< Alle onderwerpen
Printen

1 Samuel 06

1 Samuel 6. Vertaling en verklaring

In dit verhaal komen geen hoofdpersonen voor. Er spelen zich wonderbaarlijke dingen af. God spreekt ook niet zelf maar maakt zich kenbaar door bijzondere daden.

Vers 1 En het geschiedde dat de ark van de Eeuwige in het veld van de Filistijnen was, zeven maanden.
Geschieden: hier staat niet zomaar ‘was’, maar de ark maakte daar geschiedenis, hij liet van zich horen. Vaak geeft deze uitdrukking aan dat er problemen komen.
Veld. Volgens van Zijl betekent dit woord op deze plaats ‘gebied’ net als bijvoorbeeld in Genesis 32:3, Richteren 5:4 en 1 Samuel 27:7 en 11. Volgens mij is deze opvatting niet juist. Dat het woord ‘veld’ gebruikt wordt kan betekenen dat geen enkele stad de ark meer binnen zijn muren wilde hebben, en dat de ark her en der gebracht werd en dat geen enkele plaats de ark meer binnen zijn muren wilde hebben. Alter vertaalt ‘land’.
De Septuaginta heeft erbij: en hun land wemelde van de muizen. Zie het artikel van Palach ‘De betekenis van de muis in 1 Samuel 6’ in zijn boek ‘Opera Minora’.

Vers 2 En de Filistijnen ontboden de priesters en waarzeggers door te zeggen: Wat zullen wij doen voor de ark van de Eeuwige? Laat ons weten waarin wij hem zullen wegsturen naar zijn plaats?
Ontbieden: letterlijk ‘roepen tot’. Maar dit kan goed met ‘ontbieden’ vertaald worden.
Waarzeggers. Dit woord komt ook nog voor in Ezechiël 21:26.
Door te zeggen: Deze uitdrukking geeft aan dat er een officiële uitspraak volgt.
Ark van de Eeuwige. In 1 Samuel 5:8 staat de uitdrukking ‘de ark van de God van Israel’. Het is opmerkelijk dat de Filistijnen door deze term te gebruikten erkennen dat deze God echt de God van Israël is.
Voor de ark: er staat niet ‘met de ark’ (zoals Alter vertaalt). Door het woord ‘voor’/’aan’ geven de Filistijnen te kennen dat zij de God van Israel iets moeten aanbieden.
Waarin, in wat. Op welke wijze? Volgens Keil betekent het ‘waarmee’, net als in Micha 6:6. Ook dit past weer bij het ontzag dat de ark bij hen heeft teweeggebracht.

Vers 3 En zij zeiden: Als jullie de ark van de God van Israel wegsturen, moeten jullie die niet leeg wegsturen, maar jullie zullen beslist een verzoeningsoffer vergoeden aan hem. Dan zullen jullie genezen worden, en het zal jullie bekend worden waarom zijn hand niet van jullie wijkt.
Beslist vergoeden: eigenlijk staat hier het woord ‘doen terugkeren’, ‘terugbrengen’. In wetsteksten betekent dit: vergoeden, teruggeven. Door tweemaal dit werkwoord te gebruiken wordt een versterking aangeduid: beslist.
Verzoeningsoffer, vergoeding van schuld. In Numeri 5:7 staat dat als iemand een schuld vergoedt hij 1/5 extra moet geven. Het schuldoffer is een verzoeningsoffer als men zonder opzet gezondigd heeft.
Genezen worden, gezond zijn/worden. De Septuagint en Qumran-4 hebben extra ‘en hij zal verzoend zijn’.
Het zal jullie bekend worden’. Dit is wat de Hebreeuwse tekst heeft. De Septuaginta en Qumran lezen: ‘het zal voor jullie een verzoening zijn’. Alter volgt deze optie.

Vers 4 En zij zeiden: Welk verzoeningsoffer zullen wij aan hem vergoeden? En zij zeiden: Het aantal Filistijnse standsvorsten is vijf. Vijf gouden builen en vijf gouden muizen, want er was één plaag voor jullie allen, en voor jullie stadsvorsten.
Builen, zweren. Bedoeld zijn zwellingen. De Septuaginta vertaalt ‘aambeien’ in plaats van ‘builen’.
Muizen. Met dit worden (kleine) knaagdieren bedoeld. Is er naast de ziekte met de builen ook een muizenplaag geweest?
In het begin van de Ilias van Homerus staat een verhaal dat de muizengod aangeroepen wordt om de Grieken te straffen, waarna er een onbekende ziekte uitbreekt onder hen. Ook in Herodotus II 141 is sprake van een catastrofale ziekte in het leger die in verband gebracht wordt met muizen. Mogelijk dat er een overeenkomst bestaat tussen dat verhaal en het verhaal in 2 Koningen 19:35. Van het bestaan van bacillen had men in die tijd natuurlijk geen idee, maar de schrijvers lijken al wat besef te hebben gehad van besmettelijkheid, dat bepaalde ziekten overgebracht konden worden van mens op mens en van dier op mens.
Zou er sprake geweest zijn van een muizenplaag tijdens de oogst? Of dacht men misschien dat muizen een besmettelijke ziekte overbrachten zoals later ratten de pest bleken over te brengen? Of gaat het hier al over ratten?

Vers 5 En jullie moeten maken afbeeldingen van jullie builen en afbeeldingen van jullie muizen die het land te gronde richten, en jullie moeten aan de God van Israël eer bewijzen. Misschien licht hij zijn hand op van tegen jullie en van tegen jullie god en van tegen jullie land.
Afbeeldingen: Zowel van de uiterlijke kenmerken van de ziekte als van de overbrengers ervan werden afbeeldingen meegegeven.
Builen, zwellingen. De Masoreten stellen voor een ander woord te lezen dat met ‘gezwellen’ of ‘aambeien’ vertaald kan worden.
Muis: het woord ‘achbar’ kan muizen betekenen, maar ook voor andere kleine knaagdieren staan.
Te gronde richten, vernietigen. Zijn de muizen onderwerp of de zwellingen, of beide? Tsumura meent dat de zwellingen onderwerp zijn. Volgens mij kan dit kloppen. In 1 Samuel 5:12 staat dat mannen stierven, en het sterven van zijn bewoners kan een land vernietigen. Er waren ook mannen die overleefden, en deze hadden builen.

Vers 6 En waarom zouden jullie je hart verharden zoals Egypte en Farao hun hart verhardden? Lieten zij, nadat hij naar willekeur met hen handelde, de Hebreeën niet gaan, zodat zij weggingen?
Hart. Het hart is in de eerste plaats het centrum van het denken. Het is de plaats waar men plannen maakt. Het hart verharden is doorgaan met wat men zich voorgenomen heeft.
Naar willekeur handelen (volgens het Etymologisch woordenboek van Klein).

Vers 7 Welnu, haal en maak één nieuwe wagen, en twee melkkoeien die nooit een juk gevoeld hebben, en span de koeien voor de wagen, maar breng hun kalveren terug naar binnen.
Welnu. Als dit woord gebruikt wordt geeft het een conclusie aan.
Halen: De volgorde van eerst ‘halen’ en dan pas ‘maken’ is opmerkelijk. Men zou de omgekeerde volgorde verwachten.
Wagen: Zo’n wagen was een kar met twee wielen, die gewoonlijk getrokken werd door ossen, zoals dan ook verteld wordt in 2 Samuël 6:3. Voor ‘strijdwagen’ wordt een ander woord gebruikt. Die werden door paarden getrokken.
Nieuwe wagen: Ook in 2 Samuel 6:6 wordt ook gesproken over een nieuwe wagen, waarop David de ark naar Jeruzalem wil brengen. Daar gaat het mis als de ark op een wagen vervoerd wordt. Het lijkt hier de Filistijnen niet kwalijk te worden genomen.
Melkkoeien: bedoeld zijn koeien die kalveren hadden die bij hun moeder liepen en hun melk dronken.
Juk. Letterlijk: hún juk, waarbij ‘hún’ mannelijk is! Vrouwelijke dieren droegen geen juk. Dat waren alleen (gecastreerde) mannelijke dieren. Ossen zijn altijd een juk gewend. Koeien daarentegen niet. . Koeien werden normaal nooit gebruikt als last- of trekdier! Runderen wel.
Binnen: Hier staat het woord ‘huis’, en het ‘huis’ van koeien is een stal. Maar met ‘bajit’, ‘huis’ kan ook bedoeld zijn de binnenkant
Hun (mannelijk) kalveren. De mannelijke vorm kan ook voor vrouwen gebruikt worden.
De vraag is wat de koeien ertoe bewoog om de richting van Israël te gaan, en niet terug naar hun kalveren. De oplossing lijkt te zitten in de uitdrukking ‘Ze hadden nog nooit een juk gedragen’. Dit is een vanzelfsprekendheid bij koeien, die immers nooit als lastdier of trekdier gebruikt worden, in tegenstelling met runderen. En toch wordt dit expliciet aangegeven door de schrijver. Volgens mijn neef die boer is, zal een zogende koe altijd naar haar jong getrokken worden, tenzij ze helemaal van slag raakt door een juk dat ze opgelegd krijgt. Daardoor vergeet ze zelf haar natuurlijke neiging om naar haar jong te gaan. Zo is voor dit opmerkelijke verschijnsel mogelijk wel een natuurlijke verklaring.

Vers 8 En jullie moeten de ark van de Eeuwige halen en op de wagen zetten, en de gouden voorwerpen, die jullie aan hem terug geven als verzoening, in een kistje ernaast, en jullie moeten hem laten gaan, zodat hij kan gaan.
Laten gaan: loslaten.
Gaan: Een eigen weg gaan.
Kistje: bedoeld is een soort cassette. Dit woord komt alleen in dit verhaal voor.

Vers 9 En jullie zullen zien: als het de weg opgaat naar zijn eigen gebied, naar Beth-Shemesh, dan is hij het geweest die dit grote kwaad ons berokkend heeft, en zo niet, dan zullen we weten dat het niet zijn hand was die het ons aangedaan heeft, maar dat het toeval was.
Beth-Shemesh. Betekenis: huis van de zon. Maar de ark kwam oorspronkelijk uit Silo. Kon de ark daar geen onderdak meer vinden omdat Silo intussen verwoest was?
Berokkenen, aanraken, slaan.
Toeval, kans; per ongeluk, toevallig.

Vers 10 En de mannen deden zo: Ze namen de twee melkkoeien en spanden ze voor de wagen, maar hun kalveren sloten ze op in de stal
Stal, huis.

Vers 11 En zij plaatsten de ark van de Eeuwige op de wagen en het kistje en de gouden muizen en de afbeeldingen van hun gezwellen.
Gezwellen? aambeien?? (tehorim). Dit is het woord dat de Masoreten in 1 Samuel 5:6 en 9 willen lezen in plaats van ‘ofelim’ wat daar gebruikt wordt. Dit woord ‘tehorim’ komt uitsluitend hier voor en in 1 Samuel 6:17.

Vers 12 En de koeien gingen rechtuit de hoofdweg op naar Beth-Shemesh, in één richting gingen zij, en ze gingen al loeiend, en ze weken niet af naar links of naar rechts. En de Filistijnse stadvorsten gingen achter hen aan tot het gebied van Beth-Shemesh.
Rechtuit gaan. Letterlijk staat er: zij (mannelijk!) waren recht. Voor de betekenis van ‘rechtuit gáán’ zou een andere werkwoordsvorm gebruikt moeten zijn.
Hoofdweg: hier wordt een geplaveide weg mee bedoeld, een verharde weg.
Gaan. Hier staat ‘ al gaande loeiden zij’.
Loeien, brullen. Dit woord komt verder alleen nog voor in Job 6:5. Het opvallende is dat nergens in de schrift van tamme dieren gezegd wordt dat ze brullen of een ander geluid maken, afgezien van de ezelin van Bileam die spreekt.
Afwijken. Dit is het afwijken van een bepaalde richting.
In tegenstelling met het gewoonlijk sobere taalgebruik worden hier veel synoniemen en uitweidingen gebruikt. Is dit om het wonderbaarlijke van het gebeuren aan te geven?
Het lijkt alsof er hier sprake is van bronstige koeien. Rogier Verberne, een veterinair deskundige zegt het volgende over bronstige koeien:
Door hartstochtelijk loeien of brullen maakt ze haar paringsdrang kenbaar. Normaal duurt de cyclus van een koe zo’n drie weken, en in die tijd is ze ongeveer twee dagen tochtig. Als het eiblaasje in de eierstok echter niet barst, blijft ze continu tochtig. De oorzaak kan zijn dat de koe te lang in een donkere stal heeft gestaan.
In dit verhaal lijkt dus sprake van bronstige koeien, die loeien alsof het ossen zijn, en geen aandacht meer hebben voor hun kalveren in de stal.

Vers 13 En de mannen van Beth-Shemesh waren met de tarweoogst bezig in het dal, en zij sloegen hun ogen op en ze zagen de ark, en zij verheugden zich om die te zien.
Bezig zijn: Letterlijk oogsten, maaien.
Tarwe. Dan moet het ongeveer eind april geweest zijn.
Dal. Dit betekent dat de wagen afdaalde.

Vers 14 En de wagen was gekomen tot het veld van Jozua de Beth-Shemeniet en hij kwam daar tot stilstand. En daar was een grote steen, en zij kloofden het hout van de wagen en de koeien offerden zij als opstijgoffer voor de Eeuwige.
Veld. Hier zal waarschijnlijk bedoeld zijn de plek waar geoogst werd.
Opstijgoffer, brandoffer. Dit was het offeren van een dier waarbij dit helemaal tot as verbrand werd.
Volgens Leviticus 1:3 mochten vrouwelijke dieren niet als offer gebracht worden. Ook het offeren op één steen was een heidens gebruik. Voor de God van Israël behoorde men een altaar te bouwen van losse ongehouwen stenen.
Beth-Shemesh was volgens Jozua 21:16 een Levietenstad. Het ligt dan ook voor de hand dat Levieten deze offers gebracht hebben. Des te opvallender was het dat zij zich niet aan de voorschriften van de Tora hielden.

Vers 15 En de Levieten hadden de ark van de Eeuwige eraf gehaald en het kistje dat er bij was, waarin de gouden voorwerpen zich bevonden, en zij plaatsten ze in de richting van de grote steen. En de mannen van Beth-Shemesh brachten opstijgoffers en slachtoffers op die dag aan de Eeuwige.
In de richting van de steen. Vele handschriften hebben net als de Septuaginta ‘op’ de steen’.

Vers 16 De vijf Filistijnse stadsvorsten zagen het, en zij keerden terug naar Ekron op die dag.

Vers 17 En dit zijn de gouden gezwellen die de Filistijnen teruggaven als schuldoffer voor de Eeuwige. Voor Asdod één, voor Gaza één, voor Askelon één, voor Gat één, voor Ekron één.
Gezwellen: ‘techorim’. Hier staat niet zoals in vers 4 en 5 ‘ofelim’, builen, gezwellen.

Vers 18 En de gouden muizen waren naar het aantal van al de Filistijnse steden, van de ommuurde steden tot de niet-ommuurde dorpen. En de grote steen waarop ze de ark van de Eeuwige neerzetten is tot op deze dag in het veld van Jozua de Beth-Shemeniet.
Ommuurd: bedoeld zijn versterkte plaatsen.
De builen hadden mogelijk alleen de bewoners van de steden getroffen, de muizenplaag (ook) de plattelanders. Is er een tegenspraak met vers 4? Of worden daar uitsluitend de steden bedoeld en hier alle plaatsen?
Steen: Er staat in plaats van het woord ‘èven’, het woord ‘aveel’, dat ‘beek’, of: ‘weide’ of ‘plaats van treurnis’, betekent (zie vers 19). De Septuaginta en Qumran-versie hebben ook ‘steen’. Bedoeld is dan de steen die de plaats van treuren zal worden.

Vers 19 Maar hij sloeg de mannen van Beth-Shemesh neer, want zij hadden gekeken ‘in’ de ark van de Eeuwige, en hij sloeg neer van het volk zeventig man (vijftig duizend man), en het volk treurde, want de Eeuwige had de mensen neergeslagen met een grote slag.
Kijken in: Gewoonlijk betekent deze uitdrukking: met interesse kijken, met aandacht kijken. Ook volgens Keil betekent het hier niet ‘kijken ín’, maar ‘met belangstelling kijken’.
Zeventig: Er staat eigenlijk vijftigduizend, maar dat is een absurd hoog aantal. Beth-Shemesh was slechts een klein boerendorpje dat niet veel inwoners telde. Ook staat er geen voegwoord tussen 70 en 50.000. Mogelijk dat dit laatste getal toegevoegd is.

Vers 20 En de mensen van Beth-Shemesh zeiden: Wie kan standhouden voor deze heilige Eeuwige God, en tot wie kan hij omhooggaan, bij ons vandaan?
De inwoners van Beth-Shemesh vinden blijkbaar dat de ark van de God van Israël hogerop gebracht moet worden.

Vers 21 En zij zonden boodschappers naar de inwoners van Kirjath-Jearim, door te zeggen: De Filistijnen hebben de ark van de Eeuwige teruggebracht. Daal af en breng die omhoog naar jullie.
Kirjath-Jearim. Betekenis: stad van bossen, ‘woudstede’. Deze stad lag zo’n 15 km. van Jeruzalem en 15 km. van Beth-Shemesh. De plaats lag ongeveer 450 meter hoger dan Beth-Shemesh.
Door te zeggen. Dit wijst op een officieel verzoek.

Commentaar verwerkt van: de BHS, Bible Works, Alter, v.d.Born, Goslinga, de Groot, Hertzberg, Keil/Delitzsch, Klein, Pulpit-commentary, Smith, v.d. Spek, de Soncino-uitgave, Tsumura en van Zijl.

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *