< Alle onderwerpen
Printen

Openbaring 07

Exegetische kanttekeningen bij Openbaring 7

door Harry Smit

1. Collega Dick Schoon, die de exegese verzorgde in de Eerste Dag vermeldt dat de samenstellers van het leesrooster suggereren de verzen 5 – 8 weg te laten. Hij noemt dat begrijpelijk voor wie haast heeft met Bijbellezen. Tegelijk citeert hij Tom Naastepad in zijn commentaar “Geen vrede met het bestaande”: “Overigens moet mij van het hart dat het van een plebejersmentaliteit getuigt als een voorganger op de kansel deze namenlijst gewoon overslaat bij het voorlezen, want onder de namen staan wij geboekstaafd”.

2. De lezing is in grote lijnen op te delen in twee visioenen, steeds aangekondigd met het Μετὰ ταῦτο εἶδον (daarna zag ik), in vers 1 en in vers 9.
Daarmee verbindt de lezing zich met het voorafgaande. Met de vraag van de zielen van hen die geslacht zijn: hoe lang nog? maar ook met de laatste vraag: wie kan staande blijven. Het antwoord wordt in tweeën gegeven:
2.1. Het eerste stuk van vers 1 – 8 zou verdeeld kunnen worden in vieren door het ‘zien’(2x), het ‘zeggen’(vers 3) en het ‘horen’(vers 4 – 8). Hier gaat het overduidelijk over Israël, de 12 stammen.
2.2. Het tweede stuk zou ook verdeeld kunnen worden in vieren met eerst het ‘zien’ (van de ὄχλος πολύς , de grote schare) en hun schreeuw in vers 9 en 10. Dan in vers 11 en 12 de engelen, de oudsten en de vier wezens die God loven met zeven woorden. Vervolgens in vers 13 en 14a de dialoog tussen Johannes en een van de oudsten. En het laatste deel is het antwoord van een van de oudsten over de ‘grote schare’ in vers 14b-17. Hier gaat het overduidelijk over een deel van de volkeren.

3. Opvallend opnieuw zijn natuurlijk de getallen, die door het hele Bijbelboek herhaald worden. Ook zonder je gelijk in de joodse mystiek te verliezen is duidelijk dat de getallen hier een dubbele bodem hebben.
Allereerst is het getal 4 zeer dominant aanwezig: Daarna zag ik vier engelen staan bij de vier hoeken van de aarde, die de vier winden van de aarde vasthielden (vers 1) en daarna: En alle engelen stonden rondom de troon met de oudsten en de vier levende wezens (vers 11). Daarnaast hoor je ook nog het τέσσαρα in vers 2 en in vers 4 twee keer bij de honderdvierenveertig duizend. In totaal in deze lezing 7x dit getal.
Het getal 4 heeft een bijzondere overdrachtelijke, mystieke betekenis in de joodse wereld:
* de vier letters van de Godsnaam
* de vier niveau’s van spirituele hiërarchie in Israël (Hogepriesters, Priesters, Levieten, Israëlieten)
* de vier kledingstukken die de Hogepriester draagt op Jom Kippoer (Lev. 16: 4; zie ook Ez. 44: 17, 18)
* de vier rijen stenen op de borstplaat van de Hogepriester (Ex. 28: 17)
* de vier hoeken van het brandofferaltaar (Ex. 27: 2vv.)
* de sederviering met Pesach: 4 glazen wijn, 4 typen zonen, 4 vragen
* de vier attributen op Soekot van de loelav: de wilgetak, de etrog, de mirtetak en de palmtak (Lev.23: 40), waarmee je buigt 7 dagen lang naar de 4 windrichtingen.
– Aan de vier soorten is natuurlijk een symbolische betekenis toegekend:
1. De etrog heeft smaak en reuk;
zo zijn er in het joodse volk mensen met Thora-kennis en goede daden.
2. De palmtak heeft smaak maar geen geur;
zo zijn er met Thora-kennis maar die het geleerde niet in praktijk brengen.
3. De mirte heeft geur maar geen smaak;
zo zijn er met goede daden, maar zonder kennis van de Thora.
4. De wilgetak heeft smaak noch geur;
zo zijn er die geen Thora-kennis en geen goede daden hebben.
De Eeuwige zegt: ‘neem hen allen samen tot één bundel, vorm een éénheid; de één zal voor de ander verzoening voor Mij doen.’

In alle beelden die opdoemen rond het getal vier worden aarde en hemel met elkaar verbonden. Het zijn steeds weer opnieuw aardse attributen die verwijzen naar de hemel. En naast de offerdienst zijn er ook verwijzingen naar Jom Kippoer, naar Pesach en naar Soekot. En daarin vind je verwijzingen naar vergeving, verzoening, redding e.d.
En niet te vergeten: de 4e zoon van Lea was Juda. In het Hebreeuws spel je zijn naam met de 4 letters van Gods naam met daaraan toegevoegd de Daleth: יהודה. Niet toevallig de 4e letter van het alfabet met ook die getalswaarde. Juda werd al even genoemd in Openbaring 5 en hier in hoofdstuk 7 vers 5 voert Juda de 12 stammen ineens aan. Ook dat kan geen toeval zijn. Zo wordt het getal vier een wegwijzer naar de krachtige verbinding tussen hemel en aarde. De vier engelen houden op de vier hoeken van de aarde de vier winden van de aarde vast.

4. Al studerend ben ik ook steeds meer onder de indruk van de band tussen het Bijbelboek Openbaring en de profetieën van Ezechiël. Vrijwel alle beelden uit de visioenen van Johannes komen ook in het boek Ezechiël voor. In Ez. 1 de vier levende wezens, de aanspreeknaam van “mensenzoon”, de boekrol in Ez. 2 en 3 en nog veel meer. Het is dus belangrijk om in de uitleg deze band te benadrukken en de parallellen te zien.
Hier is het in de eerste verzen opvallend dat er een verband is tussen ‘de vier winden van de aarde’ en de ‘schade’ die wordt toegebracht. Nu is het Hebreeuwse woord voor wind ‘ruach’ ook het woord voor ‘de Geest’. Zou dus bedoeld worden dat ‘de Heilige Geest’ wordt vastgehouden?
Ook hier is er een opvallende parallel met het boek Ezechiël. De Zohar vertelt hierover een instructief verhaal: Rabbi Eleazar en rabbi Abba wandelden eens op een dag van Tiberias naar Sepphoris. Onderweg kwam er een joodse man bij hen lopen. Rabbi Eleazar zei: ‘Laat ieder van ons iets naar voren brengen vanuit de Thora’. Hij begon zelf met het citeren van het volgende: “Dan zegt hij tot mij: profeteer tot de Geest: zo heeft gezegd mijn Heer, de Ene: kom vanuit de vier geestesstreken, o Geest, en blaas over deze vermoorden, dat ze herleven” (Ez. 37: 9). ‘Je kunt je afvragen, hoe kon Ezechiël profeteren met betrekking tot de Geest, wetend dat er geschreven staat: “Geen mens heeft macht over de Geest om de Geest tegen te houden” (Prediker 8: 8)? Zeker, een mens heeft geen macht over de Geest, maar de Eeuwige heeft macht over alle dingen en het was door zijn bevel dat Ezechiël profeteerde. Bovendien, de Geest was gekleed in materiële vorm in deze wereld, en daarom profeteerde hij ook zo: “Kom vanuit de vier winden, o Geest!”; namelijk vanuit de gebieden waar hij woont in de vier fundamenten van de wereld”. Als de geest van de mens nu is gegeven in het Paradijs tegelijk met de vorm van het lichaam, die het in deze wereld heeft aangenomen, zou er dan niet moeten staan: “Kom vanuit het Paradijs, o geest!” en niet vanuit de vier windstreken”?’ Rabbi Eleazar antwoordde: ‘Voordat de geest afdaalt in deze wereld stijgt de geest op van het aardse Paradijs tot de Troon, die staat op vier pilaren. Daar krijgt het zijn gestalte van de troon van de Koning, en dan pas daalt het af in deze wereld. Zoals het lichaam bijeen wordt gebracht vanuit de vier gebieden van de aarde, zo wordt de geest gemaakt van de vier pilaren waarop de troon rust.
Als Johannes dit beeld voor ogen heeft gehad dan maakt hij daarmee een directe verbinding tussen Openbaring 7 en het visioen in Ez. 37 over het tot leven komen van de verdroogde botten.
5. Bijzonder in de tekst is ook het noemen van de bomen, naast het land en de zee. Vanzelfsprekend kun je hier ook voor de eenvoudige betekenis kiezen: een boom is een boom! Maar misschien is er meer aan de hand. Psalm 1 vergelijkt de mens met ‘een boom’: wezen zal hij als een boom geplant aan beken water, die zijn vrucht geeft op zijn tijd. En ook Ezechiël gebruikt hetzelfde beeld: weten zullen alle bomen op het veld dat ik, de Ene, een hoge boom vernederd heb en een laagstam-boom verhoogd heb; een sappige boom liet ik verdrogen en een dorre boom bracht ik tot bloei….(Ez. 17: 24). Maar de Zohar graaft ook hier dieper en zegt: Net zoals elke boom bestaat uit wortels, de stam, sappen, takken, bladeren, bloemen en vruchten, zeven onderdelen, zo ook is er een zevenvoudige betekenislaag in de Thora.
Maar er is nog iets bijzonders met de boom. Rabbi Ginsburg zegt: het woord voor ‘boom’ in het Hebreeuws is etz, samengesteld uit twee letters:ע צ , ayin en tzadik. Ayin betekent”oog”; tzadik betekent de “rechtvaardige”. Elke Jood is in principe een tzadik, zoals staat geschreven: “je mensengemeenschap, allen zijn zij rechtvaardigen, voor eeuwig zullen zij de aarde beërven; gesproten uit mijn plantingen, maaksel van mijn handen, bestemd voor luister”(Jes. 60: 21) De potentiële tzadik in elke Jood wordt geactiveerd wanneer het “oog” van de Torah zijn bewustzijn binnenkomt en deel van hem wordt. Net als de Torah de “boom van eeuwig leven” is, zo wordt de tzadik, één met het “oog” van de Torah, en wordt hij een “boom van eeuwig leven.” Dit is het geheim van het woord “boom” etz: ayin (“oog”) tzadik (“rechtvaardige”). En zo staat er in de psalmen “De ogen [einei] van God zijn de rechtvaardigen [tzadikim] – Psalm 34: 16.
6. Ook het woord ‘verzegelden’ komt in de tekst (vers 4 – 8) vier keer voor. De joodse geschriften zeggen dat het ‘zegel van God’ is ‘emeth’(אמת), waarheid! Dat Hebreeuwse woord wordt gespeld met de eerste, de middelste en de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet, God weergevend als verleden, heden en toekomst. De Midrash Rabbah zegt: wat is het zegel van de Eeuwige, gezegend is Hij? Emeth (waarheid). Waarom ’emeth’ zei Rabbi Simeon ben Lakish: Alef is de eerste letter [van het alfabet], mem de middelste, and taw de laatste, aldus komt het overeen met: Ik ben de eerste en ik ben de laatste, en buiten mij is er geen God (Jesaja 44: 6).
Verder maakt de Zohar nog een interessante link tussen het zegel op de voorhoofden van zijn dienaren en de letter taw. En opnieuw komt Ezechiël in beeld: Rav Hamnuna de Eerbiedwaardige zei: ‘we vinden hier een omgekeerde volgorde van de letters van het alfabet, de eerste twee woorden Bereshith en bara-“in het begin schiep hij”- beginnen met de letter beth, terwijl de twee volgende woorden( Elohim en eth) beginnen met de aleph. De reden daarvoor is als volgt. Toen de Eeuwige, gezegend is Hij, de wereld begon te maken, waren al de letters van het alfabet nog in een embryonaal stadium, en gedurende tweeduizend jaar keek de Heilige, gezegend is Hij, naar hen en speelde met hen. Toen hij zover was om de wereld te gaan maken, stelden de letters zich in omgekeerde volgorde aan hem voor. De letter taw kwam naar voren en vroeg: Moge het Uw Wil zijn, o Heer van de wereld, om de schepping met mij te beginnen, wetend dat ik de slotletter ben van het woord emeth (waarheid) wat is gekerfd in uw zegel, en wetend dat Gij zelf met dit woord emeth wordt aangeduid, is het geëigend voor de Koning om met de slotletter van emeth te beginnen en de wereld met mij te scheppen. De Heilige, gezegend is Hij, zei tot haar: Jij bent het waard en verdient het, maat het is niet gepast om de schepping met jou te beginnen, omdat jij bestemd bent te dienen als merkteken op het voorhoofd van de getrouwen (zie Ez. 9: 4), die de Thora van Aleph tot Taw hebben nageleefd, en door de afwezigheid van dit merkteken zal de rest worden gedood.
Vergelijk dit ook met wat er over de honderdvierenveertigduizend staat in twee andere teksten:
* Openbaring 14:1 – En ik zag en zie het lam stond op de berg Sion, en met hem honderdvierenveertig-duizend die zijn naam hadden, en de naam van zijn Vader was geschreven op hun voorhoofden.
* Openbaring 22: 4 – en zij zullen zijn aanschijn zien, en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn
De Midrash Rabbah op Hooglied spreekt over de waarheid (“emeth” – het zegel van God), die verdwijnt in de laatste dagen voordat de Messias verschijnt.

7. Opvallend in de tekst is de volgorde en de namen van de 12 stammen. Ik maakte al attent op Juda als eerste. Bijzonder ook dat Dan en Efraïm missen. Johannes geeft hiervoor geen enkele reden. Mogelijk heeft dit te maken met de afgodendienst van deze beide stammen. Kleijs Kroon vatte het zo samen: de droom van Jochanan gaat erover, dat er in zijn eigen volk, in het Israël van zijn tijd, verzegelden zijn. Een volmaakt getal (twaalfmaal twaalfduizend!) van onaanraakbaren! Hij droomt van zijn volk, onder het lot waarvan hij gebukt gaat. Jeruzalem is verwoest, met de grond gelijk gemaakt, na een lange, hopeloze strijd tegen de Romeinen. Van zijn volk met zijn lange, lange geschiedenis droomt hij…..dat er verzegelden zijn……………Verzegeling is iets als uitverkiezing, maar niet in de zin van status en recht (en de anderen zijn niets). De uitverkiezing is een geheim. De zesendertig verkorenen, de zesendertig tsaddikim, die er volgens chassidische overlevering in elke generatie zouden zijn, houden de wereld in stand. Alleen God kent ze. Jochanan droomt: in elke stam twaalfduizend verzegelden en die houden Israël in stand. Zij zijn dus de eerste groep die staande blijven. De rechtvaardigen uit heel Israël, de tsaddikiem, die de ‘waarheid’ als zegel van God dragen, zij leken verdwenen, opgelost in de geschiedenis of vermoord door de Romeinen, maar Johannes heeft hen gezien en zij dragen Israël en de wereld voort. Dat is de eerste groep.

8. De grote schare met palmtakken in hun hand is een verwijzing naar Soekot (zie punt 3). Tijdens het Loofhuttenfeest moet je met palmtakken zwaaien en een tent of hut bouwen met een dak van loofhout. Zo’n hutje geeft lekker schaduw, maar houdt niet al het licht buiten. Je moet verplicht zeven dagen vrolijk zijn. Volgens Joodse tradities wordt ook Jesaja 12:3 geciteerd: We zullen met vreugde water scheppen uit de bronnen van het heil.

Al deze gewoonten worden genoemd in Openbaring 7. Een menigte uit alle volken (vers 9) komt uit de grote verdrukking. Ze zwaaien met palmtakken. God zelf zal zijn tent over hen uitspreiden (vers 15) en zo hen schaduw geven en het bokje zal hen de weg wijzen naar waterbronnen van leven (vers 17). Opvallend ook hoe vers 16 herinnert aan de woestijn: zij zullen geen honger en dorst meer hebben, de zon noch enige andere hitte zal op hen vallen……

En aangezien zij uit alle volken, stammen, gemeenschappen en talen komen denk je al gauw aan de profetie van Zacharia:
Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle volkeren die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de Eeuwige van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren (Zac 14:16).

In Num. 29 wordt uitvoerig ingegaan op de offers, die op het Loofhuttenfeest in de tempel worden gebracht. We lezen voor elke dag het precieze aantal. En wat de stieren betreft komen we dan voor de zeven dagen van het feest op een aantal van 70 stieren, het getal van de volkeren. (zie de lijst in Gen. 10)

Met name door de profeten wordt naar voren gebracht, dat het Loofhuttenfeest niet alleen viering is van de fruitoogst en gedachtenis aan de woestijntocht, maar ook een verwijzing naar de grote toekomst, waarin God een volkomen beschutting en daarmee ook een volkomen vreugde aan de zijnen zal geven.

Ook wordt Openb. 21:3 in relatie tot het Loofhuttenfeest gelezen: ‘Zie, de tent van God is bij de mensen en hij zelf zal bij hen wonen’.

Het is opvallend hoeveel keer het getal 7 voorkomt bij Soekot. Het is het zevende feest, het wordt gevierd in de zevende maand, het duurt zeven dagen. En in de liturgie van vers 12 klinken dan ook zeven kernwoorden: de zegen, de glorie en de wijsheid, de dankzegging en de eer, de kracht en de sterkte.

Al met al is de schare uit alle volkeren door de beelden in de tekst diep verbonden met Soekot. Een bijzonder beeld dat zij net als Israël ,nu hun wereld een woestijn is, zullen leven onder Gods bescherming en dat er vreugde zal zijn.

9. Dit is een troostrijk beeld, omdat de schare wordt vooral gekenmerkt door het woord ‘verdrukking’. Het woord dat hier in het Grieks voor verdrukking wordt gebruikt, θλίψεως, is de vertaling die in de LXX voor allerlei Hebreeuwse woorden staat. Allerlei vormen en soorten van verdrukking worden ermee weergeven: persoonlijke, gemeenschappelijke, politieke en maatschappelijke, maar ook psychologische en sociologische. Het Lexicon van Johan Murre geeft zelfs 14 verschillende Hebreeuwse woorden voor dit woord. Johannes gebruikt hier dit woord met het bijvoegelijk naamwoord μεγάλη. De grote schare die niemand kan tellen komt uit de grote verdrukking.

10. Opvallend zijn ook de ‘witte gewaden’. Witte kleding is in het jodendom een ‘memento mori’: de doden worden immers in witte gewaden begraven. Deze witte kleding wordt tot drie keer toe genoemd. Eerst in vers 9 de grote schare: ……gekleed in witte gewaden….Vervolgens in de vraag van een van de oudsten in vers 13: die daar, met hun witte gewaden…en ten slotte in vers 14: zij hebben hun gewaden gewassen en witgemaakt in het bloed van het lam;..
Dat laatste beeld is ontleend aan de grootste joodse feestdag die voorafgaat aan Soekot, namelijk Jom Kippoer. Hoogtepunt op Jom Kippoer is het optreden van de hogepriester. Zelfs hij heeft niet het recht te allen tijde het Heilige der Heiligen binnen te gaan. Eénmaal in het jaar, op Jom Kippoer, betreedt hij het allerheiligste gedeelte van de tabernakel/tempel, maar niet dan nadat hij eerst verzoening heeft gebracht voor hemzelf. Hij slacht een stier als zondoffer en een ram als brandoffer.
Nadat hij zichzelf en zijn huis gereinigd heeft, slacht hij een bok om de onreinheden van het volk te verzoenen. De reiniging vindt plaats wanneer hij in het Heilige der Heiligen het bloed sprenkelt op en voor het verzoendeksel. Het wit maken van hun gewaden in het bloed van het lam zou hier vandaan kunnen komen.

11. Ten slotte nog een paar opmerkingen over ‘het bokje’, ἀρνίον. In de Eerste Dag zegt Matthijs de Vries daarover: Waarom is hier het Griekse woord arnion (=bokje, offerlam) gebruikt voor ‘lam’’? Het is in het nieuwtestamentische Grieks een ongebruikelijke woordkeuze: pascha, amnos of probaton hadden meer voor de hand gelegen. We vinden in het NT en de LXX het woord slechts in vier situaties terug. Ten eerste natuurlijk in het Johannesevangelie: hier komt arnion voor ‘lam’ eenmaal voor, namelijk na de eerste van de drie keer dat Jezus aan Simon Petrus vraagt: ‘Heb je mij lief? Als Petrus hierop bevestigend antwoordt, zegt Jezus de eerste keer: ‘Weid mijn lammeren’ (Joh. 21:16). Verder komt het woord voor in de LXX-versie van Jer. 11: 19 over het lam dat naar de slachtbank wordt geleid. Ook in de LXX-versie van Psalm 114: 4, 6 komt het voor: de bergen schrokken op als rammen, als lammeren sprongen de heuvels op (…) Waarvoor, bergen, schrikken jullie op als rammen, springen jullie, heuvels, als lammeren op? Voor het aanschijn van de Heer (…)
De laatste vindplaats in is de LXX-versie van Jeremia 27, die een stuk langer is dan in de Masoretische Tekst. …..Daar zijn de lammeren de zichtbare representanten van de Thora onder de volkeren.
De eerste keer dat ‘het bokje’ vermeld wordt in 5: 6 staat het ‘als geslacht met zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten van God uitgezonden over de hele aarde’. In 5 vers 12 kom je vervolgens een zevental tegen: τὴν δύναμιν καὶ πλοῦτον καὶ σοφίαν καὶ ἰσχὺν καὶ τιμὴν καὶ δόξαν καὶ εὐλογίαν.
Hier in 7 vers 12 opnieuw een zevental: ἡ εὐλογία καὶ ἡ δόξα καὶ ἡ σοφία καὶ ἡ εὐχαριστία καὶ ἡ τιμὴ καὶ ἡ δύναμις καὶ ἡ ἰσχὺς. Wil de tekst hiermee zeggen dat het ‘bokje’ (Christus) vooral hierin aanwezig is in de wereld en in de mensen?

12. Concluderend lijkt hoofdstuk 7 een dubbel antwoord te geven op de vraag ‘wie kan staande blijven’ aan het slot van hoofdstuk 6. Eerst komt Israël, de 12 stammen, met de leeuw van Juda voorop, alsof het koningschap nog bestaat en de 12 stammen, grotendeels verdwenen in de diaspora, er nog steeds zijn. Daarnaast is er een groep mensen (eerste Christenen) die uit alle volkeren en stammen komen uit de grote verdrukking. Zij zijn het beeld van de volkeren die komen om in Jeruzalem Soekot te vieren met Israël. Zij zijn aangeraakt door de zeven geesten van God en hebben hun weg naar het water des levens gevonden. Een buitengewoon troostrijk beeld dus al met al waarmee de opening van het zesde zegel besluit. De hemel toornt niet alleen, maar ontfermt zich ook!!!

Harry Smit

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *