< Alle onderwerpen
Printen

1 Korinthe 12: 3b-7 en 12-13

Bezield en tot één verbonden

Door Adri van der Wal

In het Bijbels spraakgebruik is de Geest de aanduiding van Gods bezielende aanwezigheid. Met zijn Geest is God aan het werk onder mensen. Hans Küng omschreef het geloven in Gods Geest in zijn boek Het Jodendom. Wezen, geschiedenis en toekomst (Utrecht 2010, 448) als: “In de Heilige Geest geloven betekent in Gods werkzame macht en kracht in mens en wereld geloven. .. dit geloof in Gods Geest kunnen joden, christenen en moslims delen.”

In het Eerste Testament is de Geest Gods levensteken in de chaos van water en duisternis (Genesis 1:2). De Geest doet mensen leven (Psalm 104:29-30; Prediker 12:7), doet mensen profeteren (Numeri 11:25-26; Saul, 1 Samuël 10:11), rust op mensen (op individuen als Simson, Richteren 13:25, David, 1 Samuël 16:13, en de Godsbode in Jesaja 61:1; op Israël als volk, Ezechiël 36:27). De Geest versterkt talenten in mensen (Besaleël, Exodus 31:3) en heiligt die ten dienste van de gemeenschap. In Jesaja 44:3 worden de begrippen “Geest” en “zegen” parallel gebruikt. Het is Gods levensadem die toekomst geeft. Vrouwe Wijsheid roept in de eerste hoofdstukken van Spreuken op voor haar te kiezen; zij wil haar geest uitstorten (letterlijk: laten bruisen) en haar woorden doen kennen (Spreuken 1:23). Volgens Joël 3 wordt Gods Geest in de eindtijd (“Daarna”) uitgestort op al wat leeft, waarbij verschillen tussen mensen worden opgeheven. Joodse teksten vergelijken het zweven van de Geest met het zweven van een vogel boven de jongen (H. Strack – P. Billerbeck, Das Evangelium nach Matthäus erläutert aus Talmud und Midrasch, München 1922, 124).

Wanneer Paulus in zijn brieven over de Geest spreekt, herkennen we daarin meerdere van de genoemde facetten van het spreken over de Geest in het Eerste Testament. Ook voor Paulus is Gods Geest Gods merkbare aanwezigheid. We zien de Geest niet, maar ervaren wel de uitwerkingen. Getuige Handelingen 13:2-4 heeft Paulus zelf de werking van de Geest heel concreet ervaren in zijn uitzending. Lucas typeert hem als “vervuld van de Geest” (Handelingen 13:9). Paulus ervaart de Geest als krachtbron (Romeinen 15:13). In 1 Korintiërs 12 noemt hij meerdere functies van de Geest: het is de Geest die doet belijden (12:3), uit zij zich op verschillende manieren (in diverse charismata, 12:4-6), rust zij mensen toe tot dienst aan de gemeenschap (12:7), schept zij in verscheidenheid verbondenheid (12:13).

In 1 Korintiërs is de verdeeldheid in de christelijke gemeente in de havenstad Korinte een centraal thema. De gemeente is uiteengevallen in vier fracties (1 Korintiërs 1:11-12). Paulus wil met zijn brief bereiken dat de gemeente weer een eenheid wordt. Herhaaldelijk laat Paulus het woordje ‘één’ vallen:
– 1 Korintiërs 1:10: eensgezind / in uw overtuiging volkomen één te zijn
– 1 Korintiërs 12:4.11.13: één Geest
– 1 Korintiërs 12:5: één Heer
– 1 Korintiërs 12:6: één God
– 1 Korintiërs 10:17; 12:13: één lichaam
– 1 Korintiërs 10:17: één brood

In 1 Korintiërs 3:11 gebruikt Paulus niet het woordje ‘één’, maar stelt daar dat er geen ander fundament is dan Christus. Met deze omschrijving doet hij daar in feite niet anders dan in de teksten, waarin hij het woordje “één” wel gebruikt. Paulus zoekt naar verbinding en gebruikt in dat kader ook het beeld van het lichaam (1 Korintiërs 12:12), waarvan alle delen een eenheid vormen. Net als in 1 Korintiërs 3:11 gaat het in 1 Korintiërs 12 om een eenheid in Christus. Dat is de identiteit van de gemeente door toedoen van de Geest. Verscheidenheid daarin is voor de apostel prima, maar zij mag de eenheid van de gemeente niet in de weg staan.

In 1 Korintiërs 12 uit de Geest zich zowel in gaven (dingen) als in mensen. Paulus beschouwt de gelovigen als dragers van Gods Geest. De Geest richt mensen op de gemeenschap en rust mensen toe ten dienste / tot opbouw van de gemeenschap. Verschillen tussen mensen worden overbrugd.

Adri van der Wal
7-8 mei 2023

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *