft Jefta zijn enig kind opgeofferd aan de bevrijding van het oost-Jordaanse.
Het wachtwoord
Jefta gaat er met gestrekt been in: hij heeft de Efraïmieten wel degelijk opgeroepen, maar van broederschap bleek geen enkele sprake. De manschappen van Efraïm werden in 12:1 weliswaar opgeroepen maar vooral om de broederschap nog verder onder druk te zetten, niet om de vijand het land uit te gooien. Maar er speelt nog een motief. In 12:4 lezen we dat de manschappen van Jefta de Efraïmieten hebben uitgemaakt voor deserteurs. De geschonden eer moet worden hersteld. De stammenstrijd breekt los en de Efraïmieten zijn geen partij voor Jefta en de zijnen. De Efraïmieten vluchten de Jordaan over (dat motief vind je ook bij Gideon (7:24). Dat wil zeggen: ze vluchten naar het kerngebied van Efraïm aan de westzijde. Maar net als bij Gideon worden de voorden van de Jordaan afgezet. Wie wil oversteken, moet een taaltestje doen: ‘Zeg eens(Hebreeuws) “shibbólet”. De S-klank, met de shin geschreven, betekent ‘korenaar’ of ‘draaikolk’. De betekenis is hier niet interessant. De Efraïmieten hebben een eigen uitspraak voor het woord: sibbólet, de S-klank met een samek geschreven. Het gaat simpelweg om een dialectisch verschil. Men kan het vergelijken met ‘Zeg eens Schevingen’ als je aan een niet-Nederlandse bezoeker wilt duidelijk maken dat hij/zij echt geen Hollander is. Een sjibbolet (wij leggen de klemtoon op de e) is dus een soort wachtwoord, een kenwoord. Je hoort erbij of niet. En zeg je sibbolet, wel, dan heb je je laatste woorden gezegd.
Een triest makende balans
De actie van Jefta kost 42.000 Efraïmieten het leven. De tribale chaos is compleet. De richters hebben meer broeders uitgemoord dan vijanden. In Rechters 20:47 blijven er van de stam Benjamin nog maar 600 man over, met aantallen gesneuvelden die zelfs onder Jefta niet worden gehaald. De laatste mededeling over Jefta is hoeveel doden er wel niet zijn gevallen (12:6). Dat is typerend voor dit hoofdstuk en eigenlijk ook dit boek: Rechters is het boek van de mislukkingen, van het gevaar dat van binnenuit komt, de broedertwist, het verraad, het aantasten van alle als heilig beschouwde regels. Het leven van Jefta is prachtig om er een roman van te maken. Joost van den Vondel werd erdoor geïnspireerd en schreef ‘Jefta of Offerbelofte’. En hij is een van de velen. Maar na Re.10:6-12:6 blijf je als lezer met een kater achter: het verhaal van de man die alles won en alles verloor. Op een of andere manier heeft Jefta daarom meer mijn sympathie dan alle andere richters, al maakt hij er een puinhoop van: de underdog die de baas wordt en eraan onderdoor gaat. Het oordeel van de Efraïmieten zal overigens minder positief zijn dan het mijne. Vooral als je geen Efraïmiet bent en toevallig toch niet shibbólet kunt zeggen…