< Alle onderwerpen
Printen

Deuteronomium 30: 15-20 (1)

Uit Tenachon Tora, nr 27 p. 434 | Een Uitgave van de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica (PaRDeS)

Over de vrije wil

Zie, vandaag leg ik je voor het leven en het goede, en dood en kwaad, enz. (Deut.30:15-20)

‘De joodse ethiek is geworteld in de gedachte van de menselijke verantwoordelijkheid, en daarmee in de vrije wil. ‘Alles ligt in de hand van God, behalve de vreze Gods’ [d.w.z. of we al dan niet kiezen voor Hem] is het onweersproken uitgangspunt van Joods denken. Doel van ons leven op aarde is te gaan in Zijn wegen (Deut.30:16).
Josefus bericht dat de gedachte van de vrije wil door de Farizeeën werd hooggehouden tegen zowel de Sadduceeën als de Essenen. De eersten schreven alles toe aan het toeval, de laatsten aan de Goddelijke Voorzienigheid [en van hen komt wellicht de visie op voorzienigheid als ‘van te voren voorzien’; volgens de Fariseese visie gaat het om voorzien in de zin van zorgen voor, begeleiden ].

Rambam zegt het zo:

“De vrije wil is ieder mens gegeven. Kiest hij voor het goede en is hij rechtvaardig, dan ligt het in zijn macht dat te doen. Kiest hij voor het kwade, dan ligt ook dat in zijn macht. Aangezien alle slechte daden die we hebben begaan, begaan zijn met ons volle bewustzijn, past het ons omkeer te doen en afstand te nemen van onze verkeerde daden; de macht daartoe ligt in onze hand. Dit is een zeer belangrijk beginsel. Het is de pijler van de Tora en van de geboden’ (Hilchot Tesjoeva, 5; vgl. ook p.119 ev. ).

Dat de sfeer waarin we onze keuzen doen beperkt wordt door erfelijkheid en milieu is duidelijk. Hoe we ons binnen onze wijdere nationale en culturele werkelijkheid als persoon gedragen, is echter aan ons. Alleen van ons hangt het af of we van ons leven een kosmos maken, dan wel een chaos. Op moreel gebied blijven we onze eigen meester. Ook al hebben we ons lot maar gedeeltelijk in eigen hand, heeft God ons de teugels van ons gedrag in onze eigen handen gelegd’ (J.H.Hertz The Pentateuch and Haftorahs: Hebrew Text English Translation and Commentary).

Uit Tenachon Tora, nr 25 p. 399 | Een Uitgave van de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica (PaRDeS)

Deut. 30:19

Zie: heden leg ik jullie voor…

Zei Rabbi Elazar: van het moment dat de Heilige Hij zij gezegend dit op Sinaï gezegd heeft, geldt: ‘Niet van de Allerhoogste gaat het kwade en het goede uit’. (Klaagl. 3:38).
Sindsdien komt het kwaad vanzelf over hen die kwaad bedrijven en komt het goed over hen die goed doen. En Rabbi Chagai zei: En niet alleen heb ik jullie twee wegen gewezen, maar Ik ben jullie nog verder tegemoet gekomen door te zeggen (Deut.30:19): ‘Kies dan het leven’ (Deuteronomium Raba 4,3).

Het inzicht dat bij Abraham doorbrak, nl. dat de wereld niet onderworpen is aan een blind noodlot, maar aan de vrije keuze van de mens om de Schepper van het al te dienen, krijgt op Sinaï zijn beslag: daar wordt het volk geleerd hoe te kiezen tussen zegen en vloek en dat de keuze voor God de keuze is voor het leven. Sindsdien zijn goed en kwaad geen blind fatum meer maar gevolg van menselijk handelen (naar Akedat Jitschak 93).

Zie ook: ‘Valt er iets te kiezen’, in Tenachon, Tora in westerse cutuur, #25 over ‘Keuzestress’ (juni 2015) p. 6vv

[door Henk Scholder & Niek de Wilde]

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *