< Alle onderwerpen
Printen

Genesis 15: 7-21

Het verbond tussen de stukken.

In Genesis 15 sluit God een verbond met Abram. Hij doet dit door als brandende fakkel tussen doorgesneden stukken vee door te gaan. Het was in die tijd een bepaalde manier van verbondsluiting. In Jeremia 34:18-20 wordt dit tenminste als een vorm van verbondssluiting beschreven.
In het verhaal in Genesis 15 is sprake van dieren, een kalf, een geit, een ram en vogels. De zoogdieren worden door Abram in tweeën gehakt en de stukken worden tegenover elkaar gelegd. De vogels niet.

De vragen die dit gedeelte oproept zijn de volgende:
Er is sprake van het getal ‘drie’ bij de zoogdieren. Maar gaat het over ‘driejarige dieren’, dieren die als derde geboren zijn, of het drie keer gebruiken van de dieren? Niemand die precies weet wat bedoeld is, want geen van deze verklaringen past precies op wat verteld wordt. Wel is zeker dat het met het getal ‘3’ te maken heeft.
En hoe zit het met de vogels? Er is sprake van een tortelduif en een jonge vogel. Het gewone woord voor ‘jonge duif’ wordt niet gebruikt! Er is alleen sprake van het jong van een vogel, zonder soortaanduiding. En worden deze dieren tegenover elkaar gelegd, net als de halve kadavers? De tekst rept hier niet van.

In de Joodse traditie is dit verhaal altijd gelezen met het oog op de volkerenwereld. De drie zoogdieren zijn symbolisch voor de volken, en de vogels voor Israël. De duif is typisch het beeld van het volk Israël.
Hoe zinvol deze uitleg ook is, er zijn enkele onduidelijkheden. Waarom twee vogels, en waarom is er geen sprake van ‘duif’ (wel van tortelduif)?

De oplossing die ik bied sluit aan bij wat de Joodse traditie zegt, maar geeft meer duidelijkheid. De sleutel voor het verhaal ligt in de vogel. Er is namelijk sprake van één vogel! Een tortelduif, en wel een jonge tortelduif. Het voegwoord (‘en’) tussen ‘tortelduif’ en ‘jonge vogel’ kan namelijk ook betekenen ‘te weten’, ‘namelijk’, ‘bestaande uit’.
En dan passen alle stukjes in elkaar: er is steeds sprake van ‘drie’. In elk geval zijn er drie stuks vee, die, in tweeën gehakt, zes stukken vormen. En de zevende, dat is die ene vogel! En niet eens een standvogel als een duif, maar een vogel die in de herfst het land verlaat en in het voorjaar weer terugkomt. Net als het volk Israël dat in slechte tijden het land uitgaat en in andere tijden weer terugkomt. Die vogel wordt niet in tweeën gehakt. Die heeft ook niets tegenover zich, die blijft op zichzelf. Zelfs de plaats waar de vogel ligt blijft onduidelijk; niet aan een van beide kanten.
Dat het verhaal duidelijk een beeld vormt van de volken, die verdeeld zijn, en Israël die één is, lijkt wel duidelijk.
Maar ook lijkt het een herhaling van wat in Genesis 1 al beschreven wordt: zes dagen en de zevende dag. En de eerste zes dagen hebben ieder een tegenpool. De eerste dag komt overeen met de vierde, de tweede met de vijfde en de derde met de zesde. Alleen de zevende dag, de sabbath, heeft geen partner.
En dan zijn er aasgieren die het voorzien hebben op de kadavers, op de zes stukken. (Ook hierbij wordt de vogel niet genoemd). En Abrahams’ functie is deze aasgieren weg te jagen.

Op deze manier wordt dit verhaal een symbolische kijk op wat Abraham, en in zijn spoor zijn nakomelingen, betekent voor de volken.

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *