< Alle onderwerpen
Printen

Genesis 12: 1-8

De zegen van Abraham

In Genesis 12:1 krijgt Abraham van God de opdracht radicaal te breken met zijn verleden, en op weg te gaan zonder dat hij weet waarheen. Het enige wat hij meekrijgt, is een belofte, een zegen. Deze zegen (12:2-3) bestaat uit zeven onderdelen:

1. Ik zal je maken tot een groot volk,
2. Ik zal je zegenen,
3. Ik zal je naam groot maken.
4. Wees een zegen.
5. Ik zal zegenen wie jou zegenen,
6. wie jou verwenst, zal Ik vervloeken,
7. en door jou zullen alle families van de aardbodem gezegend worden.

Zoals de schepping plaatsvond in zeven dagen, zo bestaat de zegen aan Abraham uit zeven elementen. Met zeven dagen was de schepping voltooid, met zeven elementen is de zegen voltooid. Abraham krijgt een zegen mee die ‘af’ is.

Het vierde en middelste element luidt: Wees een zegen. De meeste Nederlandse vertalingen vatten dit zinnetje op als een belofte: zodat u een zegen zult zijn (Willibrord). In het Hebreeuws staat echter nadrukkelijk een gebiedende wijs! De Statenvertaling is een van de weinige Nederlandse vertalingen, waarin die gebiedende wijs ook als zodanig wordt vertaald. Verder vinden we hem alleen terug in Joodse vertalingen (Onderwijzer: wees tot zegen. Vredenburg: word tot zegen)

We stuiten hier op een typisch kenmerk van ‘zegen’: Een zegen is altijd een belofte en een opdracht tegelijk (vgl. Gen. 1:28). Een zegen is een belofte dat iets zal gebeuren. En tegelijk is het de opdracht om het jouwe te doen om die belofte waar te maken.
Abraham krijgt de belofte dat hij, ondanks zijn kinderloosheid, een groot volk zal worden (1e); dat hij voorspoed en succes zal kennen (2e); en dat hij, ondanks het feit dat hij een vreemdeling is in het nieuwe land, een grote naam zal hebben (3e). Ook krijgt hij de belofte dat zijn leven van grote betekenis zal zijn voor anderen (5e-7e). Maar in het hart van de zegen, precies in het midden, wordt duidelijk dat een zegen geen eenrichtingverkeer is. Zegen is een opdracht. Zegen verplicht. Wie gezegend wordt, moet een zegen worden.

De vijfde zin van de zegen aan Abraham luidt: Ik zal zegenen wie jou zegenen. Tot nu toe was er alleen sprake van God die Abraham zegende, die hem een belofte en een opdracht gaf. In dit vijfde deel horen we ook van mensen die Abraham zullen zegenen.
Wanneer de ene mens de andere zegent, gebeurt dat in de eerste plaats door het uitspreken van een zegenbede. Je zegt tegen de ander: ‘God zegene je’. Die woorden vormen een gebed, een bede aan Hem om die ander te zegenen. Maar een zegenbede uitspreken is niet iets vrijblijvends. Door een ander te zegenen verplicht je je tot die ander. Verplicht je je die ander zoveel mogelijk te helpen, zodat de zegen gerealiseerd kan worden. Een ander zegenen betekent: die ander op weg helpen, voor hem of haar mogelijkheden openen, voor haar of hem een steun in de rug zijn.
In het vijfde deel van de zegen zegt God tegen Abraham, dat hij er niet alleen voor zal staan. Er zullen anderen zijn, die met hem mee zullen werken. En allen die zich met Abraham en zijn weg zullen verbinden, zal Ik zegenen. Zij zullen delen in de zegen van Abraham.

Het zesde deel van de zegen luidt: Wie jou verwenst, zal Ik vervloeken. Want er zullen niet alleen helpers en medestanders op Abrahams weg komen. Er zullen ook tegenstanders, tegenstrevers zijn. Opvallend is dat de uitdrukking wie jou zegenen een meervoud is, terwijl wie jou verwenst in het enkelvoud staat. Dat suggereert dat de meewerkers groter in aantal zullen zijn dan de tegenwerkers. Of in ieder geval een groter gewicht in de schaal zullen leggen.
Wie jou verwenst, zal Ik vervloeken. Zoals ‘zegenen’ betekent: een weg voor iemand openen, zo betekent ‘vervloeken’: een weg voor iemand afsluiten. Zij die met Abraham meewerken, zullen meedelen in zijn zegen. Degene die hem tegenwerkt en hem tracht te verhinderen zijn opdracht te volbrengen, zal zelf vastlopen en zijn bedoelingen niet kunnen realiseren.

De zevende en laatste zin van de zegen aan Abraham kan op twee manieren worden gelezen. Ten eerste als:

Door jou zullen alle families van de aardbodem gezegend worden (zie Statenvertaling, Willibrordvertaling).

En ten tweede als:

Met jou zullen alle families van de aardbodem zich zegenen. (zie Groot Nieuws Bijbel)

(Waar de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling hun parafrase vandaan gehaald hebben, is mij een raadsel!)

In het commentaar van de middeleeuwse Joodse commentator Rasji (1040-1105, Frankrijk) vinden we de tweede vertaling terug:

‘Een man zegt tegen zijn zoon: Moge je zijn als Abraham.’ (Rasji op Gen. 12:3)

Abraham zal het voorbeeld en het ijkpunt voor de hele wereld zijn, en als iemand zijn of haar kinderen wil zegenen, zal zij of hij zeggen: ‘Moge je zijn als Abraham’.
De moderne Joodse commentator Benno Jacob (1862-1945, Duitsland) kiest voor de eerste vertaling en zegt daarbij:

‘Er zal van jouw geloofsdaden, tot de eerste waarvan Ik je nu oproep, een zegen voor de gehele mensheid uitgaan.’ (B. Jacob, Das erste Buch der Tora. Genesis. p.338)

De laatste zin vormt de climax van de zegen aan Abraham. Het is Abrahams opdracht een zegen te zijn. Wanneer hij die op¬dracht realiseert, zullen alle volken van de wereld ‘zich met hem zegenen,’ hem als model, als voorbeeld kunnen nemen. Wan¬neer hij die opdracht realiseert, zullen alle volken ‘door hem gezegend worden,’ hún op¬dracht kunnen realise¬ren, de opdracht mensheid te worden.

Voor een uitgebreidere bespreking van de roeping van Abraham zie: D.J. van Uden, Weg van de Tora, deel 2. Verkrijgbaar bij Algemene Doopsgezinde Sociëteit, 020-6230914; ads@doopsgezind.nl

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *