Arie Kok
Strijd om een land. Israël-Palestina in 100 vragen en antwoorden.
Uitgeverij: KokBoekencentrum, 2025.
96 pagina’s
ISBN 978 90 43543774
ISBN 978 90 43543781 (e-book)
€ 14,99 (e-book € 8,99)
Voor mij op tafel ligt ‘Strijd om een land. Israël – Palestina in 100 vragen en antwoorden’ van Arie Kok. Gezien het onderwerp verwachtte ik een lijvig naslagwerk. Wat ik zie is een boekje van ruim 100 pagina’s. Dat is lef, denk ik. ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister’, is het gezegde van Goethe. Maar ik herinner me ook de uitspraak van een andere Duitse schrijver (ik weet niet meer wie), die beweerde dat wie in Israël komt na één dag een boek kan schrijven over het land, na een maand niet meer dan een artikel uit zijn pen krijgt en na een jaar niet meer weet wat hij moet schrijven. Dat gaat ook op voor wie schrijft over Israël – Palestina, lijkt me. De complexiteit van het onderwerp heeft een bibliotheek aan boeken opgeleverd en leidt tot op de dag van vandaag tot hevige en emotionele debatten over vrijwel alle denkbare facetten ervan. Laat dat zich samenvatten in 100 vragen en korte antwoorden? Het korte antwoord op die vraag is wat mij betreft ‘nee’.
Toch heeft de schrijver het gewaagd. Hij heeft zijn boek juist bewust compact willen houden en zich willen beperken tot hoofdzaken en feitelijke kennis. Ik heb me wel afgevraagd voor wie het boekje geschreven is. Wie zich al wat heeft verdiept in de geschiedenis van het conflict zal weinig nieuws vinden in de antwoorden. Maar wie dat niet gedaan heeft vindt hier een summiere introductie die roept om verdere verdieping. Het boekje is uitvloeisel voor een longread die eerder in De Nieuwe Koers is verschenen en zo moet het ook gelezen worden, als een long longread. Eerlijk gezegd waren het niet de vragen en antwoorden die me aan het denken zetten, maar gebeurde dat vooral bij lezing van het voorwoord en de verantwoording.
Het viel me op dat Kok in de verantwoording benadrukt dat hij zich breed heeft willen informeren en bewust naar beide kanten van het conflict heeft willen luisteren en dat dat tot ongemakkelijke antwoorden heeft geleid, ook voor hemzelf. Ik vermoed dat hij bedoelt dat als je recht probeert te doen aan de perspectieven van Israël’s en Palestijnen je soms pijnlijk geconfronteerd wordt met je eigen standpunten, vooroordelen en blinde vlekken. Dat vind ik een spannend punt en ik had graag gelezen op welke momenten de schrijver dat ongemak voelde en tot welke nieuwe inzichten hij daardoor is gekomen. Kok zelf blijft helaas verborgen achter alle feitelijke informatie. Dat is jammer om twee redenen. Ten eerste omdat hierdoor gesuggereerd wordt dat het feitelijke kennis is die ons helpt het conflict beter te begrijpen. Dat is ten dele waar, als bepaalde zaken en gebeurtenissen ontkent worden, maar ten dele ook niet. Feiten worden immers verschillend geïnterpreteerd en maken deel uit van een persoonlijk of collectief narratief. Een te eenzijdige focus op feiten en algemene waarheden levert geen toenadering op, is wel gebleken uit de geschiedenis. Daar sluit de tweede reden op aan, namelijk dat dit conflict, net als alle conflicten, vele lagen bevat, en de existentiële laag een enorm grote rol speelt. Natuurlijk is het belangrijk om emoties af en toe te parkeren en met enige afstand te kijken naar wat er gebeurd is. Maar als de inzet daarvan is om elkaar te begrijpen, dan moeten we ook weer terug naar de existentiële laag en beseffen dat juist daar toenadering ontstaat of wordt tegengehouden. Dat geldt niet alleen voor wie betrokken zijn bij het conflict om het heilige land, maar ook voor de lezer van een boekje over dit conflict. Het had veel aan het boekje toegevoegd als Arie iets meer over zijn persoonlijke zoektocht had verteld.
Het resultaat van de journalistieke benadering is een wonderlijk boekje. In vogelvlucht komt een scala aan gebeurtenissen, personen en bewegingen voorbij: Abraham, Balfour, antisemitisme, zionisme, onafhankelijkheid, Nakba, Hamas, Hezbollah, 7 oktober 2023, enzovoort. De vragen worden kort en zakelijk beantwoord. Dat levert natuurlijk al spanning op, want voor nuances is maar weinig ruimte. De inbreng van drie gerenommeerde experts, Dineke Houtman, Jonas Wagenmaker en Bart Wallet maakt veel goed (zij hebben bijna een derde van de vragen beantwoord), maar voorkomt niet dat het geheel wat rommelig overkomt. Bij sommigen antwoorden wordt geleund op de wetenschap, zoals ik al aangaf. Op andere momenten is de Bijbel de enige bron. Dat wreekt zich hier en daar, zoals bij de vraag ‘Hoe is het joodse volk ontstaan?’ (vraag 6), die wordt beantwoord met een verwijzing naar Exodus en ingaat op de rol die koning David om de twaalf stammen te verenigen. Wetenschappelijke theorieën worden hier niet genoemd, terwijl juist over de oorsprong van de Hebreeën/Ivriem veel discussie bestaat. Nog een voorbeeld. Bij de vraag of de stichters van de staat Israël de verplaatsing van Palestijnen hadden voorzien (vraag 59) wordt slechts verwezen naar de opvatting van de eerste premier van het land, David Ben Goerion. Zijn opinie, namelijk dat meedogenloze verplaatsing van Palestijnen naar Transjordanië en Irak waarschijnlijk nodig zou zijn, is hier ter zake. Maar waar zijn andere stemmen uit die tijd, van hen die hierop bewust aanstuurden en van hen die zich hiertegen juist verzetten?
De gekozen opzet werkt in de hand dat bepaalde vragen en subthema’s de top 100 niet hebben gehaald. Ik mis er ook wel een paar. Zo lees ik niet veel over de gevolgen van Israëls bezettingspolitiek voor het dagelijks leven van Palestijnen en hun toekomstperspectief. Ik lees niet veel over migratiestromen van en naar Israël/Palestine en hun achtergronden. Ik mis een bespreking van de impact van eeuwenlange jodenhaat op het zelfverstaan van Joden in Israël en daarbuiten. Ik mis het besef dat een oud-directeur van Israëls geheime dienst verwoordde, namelijk dat Israël elke slag tegen terreur wel wist te winnen, maar ondertussen de oorlog verloor. Ik mis een verwijzing naar de interne verdeeldheid aan zowel de Israëlische als de Palestijnse kant, die extreme groeperingen in de kaart speelt en kansen op vreedzaam samenleven ondermijnt.
Het is fair om te zeggen dat de schrijver niet op alles in kan gaan en zich heeft willen richten op de oorzaken van de strijd om het land, zoals de titel zegt. Dat maakt bepaalde vragen uiteraard relevant en andere minder. Toch roept deze invalshoek opnieuw vragen bij me op. Door te focussen op de strijd om het land, komt naar mijn gevoel onevenredig veel nadruk te liggen op de redenen waarom de strijd niet tot een einde komt of kan komen. De laatste vraag van het boekje is veelzeggend: ‘Waarom wil het maar geen vrede worden?‘ Het antwoord ontleent de schrijver aan Derk Walter, journalist bij NRC. Die wijst op vier redenen: geen van de partijen is bereid territoriale concessies te doen, beide claimen Jeruzalem als hoofdstad, onenigheid over de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen, Israëlische veiligheidseisen die een autonome Palestijnse staat onmogelijk maken. Arie Kok voegt er een vijfde reden aan toe, namelijk de religieuze claims die beide volken op het gebied doen.
Het boekje eindigt al met al in mineur en dat vind ik gek genoeg wel een verdienste ervan. De situatie in het land lijkt uitzichtloos en is voor veel mensen die er leven zeer problematisch en gekmakend. Het past niet om daar met grote stappen aan voorbij te willen gaan, bijvoorbeeld door schuldigen aan te wijzen of simpele oplossingen aan te dragen.
En toch. In een boekje over de strijd om het land had niet misstaan dat er voortdurend pogingen zijn geweest om een uitweg te zoeken, om de strijd bij te leggen, om vredesverdragen te sluiten, soms zonder maar soms ook met beperkt resultaat. Ik doel nu niet alleen op feitelijke gebeurtenissen, maar vooral de mensen in dit conflict die zich ertoe hebben te verhouden en hoe er steeds weer Palestijnen en Israël’s zijn geweest die elkaar als buren hebben willen zien, ondanks alles. Zelfs in de huidige tijd zijn er bewegingen en organisaties die zich niet bij de uitzichtloosheid neerleggen en zich inzetten voor recht, dialoog en samenleven. Hun stem gaat meestal verloren tussen het gedram en geschreeuw van wie gelijk willen krijgen, maar gaat helaas ook verloren als we ons alleen op de hoofdlijnen van de geschiedenis richten.
Arie Kok begint zijn boek over de strijd om het land bij Abraham, die de opdracht krijgt om naar Kanaän te gaan, het strategisch geleden gebied tussen de grootmachten Egypte en Mesopotamië. Abraham krijgt de belofte dat dit land van hem en zijn vele nakomelingen zal zijn. En ja, Abraham was tot het einde van zijn leven een vreemdeling in dit land en ja, zijn kinderen Isaak en Ismaël kregen ruzie, maar ligt in deze oude geschiedenis een belangrijke bron van het huidige conflict? Ik betwijfel het. Wie de beide zonen tegenover elkaar zet als voorvaderen van Joden en Arabieren zou tot die conclusie kunnen komen. Maar net zo goed kan het tegendeel beweerd worden, door stil te staan bij een ander moment uit het Genesisverhaal (hoofdstuk 25), namelijk als Isaak en Ismaël als broers de heilige arbeid verrichten om hun vader Abraham te begraven in het land dat zij samen bewonen. Ik lees daarin het hoopvolle inzicht dat mensen in staat zijn de strijdbijl voor even te begraven. Laten we religie niet te snel zien als een bron van conflict, net zo min als we het tot een quick fix maken van problemen. Beide zeggen meer over onszelf dan over de teksten en tradities die ons zijn overgeleverd.
Kees Jan Rodenburg





