Genesis 43
Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.
De tweede reis van Joseefs broers naar Egypte.
Vers 1: En de honger was zwaar in het land.
Vers 2: En het geschiedde toen ze het graan dat ze uit Egypte hadden meegebracht opgegeten hadden, dat hun vader tot hen zei: Keert terug. En koopt graan voor ons, een weinig voedsel.
Graan opgegeten: volgens Genesis 45:6 is intussen twee jaar verstreken sinds het begin van de magere jaren.
Hun vader: het lijkt dat Jaäkov in zijn positie als vader, als hoofd van de clan, zijn gezag wil tonen.
Een weinig voedsel: Jaäkov beseft ook wel dat, willen ze niet van honger omkomen, de broers weer moeten afdalen naar de graanschuur Egypte. Door het woord ‘weinig’ te gebruiken suggereert hij dat het slechts om een formaliteit gaat. Maar hij weet ook wel dat het heel spannend gaat worden. En ook zit Sjimon nog steeds in hechtenis.
Vers 3: Maar Jehoeda zei tot hem door te zeggen: Die man heeft ons nadrukkelijk betuigd door te zeggen: Jullie zult mijn aangezicht niet zien tenzij jullie broer bij jullie is.
Door te zeggen: deze uitdrukking geeft aan, net als overal waar deze werkwoordsvorm staat, dat wat volgt een officiële uitspraak is. Het is alsof Jehoeda zegt: Vader, nu moet u eens goed luisteren!
Nadrukkelijk betuigen: volgens Genesis 42:15 heeft Joseef zelfs een eed gezworen.
Door te zeggen: ook de heerser in Egypte heeft de broers een officiële mededeling gedaan en daar moet Jaäkov van doordrongen zijn.
Niet: bedoeld is ‘beslist niet’.
Vers 4: Als het zo is dat u onze broer met ons zendt, dan zullen we afdalen. En we zullen voor u voedsel kopen.
Vers 5: Maar als het zo is dat u niet zendt, dan zullen wij niet afdalen, want de man heeft tot ons gezegd: Jullie zult mijn aangezicht niet zien tenzij jullie broer bij jullie is.
U zendt niet: in vers 4 waar het gaat over ‘wél zenden’ wordt gezegd ‘ons’ en daarbij ‘onze broer’. Hier gaat het over ‘níet zenden’ maar er wordt door Jehoeda niet bijgezegd wie Jaäkov moet zenden.
Vers 6: En Israel zei: Waarom hebben jullie mij kwaad gedaan door de man te vertellen dat jullie een broer hadden?
Waarom letterlijk ‘tot wat’. Dus de betekenis is: nu zien jullie waar dit toe heeft geleid.
Israel: sinds de wegvoering van Joseef is het hier de eerste keer dat Jaäkov weer met zijn naam Israel aangeduid wordt. Het is alsof Jaäkov hier uit zijn impasse ontwaakt en zijn verantwoordelijkheid neemt.
Vers 7: En zij zeiden: De man heeft nadrukkelijk gevraagd naar ons en naar ons familieverband door te zeggen: Leeft jullie vader nog? Hebben jullie een broer? En wij hebben hem verteld op bevel van deze woorden. Konden wij soms weten dat hij zou zeggen: Laat jullie broer afdalen.
Op bevel van: letterlijk staat er ‘op de mond van’. Rasji verklaart dit door te vertalen ‘in overeenstemming met’. Het woord ‘bevel’ lijkt beter te passen omdat de man zich nogal bars heeft opgesteld en zich als heerser heeft doen kennen.
Vers 8: En Jehoeda zei tot Israel zijn vader: Zend de knaap met mij. En laten we opstaan. En laten we gaan. En we zullen leven en niet sterven, zowel wij als u als onze kindertjes.
Knaap: Joseef was als laatste zoon van Israel in Charan geboren. Na zijn geboorte heeft Jaäkov zes jaar gewerkt bij Lavan. Daarna keerde hij terug naar Kenaän waar Joseefs jongere broer Binjamin geboren werd. Als Racheel nog menstrueerde tijdens de reis, zoals zij suggereerde toen ze op het kameelzadel zat waarin de huisgoden van haar vader verborgen waren, zal Binjamin minstens zeven jaar jonger zijn dan Joseef. En Joseef was dertig jaar volgens Genesis 41:46. Intussen is er zeven jaar van overvloed verstreken en enkele jaren van honger. Joseef zal hier dus een jaar of veertig zijn en Binjamin ruim dertig jaar. In Genesis 46:21 worden tien zonen genoemd van Binjamin die met Jaäkov meegingen naar Egypte. Zie verder bij dat vers.
Wij en u: Jehoeda stelt de zaak heel realistisch voor. Voor ieder mens geldt dat hij zichzelf voorop stelt en de ander voorop stellen lijkt een vorm van manipulatie.
Kindertjes: met dit worden kleine kinderen bedoeld die nog dribbelen. Met dit woord werkt Jehoeda op Jaäkovs gevoel.
Leven en niet sterven: In Genesis 42:2 heeft Jaäkov deze woorden gebruikt toen hij zijn zoons voor de eerste keer naar Egypte zond.
Vers 9: Ikzelf, ik zal voor hem borg staan. Uit mijn hand mag u hem vragen. Als ik hem niet tot u terugbreng en hem voor uw aangezicht stel, dan zal ik schuldig zijn voor u, alle dagen.
Ikzelf, ik: in tegenstelling met Reoeveen, die zijn twee kinderen als onderpand aanbood (Genesis 42:37) biedt Jehoeda zichzelf aan. Jehoeda heeft zelf twee kinderen moeten verliezen (zie Genesis 38:7 en 10), en hij kan dan ook het beste met Jaäkov meevoelen die Joseef kwijt is en nu ook Binjamin vreest te verliezen.
Stellen voor iemands aangezicht: Rasji maakt hierbij de opmerking dat dit inhoudt dat Jehoeda Binjamin levend terug zal laten keren.
Vers 10: Want hadden wij maar niet uitgesteld, dan waren wij nu al twee keer teruggekeerd.
Vers 11: En Israel hun vader zei tot hen: Als het zo is, wel, doe dit: Neem van uitgelezen vruchten van het land in jullie bagage en laat een geschenk afdalen voor de man, een weinig balsem en een weinig honing, gom en mirre, pistachenoten en amandelen.
Wel: volgens Rabba 91 duidt dit woord op ontreddering. Hetzelfde woord wordt gebruikt door Jitschak als Jaäkov hem bedrogen heeft door voor te wenden dat hij Esau is. Zie Genesis 27:33.
Brengen: ook weer staat hier letterlijk ‘doe afdalen’.
De karavaan die Joseef naar Egypte bracht had vrijwel dezelfde vruchten en materialen bij zich als Jaäkov hier opsomt. Zie Genesis 37:25.
Sforno zegt dat Jaäkov met veel zorg en toewijding een selectie maakt voor het geschenk. Kostbaarheden als goud of zilver zouden niet toereikend zijn bij zo’n machtig heerser. Al de genoemde vruchten waren niet inheems in Egypte (zoals ook blijkt uit de karavaan die ze in Genesis 37 naar Egypte vervoerden) en daarom zouden ze in de smaak kunnen vallen bij de heerser van dat land.
Vers 12: En neem dubbel zilver in jullie hand, en het zilver dat teruggekeerd was in de mond van jullie plunjezakken moeten jullie weer in jullie hand nemen. Misschien was het een vergissing.
Dubbel zilver (geld): Rasji geeft als verklaring dat Jaäkov er rekening mee houdt dat de prijs intussen gestegen zal zijn, of mogelijk hoopt hij dat de broers extra graan kunnen kopen.
Jullie hand: door het geld direct bij de hand te hebben maken de broers duidelijk dat zij het graan eerlijk willen kopen.
Vers 13: En neem jullie broer. En sta op, keer terug naar de man.
Jullie broer: door deze uitdrukking te gebruiken doet Jaäkov impliciet een beroep op de verantwoordelijkheid van de broers ten aanzien van Binjamin.
Vers 14: En God Sjaddai zal jullie ontferming geven voor het aangezicht van de man zodat hij voor jullie jullie andere broer zal laten gaan en Binjamin. En ik, als ik van kinderen beroofd wordt dan worde ik van kinderen beroofd.
God Sjaddaj: letterlijk ‘God van mijn borsten’. In het boek Genesis kan deze aanduiding van God steeds in verband gezien worden met vruchtbaarheid en verzorging. Een meer algemeen aanvaarde opvatting is dat het woord ‘Sjaddaj’ te maken heeft met macht, vandaar dat de vertaling vaak is ‘Almachtige’. Rasji leidt het woord af van twee Hebreeuwse woorden die samen betekenen ‘het is genoeg’. Door deze aanduiding van God hier te gebruiken geeft Jaäkov aan dat hij meent dat hij nu wel ellende genoeg heeft ondervonden: de haat van zijn broer Esau, het bedrog van Lavan, de dood van Racheel, de verkrachting van Dina, de dood van Joseef, de gevangenschap van Sjimon en nu het risico Binjamin kwijt te raken.
Laten gaan: letterlijk ‘wegzenden’.
Van kinderen beroofd worden: een uitdrukking van wanhopige berusting.
Vers 15: En de mannen namen dat geschenk. Het tweevoudige aan zilver hebben zij meegenomen in hun hand, en Binjamin. En zij stonden op. En zij daalden af naar Egypte. En zij gingen staan voor het aangezicht van Joseef.
Vers 16: En Joseef zag Binjamin bij hen. En hij zei tot degene die over zijn huis ging: Laat die mannen in het huis komen. Slacht slachtvee en bereid het, want vanmiddag zullen de mannen bij mij eten.
Bereiden: dit woord wordt met name gebruikt om het gereedmaken van het sabbatsmaal mee aan te duiden. Joseef zou hier dus sjabbes vieren. Op grond hiervan menen de rabbijnen dat de broers op vrijdagavond aangekomen zijn
Vers 17: En de man deed zoals Joseef gezegd had. De man bracht de mannen in Joseefs huis.
Vers 18: En de mannen werden bevreesd omdat zij in Joseefs huis gebracht waren. En ze zeiden: vanwege de zaak van het zilver dat in onze plunjezakken is teruggekeerd in het begin zijn wij gebracht, om over ons heen te rollen en om over ons heen te vallen, om ons tot knechten te nemen en onze ezels.
Overheen rollen: zoals bij worstelen gebeurt.
En onze ezels: doordat dit achteraan staat krijgt het veel nadruk. Nachmanides verklaart dit aldus: de broers waren niet zozeer bezorgd over het lot van hun ezels vanwege de dieren zelf als wel vanwege hun functie. Als de dieren in beslag genomen werden zouden zij geen graan meer naar huis kunnen brengen en zouden de gezinnen omkomen van de honger.
Vers 19: En ze benaderden de man die over Joseefs huis ging. En ze spraken tot hem bij de opening van het huis.
Vers 20: En ze zeiden: Met uw verlof mijn heer. Wij waren in het begin keer alleen maar afgedaald om voedsel te kopen.
Met uw verlof: letterlijk staat hier ‘op mij’. Deze uitdrukking heeft de betekenis ‘Moge op mij neerkomen alles wat onaangenaam is in wat ik zeg’.
Vers 21: En het geschiedde toen wij in het nachtverblijf gekomen waren dat wij onze plunjezakken openden. En zie! Ieders zilver was in de opening van zijn plunjezak, ons zilver naar zijn gewicht. Maar wij brengen het terug in onze hand.
Vers 22: En ander zilver hebben wij laten afdalen in onze hand om voedsel te kopen. Wij weten niet wie ons zilver in onze plunjezakken gedaan heeft.
Vers 23: Maar hij zei: Vrede zij jullie. Vrees niet. Jullie God en de God van jullie vader heeft jullie een verborgen schat in jullie plunjezakken gegeven. Jullie zilver is bij mij gekomen. En hij liet Sjimon uitgaan naar hen.
Verborgen schat: gewoonlijk wordt hier mee bedoeld een schat die in de grond verborgen is.
Vers 24: En de man bracht de mannen in Joseefs huis. En hij gaf water en zij wasten hun voeten. En hij gaf voer aan hun ezels.
Hun ezels: blijkbaar heeft Joseefs dienaar de zorg van Joseefs broers voor hun ezels (zie vers 18) goed aangevoeld, want nadat hij de mannen ontvangen heeft zorgt hij eerst voor hun dieren.
Vers 25: En zij legden het geschenk klaar tot de komst van Joseef in de middag, want ze hadden gehoord dat ze daar brood zouden eten.
Brood eten: brood is de aanduiding voor voedsel in het algemeen. ‘Brood eten’ betekent ‘een maaltijd gebruiken’.
Vers 26: En Joseef kwam naar zijn huis. En zij brachten hem het geschenk dat in hun hand was in het huis. En zij bogen zich neer voor hem ter aarde.
Vers 27: En hij vroeg aan hen naar vrede. En hij zei: Is het vrede met jullie oude vader van wie jullie gezegd hebben ? Leeft hij nog?
Wat de broers van hun oude vader gezegd hebben wordt niet herhaald door Joseef. Zou dit teveel emoties oproepen bij Joseef?
Leeft hij noch? Mogelijk dat Joseef schrikt nu zijn broers er het zwijgen toe doen en vreest hij dat Jaäkov intussen overleden is.
Vers 28: En zij zeiden: Het is vrede met uw knecht, met onze vader. Hij leeft nog. En zij bogen het hoofd. En zij bogen zich neer.
Vers 29: En hij sloeg zijn ogen op. En hij zag Binjamin, zijn broer, de zoon van zijn moeder. En hij zei: is dit jullie kleine broer waarvan jullie mij gezegd hebben ? En hij zei: God zij je genadig mijn zoon.
Hij zag Binjamin, zijn broer: in vers 16 staat als dat Joseef Binjamin zag bij hen, als deel van de hele groep. Hier herkent hij Binjamin als broer, als de zoon van zijn moeder.
Kleine broer: mogelijk dat de uitspraak van Joseef verbazing weergeeft, want Binjamin was een volwassen man en vader van tien kinderen.
Mijn zoon: Joseef was een jaar of acht ouder dan Binjamin.
Rabbijn Vredenburg verklaart Joseefs gedrag hier als volgt: Joseef ziet hier Binjamin maar hij wist nog niet of de broers hem met list of zelfs met geweld bij hun vader hadden weggehaald. Voor hij zich bekend maakt wil hij eerst zekerheid over de houding van de broers tegenover Binjamin.
Vers 30: En Joseef snelde weg want zijn mededogen met zijn broer was warm geworden. En hij zocht (een gelegenheid) om te wenen. En hij ging de binnenkamer in en hij weende daar.
Warm worden: is er verschil met ‘heet worden’?
Wenen: in Genesis 42:24 weende Joseef voor de eerste keer. Blijkbaar weent hij hier langduriger, want daarna wast hij zijn gelaat. In Genesis 42 was er alleen sprake van ‘omkeren en wenen’. Hier gaat hij ook nog naar een ander vertrek om daar te wenen.
Vers 31: En hij waste zijn aangezicht, en hij ging naar buiten en hij herstelde zich. En hij zei: zet brood neer.
Brood: dit is het algemene woord voor ‘voedsel’. Voor landbouwers was dit natuurlijk brood, maar voor veehouders en nomaden eerder vlees.
Vers 32: En zij zetten het voor hem apart en voor hen apart en voor de Egyptenaren die met hem aten apart. Want de Egyptenaren kunnen geen brood eten met de Hebreeën. Want dat is een afschuw voor Egypte.
Apart: op Egyptische afbeeldingen ziet men Farao ook nooit met anderen aan één tafel zitten.
Afschuw: Onkelos geeft als verklaring hiervoor dat de broers als herders vlees aten terwijl de Egyptenaren verschillende dieren als goden vereerden. Zo is later het slachten van het lam bij het Pesachfeest iets zeer aanstootgevend iets voor de Egyptenaren.
Vers 33: En ze zaten voor hem, de eerstgeborene volgens zijn eerstgeboren zijn en de jongste naar zijn jongstgeboren zijn. En de mannen verbaasden zich tegenover elkaar.
Er was slechts een gering leeftijdsverschil tussen Joseefs halfbroers want alle tien werden in een periode van 7 jaar geboren.
Vers 34: En hij diende het voor hem opgediende op voor hen. Maar het opgediende van Binjamin was vijfmaal meer dan wat hen allen opgediend werd. En ze dronken en werden dronken met hem.
Opgediende: hoe groter de portie is die men een gast aanbiedt des te meer zegt men diens bezoek op prijs te stellen.
Vijf: dit getal is kenmerkend voor de Joseef-verhalen.
Meer dan: is dit om te zien of de broers jaloers werden op Binjamin zoals je dat waren op hem toen hij van zijn vader het speciale kleed kreeg?
Dronken worden: rabbijn Vredenburg meent dat de broers door hun dronkenschap niet konden merken hoe het geld weer teruggedaan werd in hun zakken. Gur Aryeh zegt: Joseef liet de broers zich bedrinken om te weten te komen of zij in hun dronkenschap andere dingen zouden zeggen als toen zij nuchter waren.
Mijn mening is dat Joseef meer verborg dan zijn broers. Dus als men loslippig wordt door de alcohol zou Joseef zelf eerder zijn geheim verraden. Toch blijkt hier niets van; hij blijft zijn rol voortreffelijk spelen. Mijns inziens geeft de schrijver hiermee aan dat Joseefs houding en gedrag hem zo volkomen eigen zijn geworden dat hij ook in een situatie als remmingen wegvallen toch dit patroon volhoudt. Wat hij bij de geboorte van zijn kinderen gezegd heeft, namelijk dat God het huis van zijn vader hem had doen vergeten, was waarheid geworden voor hem.
Van Selms suggereert dat Joseef meer gewend was aan alcohol dan de broers. Maar er staat wél dat de broers dronken werden met hem.