Genesis 13
Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.
Uiteengaan van Avram en Lot.
Vers 1: * En Avram ging op vanuit Egypte, hij en zijn vrouw en alles wat hij had – en Lot was bij hem- naar de Negev.
Opgaan: het gaan vanuit Egypte naar Kenaän wordt altijd met het woord ‘opgaan’ (alah) aangeduid.
Lot wordt apart genoemd. Was hij vrij was om mee te gaan of niet? Zou het betekenen dat hij niet met Avram in Egypte geweest was?
Bij geeft een zekere onafhankelijkheid aan, in tegenstelling met het woord met.
Vers 2: En Avram was zeer zwaar aan vee, aan zilver en aan goud.
Zwaar: hiermee wordt niet alleen rijkdom bedoeld. De betekenis ervan is ‘moeizaam voortbewegend’, ‘indruk makend’. In Exodus 12:37 staat een paralleltekst als Israel uittrekt uit Egypte, ook met goud en zilver.
Vers 3: En hij ging naar zijn verblijfplaatsen vanuit de Negev en tot Beet El tot de plaats waar zijn tent in het begin geweest was, tussen Beet el en Ai.
Avram keert terug naar de plaats waar hij in Kenaän voor het eerst verblijf gehouden had (zie Genesis 12:8. Na de oproep van God was hij bij zijn vader weggegaan om een eigen familie te stichten. Daar in Kenaän, daar zal het gebeuren zegt God: dat wordt je land en daar krijg je nakomelingen. Als er hongersnood blijkt te zijn (symbolisch voor de onvruchtbaarheid waar Avram en Sarai onder gebukt gaan), zoekt Avram zijn geluk in Egypte, echter tevergeefs. Hier in vers 3 maakt hij een nieuwe start, gaat hij terug naar het punt van uitgang.
Vers 4: Naar de plaats van het altaar dat hij daar eerst gemaakt had. En Avram riep daar de naam van de Eeuwige aan.
Plaats: een woord dat extra nadruk geeft. Dit was de plek waar hij God aan zijn belofte wil herinneren.
Eerst: het woord ‘begin’ (techilah) in vers 3 duidt aan een begin vanuit een nulpunt. Het woord ‘eerst’ (risjonah) duidt aan een begin vanuit een toppunt.
Avram riep daar de naam van de Eeuwige aan: Avram geeft de moed niet op na de teleurstellende ervaring in Egypte. Hij herinnert God aan zijn belofte, en ook al antwoordt deze niet, de overeenkomst is niet ontbonden. Mogelijk dat Gods reactie in vers 14 meegedeeld wordt, na het intermezzo van vers 5-13.
Vers 5: En ook Lot, die met Avram ging, had kleinvee en rundvee en tenten.
Tenten: in vers 3 wordt bij Avram het enkelvoud ‘tent’ gebruikt. Hier bij Lot het meervoud. Het enkelvoud geeft aan dat er eenheid is, het meervoud duidt op onderscheid. Ook van Jaäkov wordt gezegd dat hij ‘in tenten woonde’ (Genesis 25:27), toen hij nog bij zijn moeder verbleef. Was Jaäkov in die tijd ook geen man uit één stuk? Of is de verklaring heel eenvoudig: Lot had een vrouw en kinderen en deze zijn waarschijnlijk al volwassen. Zie het verhaal over Lot en zijn kinderen in Genesis 19.
Zilver en goud worden bij Lot niet vermeld.
Vers 6: * En het land droeg hen niet om samen te wonen, want hun bezit was veel. En zij konden niet samen wonen.
Dragen: (alah) dit woord betekent nooit ‘verdragen’. Het betekent ‘opheffen, dragen’.
Niet in staat zijn vanweg hun verschil in visie en leefwijze? Zie hiervoor Genesis 19:30.
Vers 7: En er ontstond ruzie tussen de herders van het vee van Avram en de herders van het vee van Lot. En de Kenaäniet en de Periziet woonde toen in het land.
Ruzie: zie het artikel ‘ruzie en twist’’ bij vers 8.
Volgens Benno Jacob waren er vier redenen voor het uiteengaan van Abram en Lot:
1/ het land droeg hen niet
2/ wonen konden ze niet tezamen
3/ er ontstond twist tussen de herders
4/ andere volken woonden in het land.
Vers 8: * En Avram zei tot Lot: Laat er toch geen twist ontstaan tussen mij en jou en tussen mijn herders en jouw herders, want mannen –broeders- zijn wij.
Tussen mij en jou: Avram noemt zichzelf het eerst! Hij legt niet de schuld bij de ander. Bij nomaden kwam onenigheid over vee en het gebruik van land vaker voor. Normaal is dit geen reden om uit elkaar te gaan. Een twist kon men bijleggen. Ziet Avram deze onenigheid als een goede aanleiding om van zijn neef te scheiden?
Vers 9: Is niet heel het land vóór jou? Scheid je toch af van tegen mij. Als jij links bent, zal ik naar rechts gaan. En als jij rechts bent, zal ik naar links gaan.
Radicaal: dat Avram en Lot uit elkaar gaan staat buiten kijf. Avram weet wat hij wil en stuurt hier duidelijk op aan.
Links en rechts: met betrekking tot Lot worden naamwoordelijke uitdrukkingen (links of rechts zijn) gebruikt. Voor zichzelf gebruikt Avram een werkwoordelijke uitdrukking (naar links óf naar rechts gaan). Het is alsof Avram hiermee wil aangeven dat Lot niet iemand is die een bepaalde weg gaat, maar iemand die een positie inneemt. Avram is zelf op weg en heeft nog steeds geen vaste woon- of verblijfplaats en ook geen gezin.
Rechts: dit is de richting van het zuiden, want de oosterling staat in principe met het gelaat naar het oosten gericht. Het zuiden is de kant van de voorspoed. De linker zijde is het noorden, de kant van het onheil. Een andere uitleg is dat het zuiden geestelijke rijkdom symboliseert terwijl het noorden de materie behelst. In de tabernakel staat de kandelaar aan de zuidkant, de tafel der toonbroden aan de noordkant.
Vers 10: * En Lot sloeg zijn ogen op. En hij zag de hele streek van de Jordaan, dat zij volledig doordrenkt was –voordat de Eeuwige Sedom en Amora verwoest had- als de tuin van de Eeuwige als het land Egypte, komend tot Tsoar.
De ogen opslaan: volgens de rabbijnse uitleg betekent deze uitdrukking dat men met begeerte gaat kijken.
Streek: het woord dat hier gebruikt wordt betekent ‘ronding’. Bedoeld is hier dus een rond gebied of een plein. Dit woord wordt ook gebruikt om een rond brood of een muntstuk mee aan te duiden.
Land Egypte: later wordt het land Gosjen, waar Jaäkovs nakomelingen zo vruchtbaar zullen worden, zo aangeduid. Het woord ‘Egypte’ betekent zoiets als ‘omknelling’. De uitdrukking ‘land Egypte’ is daarentegen een positieve uitdrukking: het land waar het leven goed is.
Tsoar: niet de plaats Tsoar bij Sedom, maar een Egyptische grensstad zou bedoeld zijn. Daar ging het vruchtbare gebied over in woestijn.
Vers 11: En Lot koos voor zich heel de streek van de Jordaan. En Lot trok naar het oosten. En zij scheidden ieder tegen zijn broeder.
Voor zich: als jongere had Lot Avram de keus moeten laten.
Scheiden: als er onenigheid ontstaat kan scheiden heel zinvol zijn. Als er geen scheiding komt kan wat er in Genesis 4 beschreven staat, opnieuw kunnen gebeuren: De ene ‘broer’ kan de ander doodslaan.
Vers 12: Avram woonde in het land Kenaän en Lot woonde in de steden van de streek. En hij bivakkeerde tot Sedom.
In het Hebreeuws staat gewoonlijk het onderwerp ná het werkwoord, hoewel dat in vertalingen vrijwel nooit zo weergegeven wordt omdat dat niet past bij het Nederlandse taaleigen. Hier staat het onderwerp ‘Avram’ zowel als ‘Lot’ voorop. Dit zal de schrijver met opzet gedaan hebben om door de nadruk die hierdoor op het onderwerp valt een tegenstelling tussen beiden aan te geven.
Bivakkeren: dit woord is afgeleid van het naamwoord ‘tent’. Letterlijk staat er dus ‘hij tentte’. Op andere plaatsen wordt altijd de uitdrukking ‘hij sloeg zijn tent op’ gebruikt. Dit werkwoord ‘tenten’ komt alleen in dit verhaal voor (ook nog in vers 18). Dit bivakkeren was voor Lot een tijdelijk verblijven, want later in Genesis 19 blijkt hij ín Sedom te wonen.
Vers 13: En de mannen van Sedom waren slecht en zondig voor de Eeuwige, erg.
Slecht: volgens menselijke morele maatstaven gemeten.
Zondig: volgens Gods maatstaven.
Vers 14: En de Eeuwige had tot Avram gezegd nadat Lot zich van bij hem afgescheiden had: Sla toch je ogen op en zie vanuit de plaats waar jij bent naar het noorden en naar het zuiden en naar het oosten en naar het westen.
In vers 11 staat dat Lot voor zich het Jordaandal koos, maar de Eeuwige laat Avram het héle land zien.
Van bij hem: De Eeuwige spreekt niet over ‘van tegen hem’, zoals in vers 9 en 11 gezegd is. Het is alsof de Eeuwige de onenigheid tussen Avram en Lot wat verzacht.
Sla je ogen op en zie: Avram moet hiertoe door de Eeuwige aangezet worden. Lot deed het uit zichzelf (zie vers 10: Lot sloeg zijn ogen op).
De plaats: mogelijk is dezelfde plaats bedoeld als in vers 3, tussen Beet el en Ai. Van daaruit laat God Avram het land zien waar hij zijn belofte waar zal maken.
Vers 15: Want heel het land dat jij ziet zal ik aan jou geven, en aan jouw zaad, voor altijd.
Het land dat jij ziet: wat binnen Avrams gezichtskring is en niet landen daarbuiten.
Aan jou: in Genesis 12:7 is dit nog niet gezegd.
Eeuwigheid: met dit woord (olam) wordt een zeer lange periode aangeduid, een verborgen tijd. Oorspronkelijk betekent het ‘verborgenheid’.
Vers 16: * En ik zal jouw zaad stellen als het stof der aarde. Dat betekent als iemand het stof van de aarde kan tellen, ook jouw zaad geteld zal worden.
Stellen: niet staat er ‘maken’. Avrams zaad zal fungeren als ‘stof van de aarde’. De Joodse dichter Jakov Glatstein schreef een bitter gedicht na de Sjoa over dit onderwerp waarin hij de Joden vergelijkt met stof.
Stof: met dit woord wordt ‘stof van de akker’ bedoeld, vruchtbare grond. In Exodus 9:9 staat een ander woord voor ‘stof’, namelijk stof of poeder dat onvruchtbaar is.
Vers 17 Sta op, ga heen en weer in het land in zijn lengte en zijn breedte, want aan jou zal ik het geven.
Heen en weer gaan: net zoals de Eeuwige heen en weer ging in de tuin van Eden. Zie Genesis 3:8.
Vers 18 En Avram kampeerde. En hij kwam en hij woonde bij de terebinten van Mamree die bij Chevron waren. En hij bouwde daar een altaar voor de Eeuwige.
Kamperen: net als Lot in vers 12, maar de plaats waar Avram kampeerde wordt niet vermeld.
Chevron betekent ‘vereniging’. Het is een samenvoeging van steden. Kirjat Arba betekent ‘vier steden’. Zie Genesis 35:27.
Mamree: was dit de oorspronkelijke bezitter van de terebint?
N.B.: Alle godsopenbaringen komen als troost en loon na een scheiding, na het loslaten of een offer. Zie Genesis 12:17, 15:17, 21:12 en 22:1 en 15.
Ging Lot mee? (vers 1)
In de NBV-vertaling wordt Genesis 13:1 zo vertaald: Vanuit Egypte trok Avram, met zijn vrouw en zijn bezittingen, weer naar de Negev. Lot ging met hem mee.
Ieder die vanuit Egypte naar Kenaän trekt, gaat omhoog (‘alah’). Vanzelfsprekend wordt dit woord hier ook gebruikt, en niet het woord ‘trekken’.’ Omhoog gaan’ kan letterlijk bedoeld zijn, maar het wordt meestal ook in overdrachtelijke zin gebruikt. Na Egypte kan Avram weer een nieuw begin maken. Daarvoor moet hij ‘opgaan’.
Als Lot met Avram mee omhoog ging, waarom staat er dan niet ‘Avram trok op met zijn vrouw en met Lot’? Waarom wordt Lot apart genoemd?
In de grondtekst staat ook niet dat Lot met Avram mee optrok. Eerst wordt verteld dat Avram, met zijn vrouw en zijn bezit, optrok. Daarna staat er waarhéén zij optrokken. En tenslotte staat er: En Lot was bij hem. In de grondtekst is dit een nominale zin, een zin zonder werkwoord. Het is bepaald foutief om dan het werkwoord uit het begin van de zin te herhalen. Dit werkwoord ‘optrekken’, ‘opgaan’, is alleen van toepassing op Avram. Bij Lot is geen sprake van ‘optrekken’, maar van ‘zijn’, want in een nominale zin voegt men gewoonlijk een vorm van het werkwoord ‘zijn’ toe.
Zo maakt de schrijver in dit vers onderscheid tussen het in beweging zijn van Avram en ‘het er zijn’ van Lot.
Ook het bijwoord ‘bij’ geeft, meer dan ‘met’, aan dat Lot een eigen manier van handelen had die niet overeenkwam met die van Avram.
Het onverdraagzame land. (vers 6)
Landen en gebieden die voor mensen bewoonbaar zijn, zijn in het Hebreeuws altijd vrouwelijk (een stad, een heuvel, een gebied). Gebieden die onbewoonbaar zijn (een rivier, een berg) zijn mannelijk. De werkwoordsvorm van ‘dragen’ geeft hier aan dat het woord ‘land’ hier mannelijk is. Het land is op dit moment blijkbaar niet geschikt om te wonen, in elk geval niet voor hen samen. Uiteengaan lijkt de enig goede optie.
Trouwens het Hebreeuwse woord ‘alah’ betekent nergens ‘verdragen’, ook al wordt dit meestal op deze manier opgevat. Met ‘het land’ is dus alleen de grond bedoeld, en niet zijn bewoners. Deze worden pas in vers 7 genoemd.
Ruzie en twist. (vers 8)
In vers 7 is sprake van ruzie tussen de herders van Avram en Lot. Het Hebreeuwse woord riv dat hier gebruikt wordt kan met ‘ruzie’ vertaald kan worden. In vers 8 is echter sprake van meriva. Het woord ‘riv’ is de mannelijk variant, en ‘meriva’ de vrouwelijke van hetzelfde woord. ‘Riv’, de mannelijke vorm, duidt aan een conflict tussen twee partijen. Een onafhankelijk persoon kan hierover een uitspraak doen om tot een oplossing van dit conflict te komen. ‘Meriva’, de vrouwelijke vorm, duidt vooral het emotionele aspect aan van een ruzie, het zich tekort gedaan voelen, rancuneus zijn. In vers 7 wordt dus een conflictsituatie beschreven. Maar we horen in vers 8 Avram niet zeggen dat een dergelijke situatie zich niet zou mogen voordoen. Nee, wat men moet voorkomen is dat één van beide partijen zich verongelijkt zou voelen, dat men een wrok tegen de ander krijgt. Maar Avram buit deze onenigheid die best bijgelegd had kunnen worden, uit door er een ‘meriva’ van te maken.
Egypte (vers 10)
In Genesis 12 werd verteld over het verblijf van Avram en Sarai in Egypte. Het woord ‘Egypte’ is in het Hebreeuws Mitsrájiem. In deze naam zit het woord ’tsar’ dat ‘benauwdheid’, ‘begrenzing’ betekent. ‘Mitsrájiem’ is een tweevoud. De betekenis hiervan is ‘beide begrenzingen’. Als de naam ‘Egypte’ (Mitsrajiem) klinkt moet men zich dit steeds realiseren. Dit geldt voor het verhaal in Genesis 12, maar ook later, met name in de tijd van de slavernij van de Israelieten in Egypte. In Genesis 13:10 is echter sprake van het land Egypte. Zoals bij het commentaar bij vers 6 is uitgelegd, is ‘land’ gewoonlijk positief. Een land is als het ware de moeder van zijn bewoners. In de uitdrukking ‘ het land Egypte’ komen twee aspecten samen: het zorgzame en het beperkende. Deze combinatie is van groot belang zolang degenen die in dit land verblijven nog niet voor zichzelf kunnen zorgen.
Men kan de situatie vergelijken met een zich ontwikkelende vrucht. In de beperkte ruimte van de moederschoot kan deze zich goed ontwikkelen. Maar als het kind voldragen is wordt de ruimte te eng en schieten de voorzieningen tekort. Dan moet het met geweld uitgedreven worden. Rabbijn Hirsch vergelijkt de uittocht van de Israelieten uit Egypte dan ook met een bevalling. De overeenkomsten zijn inderdaad frappant. Zoals Egypte het volk niet wilde laten gaan, zo wil een hoogzwangere vrouw pas het kind laten gaan als het door weeën hiertoe gedwongen wordt. Ook is het ongeboren kind in de baarmoeder veilig en geborgen. Een betere plek kan het zich niet wensen. Maar in de baarmoeder blijven betekent een wisse dood. Met geweld moet het uitgedreven worden. Dit is de situatie van het volk in het begin van het boek Exodus. Dit verklaart ook waarom God zoveel moeite moet doen om zijn zoon te bevrijden. De moeder, het land Egypte, wil het niet laten gaan. Ook het kind wil niet. En de verloskundige, Mosje, acht zich niet capabel voor zijn taak. Maar God is de enige die beseft dat langer in het land Egypte verblijven voor het volk Israel het einde betekent.
Het stof der aarde (vers 16)
Deze uitdrukking wordt direct verder uitgewerkt. Avrams nageslacht zal zo talrijk worden dat het niet geteld zal kunnen worden, net zo min als het stof der aarde. Maar is dit aspect het enige dat van belang is bij deze uitdrukking? Later –in Genesis 15:5- wordt Avrams nageslacht vergeleken met de sterren aan de hemel. En in Genesis 22:17 vergelijkt God Avrahams nakomelingen met de sterren en met zand aan de oever van de zee. Al deze uitdrukkingen duiden op een overweldigende hoeveelheid.
Maar met de uitdrukking ‘stof der aarde’ (afár) wordt naast de geweldige hoeveelheid ook het aspect van vruchtbaarheid bedoeld. Er is namelijk ook een ander woord voor ‘stof’(abàk) dat het begrip ‘stofwolk’ aanduidt; het is stof dat men van de voeten schudt of dat door de wind opgejaagd wordt. Het woord ‘stof’ duidt hier vruchtbaarheid aan. Mogelijk is hier bedoeld dat Avrams nakomelingen voor vruchtbaarheid op de hele aarde zullen zorgen en hierdoor tot zegen zullen zijn. In de geschiedenis is dit na te gaan als men beseft hoe vruchtbaar het volk Israël geweest is op het gebied van wetenschap, cultuur en kunst. En dan zijn de afstammelingen van Jisjmaëel nog buiten beschouwing gelaten.
Een schrijnende voorspelling van God nadat Avram uit Egypte is teruggekeerd zonder zwangere vrouw, en nadat hij van Lot die wel tenten tot zijn beschikking had, gescheiden was. Avram reist hierna weer alleen verder. Met Sarai, zijn onvruchtbare vrouw. Uitsluitend met geloof, en hoop op een gezin.