< Alle onderwerpen
Printen

Galaten 01: 11-24

Paulus in Arabië en Jeruzalem

door Peter Tomson

In het zorgvuldig opgebouwde betoog van zijn brief gaat Paulus nu eerst terug naar het begin, zijn bekering en de oorsprong van zijn evangelie. In zijn jonge jaren was hij bovengemiddeld wetsgetrouw, ja zelfs een ‘ijveraar’ (zeloot) inzake de ‘voorvaderlijke tradities’. Op grond daarvan vervolgde hij ‘de kerk van God’, de eerste volgelingen van Jezus (Galaten 1:13-14). Volgens Handelingen 9:2 was dat met officiële steun van de hogepriester. Opvallend is dat deze kenmerken uitgerekend terugkeren bij Paulus’ latere tegenstanders zoals beschreven in Handelingen 21-23. De mannen die Paulus gevangen nemen en later willen vermoorden, werpen zich op als beschermers van de heiligheid van de tempel tegen verontreiniging door niet-joden, een vergrijp dat ze Paulus in de schoenen schuiven. Eenzelfde mentaliteit treedt naar voren bij het begin van de opstand tegen Rome (66 n. Chr.), bij de beweging die Josephus vanaf dat moment ‘Zeloten’ noemt (Joodse oorlog 4:161).

Het is belangrijk om op te merken dat dit geen algemeen kenmerk van het toenmalige jodendom was. Er bestonden verschillende houdingen tegenover niet-joden, van de open houding van de Farizeese ‘school’ van Hillel tot de ronduit gesloten houding van de geschriften van Qumran, dat een soort centrum van de Essenen was. Op de een of andere manier ging deze houding gepaard met grote weerstand tegen de volgelingen van Jezus. Deze kwam eveneens naar voren tegen het begin van de opstand, toen mannen van de hogepriester Jakobus, Jezus’ broer en leider van de kerk in Jeruzalem, stenigden (Josephus, Joodse oudheden 20:200). Uit Josephus’ beschrijvingen, evenals uit Paulus’ relaas in Galaten 1-2, krijgen we de indruk dat de beweging waar hij in zijn jeugd deel van was, toen relatief klein was maar sterk in kracht groeide in de jaren 50, toen hij o.m. Galaten schreef, en al helemaal aan de vooravond van de opstand.

Van deze houding, aldus het relaas van Paulus, werd hij bevrijd door de ‘openbaring van Gods zoon’, een visioen van Jezus dat meteen de roeping inhield om hem aan de heidenen te verkondigen (Galaten 1:12, 16). Daarna, vervolgt Paulus, werkte hij eerst zeventien jaar in Arabië aan de verkondiging van dit evangelie en daarna in de omgeving van Antiochië. Hierover vertelde men alleen goede berichten, afgezien van het feit dat de man die eerst het evangelie van Jezus vervolgde, het nu zelf verkondigde (1:17-24).

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *