Lucas 22: 1-39
Jezus’ laatste sedermaaltijd
Door Peter van ’t Riet
Jezus’ laatste sedermaaltijd volgens Lukas 22
In deze bijdrage beperk ik mij tot die gedeelten uit Lukas 22 die betrekking hebben op de laatste maaltijd van Jezus.
Het is duidelijk dat we in dit verhaal van Lukas te doen hebben met een sedermaaltijd. In vers 1 wordt het naderende feest aangeduid als het ‘feest van de ongezuurde broden’, ofwel het pascha (Aramees voor pèsach). Dat Jezus’ laatste maaltijd een pèsach- of sedermaaltijd is geweest, is historisch gezien niet vanzelfsprekend. In het vierde evangelie is dat duidelijk niet het geval [1] en ook in de brieven van Paulus is er niets dat op een sedermaaltijd wijst (1 Korinthiërs 11:23-25). We moeten er dus rekening mee houden dat het karakter van de maaltijd bij Lukas (evenals bij de andere synoptici) een bepaalde functie vervult in zijn midrasjverhaal (zijn narratief-theologische betoog over Jezus’ verhouding tot de bijbels-joodse traditie).
In vers 2-6 geeft Lukas te kennen dat Jezus’ viering van de sedermaaltijd in Jeruzalem in het teken staat van vervolging door zijn religieus-politieke tegenstanders (de sadducese overpriesters) én in het teken van uitlevering door zijn fanatieke aanhanger Judas Iskariot (“Sikariër”) die hem vermoedelijk wil dwingen zich als messias te openbaren. Judas speelt de rol van satan, dat wil zeggen van beproever, die Jezus op de proef stelt om zijn trouw aan de Eeuwige en Zijn Tora niet te verloochenen.[2] Over de Tenach-achtergrond van de rol die Judas speelt in de midrasj van Lukas, heb ik elders geschreven.[3] Jezus laat zich door deze situatie echter niet afschrikken. Het vervullen van zijn Tora-plicht om het pèsachfeest in Jeruzalem te vieren (zie bijv. Exodus 23:14-17 “verschijnen voor het aangezicht van de Eeuwige”) is voor hem belangrijker dan een veilig heenkomen te zoeken teneinde zijn hachje te kunnen redden. Sterker nog, het verzaken van deze Tora-plicht zou hem tot een verrader van de zaak van de Eeuwige en van Zijn Tora maken. Als Jezus later in het verhaal sterft aan het kruis dan is dat vanwege zijn trouw aan de Tora.
In vers 7 wordt gesproken over het ‘slachten’ van het pascha (waarmee hier het paaslam is bedoeld). Lukas is de enige evangelist die het ‘slachten’ vermeldt. Dat slachten gebeurde op de middag van de 14e nisan, de dag waarop ’s morgens de laatste resten chameets (gezuurd voedsel) werden verbrand. Die hele dag staat in het teken van het voorbereiden van de sedermaaltijd die ’s avonds op de 15e nisan genuttigd wordt (de joodse dag begint na zonsondergang). Daartoe organiseerde men zich van te voren in offergezelschappen (de z.g. ‘meegetelden’). Die hadden een beperkte omvang om te voorkomen dat er te weinig vlees was om het hele gezelschap te verzadigen.
In vers 10-12 wordt het huis waar de maaltijd gevierd moest worden, cryptisch omschreven. Dat past helemaal bij de sfeer van vervolging waaraan Jezus heeft blootgestaan. In dergelijke omstandigheden geef je boodschappen door in een codetaal. De grote bovenzaal (vers 12) wijst erop dat Jezus in Jeruzalem welgestelde vrienden/aanhangers had. Dat wordt later inderdaad bevestigd als Jozef van Arimatea, lid van het Sanhedrin (de Hoge Raad), een joodse begrafenis voor Jezus regelt (Lukas 23:50 e.v.).
In vers 14 en 15 wordt nogmaals aangegeven dat het om een reguliere sedermaaltijd gaat (“het pascha/paaslam eten”). Het offergezelschap van Jezus bestaat tenminste uit hemzelf en zijn 12 apostelen. Of er nog andere personen lid van waren, wordt niet verteld. De sedermaaltijd verliep volgens een vaste “orde van dienst” (het woord ‘seder’ betekent ‘orde’). Op een aantal onderdelen en de precieze formuleringen na is de huidige seder gelijk aan die welke Jezus en zijn discipelen volgden.[4] Voor het goede verstaan van de synoptische avondmaalsverhalen is de sederliturgie onmisbaar. Elders heb ik daarover uitvoerig geschreven.[5] De verhalen van Markus, Matteüs en Lukas over Jezus’ laatste maaltijd sluiten aan bij de gang van zaken in de sederliturgie, hoewel lang niet elk onderdeel ervan aan de orde komt. Niet alle drie evangelisten hebben gebruik gemaakt van dezelfde onderdelen van de seder. Alleen het breken van het brood hebben zij gemeenschappelijk. Ik beperk mij hier tot het verhaal van Lukas en zal laten zien dat het verhaal een glosse bevat die de interpretatie ervan op een verkeerd been zet.
Het verhaal van Lukas sluit als volgt aan bij de onderdelen van de seder:[6]
Onderdeel 1 van de seder. Bij Lukas begint de maaltijd met de zegen over een beker wijn (vers 17-18). Dit is het eerste onderdeel van de seder: De inwijding van het feest met de zegen over de eerste van de vier bekers wijn (“Geprezen Jij, Eeuwige, onze God, koning van de wereld, schepper van de vrucht van de wijnstok”). Lukas vermeldt hier geen woorden over “bloed” en “verbond”. Die passen thematisch niet bij deze eerste beker die geheel gewijd is aan het feest.
Behalve de onjuiste plek in het verhaal vallen nog enkele zaken op aan vers 19b-20.[7] Om te beginnen hebben deze versdelen in het geheel geen Lukaans karakter. De theologie van het “vergoten bloed van Jezus” speelt in Lukas-Handelingen verder nergens een rol.[8]. De woorden lijken echter wel sprekend op de overeenkomstige tekst in een brief van Paulus (1 Korinthiërs 11:24-25). Ook is in het kritisch apparaat bij Lukas 22:19-20 (Nestle-Aland) te zien dat de handschriften behoorlijk met de tekst van deze verzen hebben zitten “worstelen”. De meest waarschijnlijke verklaring is daarom dat al in een vroeg stadium de overschrijvers van de handschriften in het avondmaalverhaal van Lukas een beker “gemist” hebben. Zij hebben hem toegevoegd met hun blik gericht op 1 Korinthiërs 11. Maar omdat zij de sederliturgie niet (meer) kenden, hebben zij deze beker op de verkeerde plaats in het verhaal gezet. Dat Lukas bewust de beker na de maaltijd met de verbondsthematiek kan hebben weggelaten, kwam in hun hoofd niet op. Maar daarvoor kan Lukas – zoals ik elders betoogd heb – voldoende redenen hebben gehad.[9]
Een van die redenen is vermoedelijk geweest dat Lukas kritisch stond tegenover de theologie van Paulus, zoals Paulus die in zijn eigen brieven uiteengezet heeft.[10] Voor Lukas, die in de Handelingen de brieven van Paulus nergens vermeldt en er niet uit citeert, was Jezus geen hemelse Christus die naar de aarde moest afdalen om zijn bloed te geven voor de zonden van de mensen. Voor Lukas was Jezus – geheel naar de opvatting van het Aramese Jodendom van Jezus zelf en van de Farizeeën – een aardse messiasgestalte die zijn volk uit de Tora wilde leren en voorleven hoe het zichzelf van zijn tekortkomingen (zonden) kon bevrijden en daarbij op Gods genade kon rekenen. Als Jezus in het Lukasverhaal de seder viert, vervult hij de Tora, wat de inzet van zijn leven is geweest.
Tot slot nog enkele opmerkingen over de tafelgesprekken (vers 21-38). In vers 22 gaat het niet om ‘verraden’, maar om ‘overleveren’, ‘uitleveren’. Judas’ motieven kunnen zuiver religieus zijn geweest, aansluitend bij de zelotische opvatting dat de messias zich zou openbaren als hij in levensgevaar kwam te verkeren (verg. Matteüs 26:53).
Vers 24 moet waarschijnlijk zo worden opgevat dat de discipelen zich afvroegen wie de beweging zou moeten leiden als Jezus er niet meer was. Zijn aanstaande dood vormde immers een reële mogelijkheid. De positie van Petrus is in Lukas’ ogen niet vanzelfsprekend geweest (vers 31-34).
Daarna volgt een korte uiteenzetting van Jezus dat niet alleen hijzelf, maar ook zijn discipelen “in zwaar weer” zullen komen. De uitdrukking “het woord dat over mij geschreven is” (vers 37) – bedoeld is Jesaja 53:12 – hoeft niet te worden opgevat als een profetische voorspelling. Natuurlijk kon Jesaja niet eeuwen ver vooruitzien en de profeten pretenderen een dergelijke waarzeggerij ook niet. De betekenis is dat Jezus uit de profeten de beginselen geleerd heeft voor zijn levensweg en die beginselen op zichzelf heeft toegepast. De dood van een vermeende misdadiger – in zijn eigen geval aan het kruis – hoeft hij daarom niet uit de weg te gaan. Immers de profeet Jesaja beschrijft in zijn dagen al een joodse leider die ter wille van zijn trouw aan de Eeuwige een dergelijk lot overkwam en daardoor een bron van inspiratie voor zijn volk werd.
Het thema van de twee zwaarden tot slot (vers 36-38) preludeert op de gevangenneming (vers 49-50). Hoe kan je beter duidelijk maken dat je optreden vreedzaam en zonder geweldpleging dient te zijn dan door wél over zwaarden te beschikken, maar er géén gebruik van te maken (vers 51)?
Voor meer achtergrondinformatie en exegetische overwegingen bij Lukas 22 verwijs ik naar onderstaande publicaties van mijn hand.
Noten
[1] Zie: Het evangelie uit het leerhuis van Lazarus (Ten Have, Baarn, 1996, p. 291 e.v.).
[2] Zie mijn bijdrage aan deze website voor zondag 10 maart 2019 over Lukas 4:1-13 over de Beproeving in de woestijn.
[3] Zie: Lukas versus Matteüs (Kok, Kampen, 2005, p. 136-140). Zie ook mijn artikel ‘De raadselachtige dood van Judas‘, in: Interpretatie, Tijdschrift voor bijbelse theologie (jrg. 11, nr. 7, 2003, p. 26-28).
[4] De gang van zaken is beschreven in de Misjna (Pêsachiem 10).
[5] Zie: Zonder Tora leest niemand wel (Folianti.com, Zwolle, 2010, par. 3.6); Christendom à la Jezus (Folianti.com, Zwolle, 2017, hoofdstuk 9).
[6] De discussie welke onderdelen vandaag wel en toen nog niet tot de seder behoorden, laat ik hier achterwege, omdat die voor het verstaan van de avondmaalsverhalen niet relevant is.
[7] De kwestie heeft niet alleen betrekking op vers 20, maar ook op 19b (“dit is mijn lichaam, etc.”).
[8] Als uitzondering zou men kunnen wijzen op Handelingen 20:28, maar de woorden na het woord ekklèsian vormen duidelijk een glosse, zoals uit het “getob” van de handschriften is af te leiden (zie: Nestle-Aland, t.p.).
[9] Zie voor zijn redenen om af te wijken van de verhalen van Markus en Matteüs, die wel de derde beker na de maaltijd op de goede plaats hebben, zie: Lukas versus Matteüs (p. 161 en 177); zie ook: Zonder Tora leest niemand wel (par. 4.4.a slot).
[10] Zie: De levensloop van Paulus (Folianti.com, Zwolle, 2012, hoofdstuk 10); Paulus’ jeugd en jonge jaren (Folianti.com, Kampen, 2018, par. 1.2).