< Alle onderwerpen
Printen

Genesis 02: 15-3: 9

De mens en zijn vrouw in de tuin

Het verhaal van de mens in de tuin is heel gecondenseerd. In slechts twintig verzen komen meerdere grote thema’s aan de orde: De taak van de mens, de schepping van de dieren, de schepping van de vrouw, de verleiding en de zondeval, een verhaal van opgaan blinken en verzinken. Centraal in dit relaas staat de schepping van de vrouw. We concentreren ons daarom in deze bijdrage op het hoe en waarom van de schepping van de vrouw en kijken daarbij ook terug op dat andere scheppingsrelaas in Genesis 1.
Er staan in het boek Genesis twee verhalen over de schepping van de mens. In Gen 1:26-28 en in Gen 2:7. In Gen 2:18-23 volgt dan het relaas van de schepping van de vrouw. In de verschillende verslagen van de schepping van de mens in Gen 1 en 2 lezen we over de twee wezensaspecten van de mens. Als fysiek schepsel werd de mens uit de aarde geschapen. Als bezield schepsel werd de mens door God persoonlijk de levensadem in geblazen (Gen 2:7) en werd hij geschapen naar Gods beeld (Gen 1:27). Het is onduidelijk of beide aspecten slaan op de mens in het algemeen, of dat ze alleen maar op de man slaan, als “heer der Schepping”. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen zullen we de teksten over de schepping van man en vrouw wat nader moeten analyseren.

De schepping van man en vrouw

Gen 1:26-28a
[26] En God zei: Laten we mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten de heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over heel de aarde en over alles wat daarop rondkruipt. [27] God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen. [28] Hij zegende hen en zei tegen hen: Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag.
De tekst in Gen 1:26-28 kan worden opgevat als een gelaagde compositie. Het hoofdbetoog zou dan gewag maken van de schepping van de man, onderbroken door een korte vooruitblik naar de schepping van de vrouw die in het volgende hoofdstuk nog in detail aan de orde zal komen. Doel van deze samenvattende vooruitblik in de compositie is het verschaffen van een kader voor de scheppingsorde die genoemd wordt in Gen 1:28, waarin niet slechts één mens, maar een talrijke mensheid zal heersen over de aarde en de dieren. Daarvoor was een partner nodig.
De tekst van Gen 1:27 suggereert dat God de man schiep naar zijn beeld, er staat immers: “naar Gods beeld schiep Hij hem”. De zinsnede “mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” zou dan vooruit slaan op de daadwerkelijke schepping van de vrouw in Gen 2:22. Deze interpretatie wordt gesteund door Gen 2:18 waar God zegt “Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken die bij hem past.” Blijkbaar is de vrouw op dat moment dus nog niet geschapen, en zal er een nieuwe scheppingsdaad van God nodig om de man uit zijn eenzaamheid te verlossen.
In deze interpretatie zou het “naar Gods beeld” dus alleen slaan op de man. Evenzo zou het inblazen van de levensadem door God persoonlijk (Gen 2:7) alleen slaan op de man. Dat heeft consequenties voor het godsbeeld en voor de positie van de vrouw.
De schepping van de vrouw kan echter ook op een andere manier worden opgevat. De tekst in Gen 1:27 kan namelijk even goed geïnterpreteerd worden als de schepping van een androgyn wezen, een man-vrouw. Ook dit heeft belangrijke consequenties. Er staat immers dat dit menselijke wezen geschapen werd naar Gods beeld. Als dit wezen androgyn is, zowel man als vrouw, dan zou dat betekenen dat God zelf ook man en vrouw is. Bovendien zou het betekenen dat zowel het mannelijke als het vrouwelijke aspect bezield is door Gods geest. Binnen deze opvatting zou Gen 2:21-23 dan het relaas zijn van de splitsing van de “Siamese man-vrouw”. Het grote midrasj commentaar op Genesis (Genesis Rabba, 4-5 eeuw, Palestina) zegt daar het volgende over:
GenR 8:1
Toen de Heilige ¬– gezegend zij Hij – de eerste mens schiep, schiep Hij hem als een androgyn wezen, zoals geschreven staat mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. R. Sjmuel bar Nachman zei: toen de Heilige gezegend zij hij de eerste mens schiep, schiep Hij hem met twee gezichten, toen splitste Hij hem en gaf hem twee ruggen, een rug aan het ene deel en een rug aan het andere deel.
In deze en vergelijkbare interpretaties wordt het Hebreeuwse woord tsela uit Gen 2:22 geïnterpreteerd als “zijde” i.p.v. “rib”. Als bewijsplaats daarvoor wordt o.a. Ex 26:20 aangevoerd, waar het woord tsela gebruikt wordt voor de “andere kant” van de tabernakel. Er staat dan niet “Hij nam één van zijn ribben”, maar “Hij nam één van zijn kanten en sloot haar plaats toe met vlees.” D.w.z. de ene kant werd van de andere genomen en de plaats werd toegedekt met vlees, er werden “ruggen” op gezet.
In deze interpretatie slaat zowel het “naar Gods beeld” (Gen 1:27), als het “en blies de levensadem in zijn neus” (Gen 2:7) op het androgyne wezen, dus op zowel het vrouwelijke als op het mannelijke deel ervan.
Deze laatste interpretatie wordt in latere joodse moraaltheologie gezien als grond voor de noodzakelijkheid van een huwelijk. In deze opvatting zijn zowel man als vrouw immers maar halve wezens. Pas na hereniging met onze oorspronkelijke wederhelft zijn we compleet. In de vroeg christelijke kerk zien we het omgekeerde. In de brief van Paulus aan de Korintiërs (I Kor 7:1-16) wordt het huwelijk eerder afgeschilderd als een noodzakelijk kwaad dan als een wenselijke staat waarnaar iedereen zou moeten streven om zo weer tot “heelheid” te komen. Hieraan ligt waarschijnlijk de eerste interpretatie ten grondslag, dat God eerst de man geschapen heeft en daarna de vrouw om zo de eenzaamheid van de man te verlichten. Het huwelijk wordt dan gezien als een concessie aan de zwakheid van de man. Dat brengt ons gelijk op een ander punt, namelijk de schepping van de vrouw als een hulp voor haar man.

De rol van de vrouw

Gen 2:18-23

[18] En de God de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. [19] Toen vormde hij uit de aarde alle in het wild levende dieren en vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. [20] De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. [21] Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. [22] Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. [23] Toen riep de mens uit: eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten “mannin”, een uit een man gebouwd.
De rabbijnse interpretatie van “mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen”, wees ons op het androgyne karakter van de eerste mens. De eerste mens was eigenlijk man en vrouw tegelijk. Is de passage die we nu gelezen hebben daar niet mee in tegenspraak? Dit was een vraag die ook de rabbijnen zich gesteld hebben. In de Zohar, een 13e -eeuws mystiek werk wordt deze kwestie als volgt besproken:
Leviticus tazria 44b
Het is niet goed dat de mens alleen is. R. Aha begon zijn verhandeling met de vraag: was hij dan alleen? Er staat toch geschreven mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen (Gen 1:27)? Bovendien, we hebben toch geleerd dat de mens tweezijdig werd geschapen met een dubbel geslacht? Het antwoord is dat de man niet bij zijn vrouwelijke delen kon komen, omdat ze van hem afgewend waren, zodat hij er van achteren [en van voren] uitzag als een enkel wezen. Men zou hem dus als alleen kunnen beschouwen. De tekst gaat verder: ik zal iemand maken kenegdo (letterlijk: als tegenover hem). Wat betekent kenegdo? Van aangezicht tot aangezicht. Om dat te bewerkstelligen zaagde God Adam in tweeën en verwijderde zijn vrouwelijke deel, zoals geschreven staat ‘Hij nam één van zijn zijden’. Zolang zijn vrouwelijke deel als het ware voor hem verborgen was, was hij alleen. Toen het van hem was losgemaakt werden zij twee en samen waren zij gelukkig.
Als we het verhaal lezen op de meer traditionele manier, waarin eerst alleen de man geschapen werd en pas later de vrouw, komt de schepping van de vrouw in een heel ander licht te staan. Zij wordt dan alleen geschapen ten behoeve van de man, als een hulp. Op zich heeft het Hebreeuwse woord ezer (= hulp, toevlucht) in het OT geen ondergeschikte betekenis. Het heeft veeleer de betekenis van redder, iemand die uitkomst biedt (Zie bijvoorbeeld Hosea 13:9 Israël ik vernietig je, wie zal je kunnen helpen? Psalm 121:1 Ik kijk naar de bergen, want vandaar verwacht ik hulp.) Toch heeft men vaak uit de combinatie van de eenzaamheid van de man en het gebruikte woord ezer, de conclusie getrokken dat de vrouw werd geschapen als een soort speelgoed om de verveling te verdrijven en als assistente om het huishoudelijke werk te doen. Dit tweede aspect komen we bijvoorbeeld tegen in de Babylonische Talmoed Jebamot 63a
BT Jeb 63a
Ik zal hem een hulp maken tegenover hem. Rabbi Eliezer zei: Wat betekent dat? Als hij geluk heeft dan helpt ze hem, zo niet, dan is ze tegen hem. Anderen zeggen: R. Eliezer wees op een tegenstelling: Er staat kenegdo, maar we lezen kanigdo (zijn zweep). Als hij geluk heeft dan helpt ze hem, zo niet, dan tuchtigt ze hem. R. Josef kwam Elia tegen en vroeg hem: Er staat geschreven ik zal hem een hulp maken. Hoe helpt een vrouw een man? Hij antwoordde: Als een man tarwe meebrengt, kauwt hij toch geen [rauwe] tarwe? En als hij vlas meebrengt, draagt hij toch geen [ongesponnen] vlas [als kleding]? Ze verlicht zijn ogen en zet hem stevig op zijn voeten.
Hoewel deze interpretatie de rol van de vrouw wel erg inperkt, spreekt er uit deze uitleg wel een duidelijk respect voor de vrouw. Ze wordt gezien als een duchtige tegenstander en haar rol als hulp en toeverlaat van de man wordt positief gewaardeerd.
Heel anders is de toon in het laatste fragment dat ik aan u voorleg. De rabbijn die verantwoordelijk was voor deze interpretatie had wel een erg negatief vrouwbeeld. Het fragment komt opnieuw uit Genesis Rabba.
GenR 18:2
Ik zal haar niet scheppen uit zijn hoofd, opdat ze het niet te hoog in haar bol krijgt; ook niet uit zijn oog, opdat ze geen sjansoog wordt; ook niet uit zijn oor, opdat ze geen luistervink wordt; ook niet uit zijn mond, opdat ze geen roddelaarster wordt; ook niet uit zijn hart, opdat ze niet jaloers wordt; ook niet van zijn hand, opdat haar handen niet los komen te zitten; ook niet van zijn voet, opdat ze niet teveel de hort op gaat; maar van een bescheiden deel, dat zelfs wanneer hij naakt is nog bedekt is. En bij het scheppen van ieder lichaamsdeel sprak Hij: “Wees bescheiden”. Echter, ondanks al deze voorzorgsmaatregelen ‘mijn goede raad sloeg je in de wind, een waarschuwing wilde je niet horen’ (Spreuken 1:25)
Er bestaat een populaire christelijke uitleg van de schepping van de vrouw uit de rib die juist erg vleiend en positief is. Daar wordt ze geschapen uit de rib omdat dat de plaats is die het dichtst bij het hart is. Zo zien we dat eenzelfde Bijbelvers aanleiding kan geven tot totaal verschillende interpretaties.
Conclusie

We hebben een aantal uiteenlopende interpretaties over de schepping van de vrouw bekeken. De rabbijnse schriftuitleg over die schepping en de daarmee samenhangende waardering of onderwaardering is even veelkleurig als in de christelijke traditie. Uit de behandelde citaten blijkt eens te meer dat exegese geen waardenvrije exercitie is maar grote gevolgen kan hebben voor mens en samenleving.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *