< Alle onderwerpen
Printen

Deuteronomium 10: 12-24

Zelf vreemdeling geweest

vs 12:
Er is een overeenkomst met Micha 6:8: “Wat vraagt de Ene anders van je dan recht doen, vriendschap liefhebben en naarstig wandelen met je God?”
En uiteraard is er een verwijzing naar het Sjema in Deuteronomium 6:4.
“met hart en ziel dienen” (NBV): De NBV heeft hier gekozen voor de staande uitdrukking ‘met hart en ziel’, waarbij het ‘geheel’ (qol) wegvalt.
Interessant is de vertaling van de Amerikaanse Joodse bijbelgeleerde Robert Alter, die consequent ‘nefesj’ juist niet met ‘ziel’ vertaalt. ‘Ziel’ roept volgens hem te veel christelijke associaties op van een onlichamelijke en onsterfelijk wezen, waarbij er dus een tegenstelling is tussen lichaam en ziel. En dat terwijl ‘nefesj’ juist sterk met het lichamelijke verbonden is. Hier vertaalt Alter ‘oefchol nefesj’ met ‘with all your being”, waarbij ‘being’ slaat op je hele verschijningsvorm als mens, je persoon.
[Robert Alter, The Hebrew Bible. A Translation with Commentary]
De zinsnede ‘en met geheel je hart’ (bechol levofcha) zou kunnen verwijzen naar het gebed, als een intentionele handeling. Anders dan in ons spraakgebruik is ‘hart’ in het bijbelse spraakgebruik eerder het centrum van inzicht en oriëntatie. Gevoelens en emoties werden bij de volken van het Oude Oosten gelokaliseerd in de ingewanden en de buik.
lejirah et adonaj: Het ‘vrezen van de Heer’, ‘het ontzag hebben voor’ (NBV). Rasji verwijst naar verklaringen van rabbijnen die zeggen dat alles in de hand van God is behalve het ontzag hebben voor God (Berachot 33b). Dat is een spirituele kwaliteit van mensen.

vs 13:
In de Hebreeuwse Bijbel komen verschillende woorden voor geboden en inzettingen voor. Twee daarvan komen in onze tekst voor: mitswot en choekotaf (choekim). In veel hedendaagse verklaringen wordt een onderscheid gegeven, dat teruggaat op Maimonides. Er is een onderscheid, zegt hij, tussen opdrachten van God die wij als mensen, met behulp van onze rationele vermogens kunnen afleiden en regels die misschien wel rationeel zijn, maar die zich onttrekken aan onze beperkte menselijke ratio en die wij alleen kennen door middel van Gods openbaring.
Choekim zijn volgens Maimonides regels, die voor iedereen inzichtelijk en begrijpelijk zijn, zoals niet stelen. Andere regels zijn niet rationeel te verklaren, die moet je doen omdat God dat van je vraagt: het is een mitswa.
In het Bijbelse Hebreeuws lopen deze betekenissen toch wat door elkaar. Het is wel een mooie gedachte dat je soms iets doet omdat het een reden heeft, en soms omdat het verankerd is in een traditie (die dat weer terugvoert op openbaring).
hajom (vandaag, heden): Rasji zegt dat de geboden zo fris en geliefd moeten zijn alsof je ze vandaag ontvangen hebt.

vs 14:
In de NBV valt de herhaling van ‘hemel’ weg, hoewel met de vertaling ‘de hoogste hemel’ wel een belangrijk deel mee komt. Er is sprake van een poëtische intensiverende herhaling: ‘hasjamajiem oesjmee hasjamajiem’: de hemel en de hemel van/boven de hemel. Zo ontstaat er een superlatief: de hemel, ja de bovenste beste hemel is van de ENE, je God.

vs 15:
Robert Alter wijst hier in zijn vertaling van het boek Deuteronomium op een beladen theologische paradox in dit bijbelboek. Aan de ene kant is JHWH geen lokale God, maar de schepper van hemel en aarde. Tegelijkertijd kiest Hij één volk uit en toont het zijn bijzondere voorkeur en liefde.
chasjak le ahava: in het woord chasjak zitten de woordbetekenissen ‘verbinden’, ‘verlangen’, ‘zich hechten aan’. ‘Desire to love them’, vertaalt Robert Alter. ‘lust aan uw vaderen’ vertaalt de Statenvertaling, 1977). Het verwijst naar de diepe band tussen de ENE en de voorouders (de NBV vertaalt zo het woord baavotecha, jullie vaders).

vs 16:
Het beeld van de letterlijke besnijdenis van de voorhuid wordt hier metaforisch gebruikt voor de besnijdenis van het orgaan van begrip, inzicht en oriëntatie, nl. het hart. Het is dus alsof de innerlijke toegang tot het hart fysiek wordt belemmerd. De profeet Jeremia gebruikt dezelfde beeldspraak (Jeremia 4:3) en Paulus herpakt dit beeld in o.a. Romeinen 2:28-29 (‘Jood is men niet door zijn uiterlijk, en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis. Jood is men door zijn innerlijk, en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis’ NBV). De moderne rabbijn Sheldon Blank stelt dat ‘een onbesneden hart een gesloten geest is’. En rabbijn Samson Raphael Hirsch werkt dit praktisch uit: ‘Zorg dat je hart gehoorzaam is aan jou en aan je God…Verwijder de eigenzinnigheid, de weerspannigheid van je hart, wordt meester over je hart met zijn gevoelens en wensen.. Sta jezelf niet toe om afgeleid te worden van de dienst aan God, door welke ongecontroleerde gedachten of wensen dan ook, of door koppigheid en zelfgekozen halsstarrigheid’.
[Geciteerd in Harvey J. Fields, deel III. Bemidbar en Dewarim. Een commentaar voor onze tijd, 2004, p. 136]

vs 17:
‘Hij is de grote, de machtige, de ontzagwekkende God’ (haeel hagadol hagibbor wehanora) is in de latere joodse traditie en liturgie opgenomen, met name in het Amida, dat 3x per dag gereciteerd wordt). Het geeft aan dat het woorden zijn die in de levende Joodse traditie van vandaag grote betekenis hebben. Dat God niet partijdig is, hangt hiermee samen. God is als de grote God van hemel en aarde onafhankelijk van de gaven van mensen, en daarin niet geïnteresseerd (aldus Robert Alter).

vs 18:
Deze desinteresse in omkooppraktijken wordt ruimschoots gecompenseerd door een grote passie en bewogenheid voor juist diegenen in de samenleving die rechteloos zijn: de wees, de weduwe en de vreemdeling. Het woord ger vertaalt de Naardense Bijbel als ‘zwerver-te-gast’, in de NBV: ‘vreemdeling’. ‘Sojouner’, bijwoner, vertaalt Robert Alter. ‘Proseliet’ kom je soms ook tegen, van het Griekse proselutos, dat lett. ‘hij die naderbij gekomen is’ betekent. Mensen dus, niet-Israëlieten, die meetrekken met en wonen bij het volk Israël, maar daar zelf geen deel van uitmaken. Ger komt van het werkwoord dat wonen of verblijven betekent.

vs: 19:
Juist de positie van deze vreemdelingen is kwetsbaar, hoewel er wel tal van bepalingen zijn t.a.v. vreemdelingen, zoals in Lev.25-35: je laat de ander niet verkommeren. Er wordt in dit vers een verband gelegd met de ervaring van het volk Israël in Egypte. God zag en hoorde het lot van zijn volk en tolereerde de verdrukking niet. Rambam (Maimonides) trekt daaruit de conclusie dat Joden moeten leren van hun Egyptische ervaring dat God de onderdrukking en vervolging van van vreemdelingen niet tolereert. Het is dus een oproep tot een leefbaar bestaan van vreemdelingen. En Rasji komt met zijn versie van de gulden regel: ‘Val je naaste niet lastig met een gebrek dat ook bij jezelf is’.

s 20:
Het woord davak dat de NBV vertaalt met ‘wees hem toegedaan’ en de Naardense Bijbel met ‘bij Hem zul je je houden’ heeft de woordbetekenissen aankleven, hechten, vast aaneensluiten, vasthouden, blijven bij. In Genesis 2:24 wordt dit woord gebruikt wanneer een man zich hecht aan zijn vrouw.

vs 21:
hoe tehillatecha: Hij is uw lof! Dat valt op verschillende manieren te interpreteren: God is de geadresseerde van de lofprijzing van Israël, het volk looft Hem. De NBV maakt hier een aansporing van: ‘Zing zijn lof, hij is uw God’. Of, zoals de Ramban (Nachmanides) leert: juist vanwege God wordt Israël geprezen door de volken. Robert Alter voert nog een derde mogelijkheid aan: het is Israëls glorie om de ene grote God te prijzen.

vs 22:
Dit vers roept verschillende andere teksten in herinnering. Genesis 46:26: ‘Het aantal personen van Jakobs familie dat naar Egypte kwam bedroeg dus in totaal zeventig’.
En ook Exodus 1: ‘In totaal waren daar toen zeventig personen die rechtstreeks van Jakob afstamden.’ In Genesis 15 is het Gods belofte aan Abraham dat zijn nageslacht zo talrijk zal zijn als de sterren die hij kan tellen. Het is de afsluiting van dit gedeelte, dat immers ook begon met de HEER van de hoogste hemel die juist zijn blik vestigt op een kleine groep mensen.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *