< Alle onderwerpen
Printen

Romeinen 06: 3-4 en 8-11

‘Met Hem gestorven en opgewekt’

door Peter Tomson

‘Met Hem gestorven en opgewekt’

Zie ook de Inleiding die Peter Tomson schreef bij de perikopenreeks uit Romeinen.

De ‘brief aan de ballingen’ in Jer 29:1-14 biedt een hoopvol perspectief dat aansluit bij de briefpericoop, terwijl het evangelie rustig zijn eigen weg vervolgt (Mat 10:34-42 ‘niet vrede maar het zwaard’).

We betreden nu het volgende hoofdstuk van Romeinen, waar Paulus de doop invoert als de handeling waarin de gelovige zijn navolging van Jezus symboliseert, ofwel letterlijk: ‘samenbalt’: ‘Als wij zijn samengegroeid (symfytoi) met de gelijkenis van zijn dood ‒ maar dan zullen we dat ook zijn met zijn opstanding!’ (Rom 6:5). Daarom is er geen plaats meer voor de zonde: ‘wij zijn dood voor de zonde maar levend voor God in Messias Jezus!’ (6:11).
Deze hooggespannen belofte roept de onvermijdelijke vraag op hoe het dan zit met de zonden die de gelovigen begaan na hun doop, bekering of wedergeboorte. De vroege kerk worstelde met de vraag of een ‘tweede bekering’ mogelijk is (vgl. Hebr 10:19-31; 12:15-17). De prediking van Jezus in de evangeliën lijkt een bevestigend antwoord te geven (Mat 18:18-35; Luc 15; 17:3v.). Het is dus de vraag hoe we Paulus’ betoog moeten opvatten. Het zijn intens geladen bewoordingen die een mystiek kader doen vermoeden. De pericoop van volgende week geeft hier meer houvast.

Misschien kunnen we intussen het beste aan het andere eind beginnen: bij Jezus’ doop. Tot hun verbazing lazen de latere evangelisten in Marcus, het vroegst opgetekende evangelie, dat Jezus zich onderwierp aan de ‘doop van bekering en vergeving van zonden’ die Johannes predikte (Mar 1:4-11). Van welke zonden moest Jezus zich dan bekeren? Matteüs schuift het protest van Johannes ertussen (Mat 3:14); Johannes vermeldt Jezus’ doop in het geheel niet. Lucas verbaast zich minder en laat Petrus op de Pinksterdag eenzelfde ‘doop van bekering en vergeving’ verkondigen (Hand 2:38).

In een van de mooiste dingen die Karl Barth heeft geschreven noemt hij de doop de eerste stap van een leven in de navolging van Jezus, een daad van geloofsvertrouwen en een gebed om de Heilige Geest (Kirchliche Dogmatik IV/4).
Ondanks zijn moeilijke vragen en hoogdravende redeneringen levert de schrijver van Hebreeën een formulering die we hier goed kunnen gebruiken: ‘Laten wij zien op Jezus, de voortrekker en voltooier van ons geloof’ (Heb 12:2).

De ‘brief aan de ballingen’ in Jer 29:1-14 biedt een hoopvol perspectief dat aansluit bij de briefpericoop, terwijl het evangelie rustig zijn eigen weg vervolgt (Mat 10:34-42 ‘niet vrede maar het zwaard’).

We betreden nu het volgende hoofdstuk van Romeinen, waar Paulus de doop invoert als de handeling waarin de gelovige zijn navolging van Jezus symboliseert, ofwel letterlijk: ‘samenbalt’: ‘Als wij zijn samengegroeid (symfytoi) met de gelijkenis van zijn dood ‒ maar dan zullen we dat ook zijn met zijn opstanding!’ (Rom 6:5). Daarom is er geen plaats meer voor de zonde: ‘wij zijn dood voor de zonde maar levend voor God in Messias Jezus!’ (6:11).
Deze hooggespannen belofte roept de onvermijdelijke vraag op hoe het dan zit met de zonden die de gelovigen begaan na hun doop, bekering of wedergeboorte. De vroege kerk worstelde met de vraag of een ‘tweede bekering’ mogelijk is (vgl. Hebr 10:19-31; 12:15-17). De prediking van Jezus in de evangeliën lijkt een bevestigend antwoord te geven (Mat 18:18-35; Luc 15; 17:3v.). Het is dus de vraag hoe we Paulus’ betoog moeten opvatten. Het zijn intens geladen bewoordingen die een mystiek kader doen vermoeden. De pericoop van volgende week geeft hier meer houvast.

Misschien kunnen we intussen het beste aan het andere eind beginnen: bij Jezus’ doop. Tot hun verbazing lazen de latere evangelisten in Marcus, het vroegst opgetekende evangelie, dat Jezus zich onderwierp aan de ‘doop van bekering en vergeving van zonden’ die Johannes predikte (Mar 1:4-11). Van welke zonden moest Jezus zich dan bekeren? Matteüs schuift het protest van Johannes ertussen (Mat 3:14); Johannes vermeldt Jezus’ doop in het geheel niet. Lucas verbaast zich minder en laat Petrus op de Pinksterdag eenzelfde ‘doop van bekering en vergeving’ verkondigen (Hand 2:38).

In een van de mooiste dingen die Karl Barth heeft geschreven noemt hij de doop de eerste stap van een leven in de navolging van Jezus, een daad van geloofsvertrouwen en een gebed om de Heilige Geest (Kirchliche Dogmatik IV/4).
Ondanks zijn moeilijke vragen en hoogdravende redeneringen levert de schrijver van Hebreeën een formulering die we hier goed kunnen gebruiken: ‘Laten wij zien op Jezus, de voortrekker en voltooier van ons geloof’ (Heb 12:2).

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *