Filippenzen 04: 4-9
Verheug u ! Filippenzen 4:4-9 gelezen
door Adri van der Wal
Meerdere keren horen we in het Psalter de oproep om zich te verheugen over de Eeuwige:
– Psalm 32:11
Verheug u om de Eeuwige en juich, rechtvaardigen,
jubel, ieder die oprecht van hart is.
– Psalm 97:1:
De Eeuwige is Koning.
Laat de aarde juichen,
vele kustlanden zich verheugen.
– Psalm 97:12
Verheug u, rechtvaardigen, om de Eeuwige,
loof zijn heilige naam.[1]
Waar veelal vertaald wordt “verheugt u in de HEER” lijkt mij dat het gebruikte voorzetsel (bͤ) de reden aangeeft, waarom men verheugd moet zijn. In Psalm 32 komt de vreugde voort uit Gods vergevingsgezindheid (32:1-7) en Gods onderricht (32:8-10). In de Koningspsalm 97 (behorend tot de groep Psalmen die Gods Koningschap bezingen, Ps. 92-99), is Gods Koningschap de aanleiding voor de vreugde. Zijn Koningschap manifesteert zich op allerlei manieren (vers 3-6.8.10). Over Hem wordt gezongen dat Hij de hoogste is boven heel de aarde en hoog uitsteekt boven alle goden (vers 9; dat laatste ook in Ps. 95:3; 96:4). De oproep tot vreugde omraamt dit Bijbelse lied. Ook in vers 11 is sprake van vreugde.
Parallellen vinden we in Psalm 5:12, 63:12 en 64:11, waar eveneens sprake is van zich verheugen over de Eeuwige.
Ik leg naast deze Psalmwoorden wat J. Sacks schrijft in zijn boek over Deuteronomium: “Jood zijn is het leven vieren, God zien in het leven en een zegen uitspreken over het leven. … Het jodendom is een religie van blijdschap. … Die belangrijke overtuiging -dat we God vinden midden in het leven met al zijn zegeningen- moeten we niet loslaten.”[2]
Klinken Psalmwoorden als de bovengenoemde na in Paulus’ woorden in Filippenzen 4:4, als hij daar schrijft: “Verblijdt u vanwege[3] de Heer!”? Het thema “vreugde” is een onderscheidend aspect van de Filippenzenbrief. We vinden dit thema zestien keer in de brief:
– 1:4.18 (2x).25,
– 2:2.17 (2x).18 (2x).28.29,
– 3:1,
– 4:1.4 (2x).10.
Het gaat daarbij om zaken die Paulus persoonlijk vreugde geven (1:4.18; 2:2.17; 4:1.10), om de vreugdevolle verwelkoming van Epafroditus door de gemeenteleden in Filippi (2:28.29) en om vreugde in geloven (1:25; 3:1; 4:4). De twee laatstgenoemde verzen rijmen op elkaar. Ook in 2:18 klinkt een opwekking tot vreugde.
De zinsnede in Filippenzen 4:4 heeft een parallel in Filippenzen 4:1, waar Paulus (net als in Filippenzen 1:27) de gemeenteleden oproept standvastig te blijven. Paulus schrijft dat met het oog op de tegenstanders waar in de brief sprake van is (Filippenzen 1:28; 3:2-3 [?]). In die context wenst Paulus dat de gemeente vasthoudt aan de verkondiging die leven brengt (2:16) en dat zij Paulus’ voorbeeld volgt (Filippenzen 3:17; 4:9). Men mag zich in de Heer verankerd weten. De apostel wenst dat de gemeente in dat vreugdevolle geloven mag groeien (Filippenzen 1:25).
Met “Heer” doelt Paulus in Filippenzen 4:4 op Hem voor wie hij eerder in deze brief het woord “Heer” heeft gemunt: Jezus Messias (Filippenzen 2:11). Over Hem zingt hij in Filippenzen 2:9-10 als de door God verhevene. Het “vanwege” heeft zijn basis in zijn tot de dood getoonde trouw aan mensen.
Haar geloofsovertuiging mag de gemeente ook in haar daden laten zien. Voor dat doel zingt Paulus het “Lied van de Mensenzoon” in Filippenzen 2:5-11, door de apostel geplaatst in een ethische context (2:1-4). In Filippenzen 4:5 geeft Paulus opnieuw een richtlijn voor gelovig gedrag: laat men u kennen als vriendelijke mensen.
De erop volgende zinsnede “De Heer is nabij.” kan opgevat worden als een aanduiding van Paulus’ Naherwartung, zoals hij die uitspreekt in 1 Tessalonicenzen 4:15.[4] Waarschijnlijker lijkt mij om hierin een parallel te horen van de oudtestamentische Godsnaam JHWH, “Hij zal er zijn”, waarin de Eeuwige zijn bijstand en betrokkenheid uitspreekt. We zien dat onder meer in Exodus 3, als Hij Mozes bemoedigt voor de taak om Israël uit Egypte leiden. Paulus verzekert de nabijheid van de Heer aan de gemeente in de vijandige omgeving waarin zij verkeert. Zo kan de gemeente standvastig blijven, niet op eigen kracht, maar met kracht van Boven.
Ondanks de aanwezigheid van tegenstanders kunnen de gemeenteleden van Filippi toch onbezorgd zijn, vanwege de nabijheid van de Heer. In het gebed kunnen zij om steun vragen, om wat men nodig heeft. Maar men mag niet vergeten te danken. Zoals ook het Achttiengebed (Amida) met dankzeggingen afsluit.[5]
Die wederzijdse relatie bewerkt vrede, ontvangen vrede, vrede die ons begrip te boven gaat.
Op de achtergrond mag het begrip sjaloom gehoord worden: Gods heelt het leven. In al zijn facetten. Hierin kan een verwijzing naar Psalm 29:11 worden gehoord:
De Eeuwige zal zijn volk zegenen met sjaloom.[6]
In hart en gedachten. In die bewoordingen van Filippenzen 4:7 horen we opnieuw Paulus’ diepe verworteling in de Schriften. In alle drie delen van TaNaCh, Tora, Profeten en Geschriften, komt de grote rol van het hart als de centrale plaats van het leven naar voren. Zo klinkt in Deuteronomium 6:5 Mozes’ opdracht om de Eeuwige lief te hebben met het hele hart. In Jeremia 31:33 kondigt de profeet aan dat de Eeuwige zijn onderwijzing in het hart zal schrijven. In Spreuken 3:3 klinkt de opdracht om liefde en trouw op de tafel van het hart te schrijven, waarop in Spreuken 3:5 de opdracht volgt om met heel het hart op de Eeuwige te vertrouwen. In Spreuken 4:23 wordt het hart “de bron van het leven” genoemd.
Weer laat Paulus het “vanwege Christus Jezus” klinken. Hij speelt de sleutelrol in Paulus’ betoog.
Dan volgen in Filippenzen 4:8-9 opnieuw een aantal praktische richtlijnen. Men moet zich opstellen in het leven vanuit een aantal deugden. Het zijn principes, die de gemeenteleden in Filippi vanuit hun overtuiging in hun situatie vorm moeten geven. Daarbij mogen zij zich laten leiden door wat van Paulus geleerd, overgedragen, gehoord en gezien hebben. Daarbij speelt ook een rol wat Paulus in Filippenzen 4:13 schrijft: “Ik kan alles aan, dankzij Hem die mij kracht geeft.” (Willibrordvertaling-1995).[7]
Aan het slot van Filippenzen 4:9 spreekt Paulus opnieuw over wat God aan rust en veiligheid, vrede biedt. Als een belofte. De hier gebruikte titel “God van de vrede” gebruikt de apostel vaker: Romeinen 15:33; 16:20; 1 Tessalonicenzen 5:23. In 2 Tessalonicenzen 3:16 vinden we “Heer van de vrede”. Zie ook Hebreeën 13:20. Daarin kan een verwijzing worden gehoord naar Rechters 6:24, waar verteld wordt dat Gideon een altaar opricht met als naam “De Eeuwige is vrede” (יהוה שלום), dit als reactie op Gods toezegging: “Vrede voor jou” (שלום לך, Rechters 6:23).
[1] Buber-Rosenzweig: “bekennt euch zum Gedächtnis seiner Erheiligung!” Volgens C. Houtman, Exodus. Deel I Exodus 1:1-7:13, COT, Kampen 1986, 38 is het hier gebruikte זכר uitwisselbaar met שם.
[2] J. Sacks, Deuteronomium. Boek van de samenleving, Middelburg 2024, 222-223.
[3] W. Bauer, Wörterbuch zum Neuen Testament, 5e druk, Berlin-New York 1971, kolom 517 geeft voor εν de betekenis “auf Grund von, wegen”.
[4] Zo worden deze woorden in Filippenzen 4:5 door M. Cook ook opgevat in: A.-J. Levine – M.Z. Brettler (red.), Het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen. NBV21, Haarlem-Antwerpen 2024, 448: “Hij komt snel.”
[5] E. van Voolen, Joods leven thuis en in de synagoge, Baarn 1991, 86.
[6] De verwijzing naar deze Psalmtekst uit: H. Strack – P. Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch. Dritter Band: Die Briefe des Neuen Testaments und die Offenbarung Johannis, 8e druk, München 1985, 623.
[7] Zie over dat thema: J. Lambrecht, ‘Paulus vermag alles door de kracht van God. Zwakheid en sterkte’, NedTheologischTijdschrift 55 (2001) 273-285.