< Alle onderwerpen
Printen

1 Petrus 01: 17-21(23)

Een lam zonder smet

door Reinier Gosker (met dank aan Marius Heemskerk)

Op de zondagen na Pasen zetten de kerkelijke leesroosters ons aan om te verwoorden wie de opgestane Christus is. Maar niet voor niks wordt het verhaal over de ‘Verschijning van Jezus aan het meer van Tiberias’ geflankeerd door een profetenlezing en de doorgaande brieflezing uit 1 Petrus (zie mijn bijdrage van vorige week). Jesaja, aan wie Jezus zichzelf georiënteerd heeft, zorgt ervoor dat de evangelielezing uit Johannes 21 niet in de lucht hangt: het gaat over déze Jezus die staat in de traditie van de visionaire Jesaja. Anderzijds biedt de brieflezing uit 1 Petrus een compacte nabeschouwing over de vraag wat de opstanding van Jezus heeft uitgewerkt in de tijd na hem, en vooral met betrekking tot wie. In de naamgeving van deze zondag gaat het over de barmhartigheid des Heren. Wie zou de dienst dan niet beginnen met het zingen van de eerste verzen van Psalm 33?

Misericordia Domini – 30 april 2107:
Jesaja 43,1-12 – Bij je naam geroepen
Psalm 116,10-19 – Credidi (in de berijming Psalm 116:5 t/m 8)
1 Petrus 1,17-21(23) – Een lam zonder smet
Johannes 21,1-14 – Aan het meer
Parasja Tazriá-Metsora (29 april) – Leviticus 12,1-13,59 & Levitus 14,1-15,33
Haftarot bij Tazri’a-Metsora – 2 Koningen 4,42-5,19 en 2 Koningen 7,3-20

De Sjabbatlezing van gisteren (29 april) behandelt voorschriften omtrent rein en onrein n.a.v. de vraag wie wel/niet tot de Heilige/de Tabernakel (Leviticus. 9,4b) naderen (‘qrb’) mag om te offeren. Refereert nu ook 1 Petrus 1,19 (‘vrijgekocht door kostbaar bloed als van een onberispelijk, onbevlekt lam’) vanwege de offerterminilogie aan een liturgische setting? Wijst de aanhef van vers 17 wellicht op de praktijk van een liturgische samenkomst: ‘en als ge hem als Vader aanroept …’? (Naardense Bijbel)

Op het laatste OJEC-weekend (begin vorige maand) raakte ik in gesprek met Marius Heemstra, de auteur van het spraakmakende proefschrift ‘The Fiscus Judaicus and the Parting of the Ways’ (2010). Hij liet mij zien hoe een passage in 1 Petrus op zeer gespannen voet staat met de Grieks-Romeinse context waarin het christendom wortel schoot. Later mailde hij mij: “De passage die ik bedoelde is 1 Petrus 1:18. De hele brief gaat uiteraard over de spanningen die de vroege gemeentes opriepen in hun directe omgeving en hoe ze hiermee om moesten gaan volgens de schrijver [van de brief]. Maar deze passage geeft wel heel direct aan waar die spanningen vandaan kwamen: binnen een cultuur waarin het heel belangrijk was om de tradities van de voorvaderen trouw te blijven, gooiden bekeerde niet-Joden de tradities van hun voorouders juist overboord!”.

Hoewel de brief van Petrus van later datum is herinnert Heemstra aan het Edict van de Romeinse keizer Claudius (41-54 n.Chr) om bovengenoemde spanningen zichtbaar te maken (zie: Flavius Josephus, De oude geschiedenis van de Joden 19:290): “Ik acht het dus juist dat de Joden in de gehele wereld die aan ons gezag is onderworpen, ongehinderd kunnen leven volgens de gewoonten van hun voorvaderen. De Joden zelf roep ik bij dezen op om op meer gepaste wijze gebruik te maken van dit privilege dat ik hun verleen en zich aan hun eigen wetten te houden zonder de religieuze opvattingen van andere etnische groeperingen als van nul en generlei waarde te beschouwen” (vertaling Meijer 2) en Wes, cursivering van mij). Het zich afzetten tegen een ‘vergeefse, door de vaderen overgeleverde wandel’ in 1 Petrus 18, is één van de vele NT-ische aanmoedigingen aan het adres van niet-Joden om zich juist wél van het geloof van hun voorvaderen los te maken, oftewel om de religieuze opvattingen van hun voorouders wel ‘als van nul en generlei waarde te beschouwen’. Denk aan passages als 1 Tessalonicenzen 1,9; 1 Korinthe 12,2; Galaten 4,8 en ook aan 1 Petrus 4,3-4. En ook aan Handelingen 14,15 en 19,26.

1) Zie: Tenachon 16, pagina 255-257 en 259. B. Folkertsma Stichting voor Talmudica, 1987
2) Inderdaad dezelfde Meijer als Fik Meijer die het populaire boek over ‘Petrus. Leerling, leraar, mythe’ (2016) schreef; samen met M.A. Wes vertaalde Meijer de drie delen van Flavius Josephus’ ‘De oude geschiedenis van de Joden’

Inhoudsopgave

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *