Ruth
Onderstaande tekst werd eerder gepubliceerd in “Van Ver Halen, een verhaal achter de bijbelverhalen”, Meinema 2005.
Dr. Piet van Midden doceert Hebreeuws aan de Tilburg School of Catholic Theology, afdeling Bijbelwetenschappen en Kerkgeschiedenis. Hij is op social media actief met een dagelijkse snelcursus Hebreeuws, is schrijver, uitgever en adviseert de reisorganisatie High Flight International.
RUTH: EEN LIEFDESGESCHIEDENIS
‘In de dagen dat de richters richtten…’ Zo begint het boekje Ruth. In onze canon is deze liefdesgeschiedenis achter het boek Richteren / Rechters gehangen, maar in de joodse traditie behoort het tot de vijf feestrollen achterin de bijbel, bij ‘De Geschriften’ en wordt het in de synagoge op de tweede dag van het Wekenfeest (Shavoeot, Pinksteren) gelezen.
Het begint met een man, Elimelek ‘God is koning’, maar het gaat over vrouwen: Noömi, ‘Liefelijke’ en Ruth, ‘Trouwe’. Elimelek gaat met zijn vrouw Noömi en hun zonen Machlon en Kiljon (‘Ziek, zwak en misselijk’) uit Betlehem naar Moab, vanwege hongersnood. Onvoorstelbaar: men verlaat Betlehem, ‘Broodhuis’ want daar is geen brood. Het lijkt op een gang in ballingschap, zoals Abram in Genesis 12 en de zonen van Jakob in de Jozefcyclus een gedwongen gang om brood naar Egypte maken. Maar het geeft meteen aan dat er van een nieuwe ‘uittocht en intocht’ sprake zal zijn.
In Moab trouwt Maklon met Ruth en Kiljon met Orpa (‘Afvallige’), Moabitische meisjes. Helemaal fout, als je de waarschuwingen uit de Tora daarop loslaat.
Het gaat mis met de familie. Elimelek sterft. Machlon en Kiljon sterven eveneens. Wat wil je met die namen… Dan blijkt dat de Heer naar zijn volk heeft omgezien door het brood te geven. Er is weer brood, lèchem, in Betlèchem en Noömi besluit terug te keren.
In haar omkeer gaan Ruth en Orpa mee naar Betlehem. Ze gaan, net als Abraham en Sara ooit. Maar ook hier is de vraag hoeveel van de volkenwereld aan de twee schoondochters kleeft om de tocht te voltooien en aan een onzekere toekomst in Betlehem te beginnen. In de naamgeving wordt al aangezegd hoe het zal verlopen. Als Noömi de twee schoondochters op de vrouw af aanraadt terug te keren naar haar volk, keert Orpa op haar schreden terug. Ruth spreekt een indrukwekkende belijdenis uit:
‘Waarheen jij gaat, ga ik; waar jij overnacht, overnacht ik; jouw volk is mijn volk, jouw God is mijn God; waar jij zult sterven, zal ik sterven en daar zal ik begraven worden. Alleen de dood kan scheiding maken tussen mij en jou.’
Je kunt zeggen: nu ze uit de ‘actieradius’ van haar oude god Kamos loopt, maakt ze zich bekend aan de god van het nieuwe land dat ze op het punt staat binnen te trekken. Maar veel meer dan dat betekent deze belijdenis, dat voortaan de weg van Israël haar weg zal zijn. Ze zal gaan, net als Rebekka ooit ging (‘Ga jij, ga ik’, vgl. 24:58). In het licht van Deuteronomium 23:3 is die belijdenis extra opvallend.
Noömi komt berooid in Betlehem aan in het begin van de gersteoogst. Met Pesach dus. Het vertrek uit Moab, aan de andere kant van de Dode Zee, is een uittocht in het klein. En een kleine intocht, ook met Pasen (Joz. 5: 10-12)
‘Tussen Pesach en Shavoeot, Pasen en Pinksteren, speelt het boekje Ruth. Dus van gersteoogst naar tarweoogst. Ooit de mooiste tijd van het jaar. Ze mag met de andere armen de aren zoeken achter de maaiers en de niet afgemaaide rand van het veld plukken (Lev. 23:22). Ze valt op bij de eigenaar van het veld, Boaz (‘In hem is kracht’; wel wat anders dan Machlon, ‘ziekelijke’!) en krijgt een voorkeursbehandeling. Als ze ’s avonds thuis komt met een overdreven hoeveelheid gerst (een efa is meer dan 36 liter droge stof), begrijpt Noömi dat er wat aan de hand is en navraag brengt haar bij Boaz. Die blijkt een verwant te zijn en een losser. Lossing is onder andere het vrijkopen van in schulden geraakte familie. (Lev. 25:47v.) en hun oorspronkelijke bezit. Door die wet heen speelt hier een andere wet, die van het zwager- of leviraatshuwelijk (Deut. 25: 5-10). Daarin is bepaald dat de jongere broer van de overleden man zijn schoonzus huwt met als doel om voor zijn broer nakomelingschap te verwekken. We kwamen het eerder tegen bij Tamar en Onan in Genesis 38. Noömi combineert beide en stuurt Ruth, als ze in de miqwe, het reinigingsbad, geweest is met een lekker luchtje op ’s nachts naar de dorsvloer. Dat is dikwijls een gewijde plek waar ook offers worden gebracht. Kennelijk is er een afsluiting van het oogstfeest, want er is gegeten en gedronken en ook Boaz gaat ‘met vrolijk hart’ slapen bij het gedorste graan.
De auteur is enorm dubbelzinnig in zijn beschrijving van de scène op de dorsvloer. De woorden die hij kiest hebben vaak een seksuele connotatie: ze moet ‘komen tot’, Boaz’ voeten ‘ontbloten’, ‘zich neerleggen’ (3:4). Als Boaz wakker wordt, zegt ze bovendien: ‘Spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd’, hetgeen zoiets betekent als ‘ga met mij naar bed.’ (zie bijv. Ez. 16:8). Bij deze dubbelzinnigheid van de auteur gaan de gedachten dus heel makkelijk in de richting van een seksueel getinte ontmoeting en dat kan ook goed de bedoeling zijn: door Ruth in deze positie te laveren, schept Boaz in zekere zin verplichtingen. Dat het plan van Noömi geslaagd is, kan blijken uit de beloning die ze meekrijgt: zes maten gerst voor Ruths (en zijn eigen) aanstaande schoonmoeder.
Het huwelijk moet nog wel geregeld worden. Probleem is daarbij de lossing: die is voorbehouden aan de eerste in de bloedlijn en dat is niet Boaz. Boaz moet dus een en ander organiseren en daarover laat hij geen gras groeien. In de stadspoort (de open ruimte achter de muur) wordt de losser gespot, die in het Hebreeuws de weinig vleiende naam ‘Dinges’ krijgt (NBG: ‘Gij daar’, 4:1). Meteen is duidelijk dat de man geen rol van betekenis zal spelen.
Boaz regelt tien mannen, tien getuigen als vertegenwoordigers van de gemeenschap en legt de situatie uit: er is land te lossen. Dinges wil wel, maar dan komt de aap uit de mouw: het is een package deal. Lossen betekent ook meteen zwagerplichten. Dinges zegt dat niet te kunnen doen en dat werd al verwacht. Nu kan Boaz zijn zaakjes naar eigen believen regelen en gaan land en Ruth naar hem over. Een schoenenruil bekrachtigt de overname (zie Ps. 60:10).
Nog eens extra duidelijk wordt het doel van dit huwelijk aangegeven: er moet nakomelingschap voor de kwetsbare lijn van Elimelek komen (4:10). Daarom wordt er een verwijzing naar Tamar gemaakt (4:12).
Dat lukt: de Heer geeft aan Ruth zwangerschap (en niet: Boaz verwekte) en ze baart een zoon.
Opvallend is het slot: Ruth baart een zoon maar de buurvrouwen geven het een
naam (4:17) en ze merken daarbij op dat aan Noömi een kind is geboren! Het ging wel over Ruth in deze liefdesgeschiedenis, maar om Noömi! En zij zet de lijn van Elimelek voort: een lijn die uitloopt op David. Om die naam is het uiteindelijk te doen.