< Alle onderwerpen
Printen

Handelingen 10: 34-38

God maakt geen onderscheid

Door Peter Tomson

Brieflezing bij Jes. 42:1-17 (Lied vd knecht des Heren) en Mat. 3:13-17 (doop vd Heer)

In de evangelielezing (Matteüsjaar!) zegt Jezus ter verklaring van zijn wens om gedoopt te worden dat ‘het gepast is alle gerechtigheid te vervullen’, wat mooi aansluit bij de brieflezing nav. de besnijdenis vorige week. NB: volgens Matteüs vallen zowel besnijdenis als doop onder de gerechtigheid die Jezus moet vervullen!

Het begin van de preek/dooptoespraak van Petrus tot het huis van Cornelius past hier mooi bij. Lucas heeft in zijn evangelie nauwgezet laten zien dat Jezus besneden èn gedoopt is, maar doet dat in het perspectief dat hij van Paulus heeft overgenomen: één kerk van Joden en heidenen, dwz. Joden die joods leven en heidenen die geen afgodendienaren meer zijn.

Cornelius is een soort prototype in het verhaal van Lucas: reeds vòòr zijn bekering onder inspiratie van Petrus was hij een ‘Godsvereerder’, een niet-Jood die in de God van Israël gelooft en een aantal geboden houdt: hij gaf veel aalmoezen en bad gedurig tot God (Hand. 10:2). Wat hij nog niet kende was het verhaal van Jezus, en dat vertelt Petrus hier.

We moeten hier natuurlijk meteen denken aan die andere centurio uit Lucas’ tweeluik, die ‘de Joden goedgezind was en de synagoge heeft laten bouwen’ (Luc. 7:5). Deze had alle respect voor Jezus’ joodse gebruiken en vroeg hem daarom niet om zijn huis binnen te komen, wat vrome Joden immers niet deden (Hand. 10:28!). Dààrom is Jezus zo verbaasd over zijn geloof ‒ zoals de man zelf een bevel geeft en zijn ondergeschikten voeren het uit, zo gelooft hij dat Jezus op afstand ‘slechts met een woord’ kan genezen.

Wanneer Lucas zegt dat God ‘geen onderscheid maakt tussen mensen’ (zie onder), vooronderstelt hij dat de joodse christenen hun geboden blijven houden, net zoals de heidenchristenen alleen de geboden houden die voor hen gelden, aalmoezen en gebeden bv.
De uitdrukking ‘onderscheid makend tussen mensen’ is de nogal problematische NBV-vertaling van prosôpolêmptês, lett. ‘gezicht aannemend’. Het is een typisch Grieks-joods woord en een vertaling van nesiat panim, ‘aanzien des persoons’ in het Statenvertaals. Er zijn immers wel degelijk verschillen (Jood/Griek, man/vrouw, slaaf/vrije), maar ze gelden niet in de kerk, zie Gal. 3:28.

De broeders in Jeruzalem denken na Petrus’ terugkeer ten onrechte dat hij verboden spijzen gegeten heeft (Hand. 11:3). Het visioen dat hij zag wordt door Lucas zelf niet letterlijk geïnterpreteerd (anders dan de kerkvaders en vele latere exegeten). Wat God ‘gereinigd’ heeft, dat zijn de heidenen zelf: als ze in God geloven, kan Petrus onbekommerd met ze omgaan en zelfs bij ze naar binnen gaan. Dat had hij van zijn meester niet geleerd (Luc. 7!). Er is dus wel degelijk een drempel overschreden in Lucas’ verhaal, maar niet in die zin dat voor de joodse volgelingen van Jezus de geboden zijn afgeschaft.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *