Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 50 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Begrafenis van Jaäkov. Dood van Joseef.

Vers 1: En Joseef viel op het gelaat van zijn vader en hij weende op hem en hij kuste hem.
Hij weende op hem: dit zal betekenen dat Joseefs tranen op zijn overleden vader vielen.

Vers 2: En Joseef gebood zijn knechten de artsen om zijn vader te balsemen. En de artsen balsemden Israel.

Vers 3: En zij maakten veertig dagen vol voor hem, want zo maken zij vol de dagen van het balsemen. En de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.
Balsemen: volgens de beschrijving van Herodotus duurde het balsemen zeventig dagen.

Vers 4: En de dagen van het wenen over hem gingen voorbij. En Joseef sprak tot het huis van Farao door te zeggen: Als ik toch genade heb gevonden in jullie ogen, spreek dan toch tot de oren van Farao door te zeggen:
Het huis van Farao: zolang de overledene nog boven aarde staat is de zoon onrein en mag dus niet in de nabijheid van Faro komen. Dat zal de reden zijn dat Joseef zijn verzoek indirect aan Farao doet.

Vers 5: Mijn vader heeft mij laten zweren door te zeggen: Zie! Ik ga sterven. In mijn graf dat ik voor mij uitgehouwen heb in het land Kenaän, daarin moet je mij begraven. En nu, laat ik opgaan, en laat ik mijn vader begraven en ik zal terugkeren.
Door te zeggen: deze uitdrukking komt driemaal voor in de verzen 4 en 5. Joseef wil Farao wel heel nadrukkelijk bezweren dat deze hem (tijdelijk) zal laten gaan.
Mijn graf uitgehouwen: Het graf waar Jaäkov op doelt was door Avraham gekocht! Er zijn wel putten uitgehouwen maar niet een graf, noch door Avraham, noch door Jitschak, noch door Jaäkov. Hoewel Joseef met stelligheid dit beweert is het een duidelijke onwaarheid zoals zo vaak het geval is als de uitdrukking ‘door te zeggen’ gebruikt wordt. De motivatie zal zijn om Farao te overtuigen hoe belangrijk het is voor Joseef om zijn vader een eervolle begrafenis te geven.

Vers 6: En Farao zei: Ga op en begraaf je vader zoals hij je heeft laten zweren.

Vers 7: En Joseef ging op om zijn vader te begraven. En met hem gingen op alle knechten van Farao, de oudsten van zijn huis en alle oudsten van het land Egypte

Vers 8: en het hele huis van Joseef en zijn broers en het huis van zijn vader. Slechts hun kleine kinderen en hun kleinvee en hun rundvee hadden ze in het land Gosjen gelaten.

Vers 9: En met hem gingen zowel wagens als ruiters op. En het werd een leger, zeer zwaar.
Zwaar: met dit woord wordt het indrukwekkende ervan aangeduid.

Vers 10: En ze kwamen tot Goren-Haätad dat aan de overzijde van de Jordaan is, en ze rouwden daar, een grote en zeer zware rouw. En hij maakte een rouw over zijn vader zeven dagen.
Goren-Haätad betekent ‘dorsvloer van de doornstruik’.
De uittocht van de overleden Jaäkov is hier als het ware een voorafspiegeling van de latere uittocht van zijn nakomelingen.

Vers 11: De inwoners van het land, de Kenaänieten, zagen de rouw in Goren-Haätad. En ze zeiden: een zware rouw is dit voor Egypte. Daarom noemt men de naam ervan: Aveel-Mitsrajim, dat aan de overkant van de Jordaan is.
Aveel-Mitsrajim betekent ‘rouw der Egyptenaren’.

Vers 12: En zijn zonen deden voor hem zoals hij hun bevolen had.

Vers 13: En zijn zonen brachten hem omhoog naar het land Kenaän. En zij begroeven hem in de spelonk van het veld van Machpela, het veld dat Avraham als bezit verkregen had van Efron de Chetiet, tegenover Mamré.

Vers 14: En Joseef keerde terug naar Egypte, hij en zijn broers en allen die met hem opgegaan waren om zijn vader te begraven, nadat hij zijn vader begraven had.

Vers 15: En de broers van Joseef zagen dat hun vader gestorven was zeiden zij: Als Joseef ons kwalijk neemt... Dan zal hij beslist het kwaad dat wij hem aangedaan hebben doen terugkeren op ons.

Vers 16: En zij geboden iemand naar Joseef (te gaan) door te zeggen: Jouw vader heeft voor zijn dood geboden door te zeggen:
Door te zeggen: nu de broers bang zijn dat Joseef zich op hen zal wreken net als Esau van plan was zich te wreken op Jaäkov als hun vader dood is (zie Genesis 27:41) proberen zij hun woorden als een formele uitspraak te laten klinken door de onbepaalde wijs van ‘zeggen’ te gebruiken. Nergens staat vermeld dat Jaäkov iets dergelijk gezegd heeft.

Vers 17: Zo moeten jullie tot Joseef zeggen: Ach vergeef toch de misstap van je broers en hun overtreding, ook al hebben ze jou kwaad gedaan. Wees toch verdraagzaam voor de zonde van de knechten van de God van je vader. En Joseef weende toen zij tot hem spraken.

Vers 18: En zijn broers gingen ook. En ze vielen voor hem neer. En ze zeiden: Hier zijn wij, jou tot knechten.
In wat de broers zeggen zit een hapering. Dat zal wel wijzen op emotionaliteit.

Vers 19: Maar Joseef zei tot hen: Jullie moeten niet bevreesd zijn want ben ik in Gods plaats?

Vers 20: En jullie hebben kwaad tegen mij bedacht. God, die heeft het tot iets goeds bedacht, opdat hij kan doen zoals op deze dag, om een volk van velen in het leven te houden.

Vers 21: En nu, jullie moeten niet bevreesd zijn. Ik, ik wil jullie en jullie kleintjes verzorgen. Zo troostte hij hen. En hij sprak tot hun hart.
Hij sprak tot hun hart: dit betekent niet dat Joseef op het gevoel van zijn broers inwerkte maar dat hij hun perspectief gaf.

Vers 22: En Joseef woonde in Egypte, hij en het huis van zijn vader. En Joseef leefde honderd en tien jaar.

Vers 23: En Joseef zag van Efrajim de zonen van de derde generatie. Ook de zonen van Makir, de zoon van Menasje, werden op de knieën van Joseef geboren.
Op de knieën geboren worden: Dit geeft aan dat die persoon de verantwoordelijkheid voor de boreling op zich neemt. Hij krijgt zoiets als de positie van peter.

Vers 24: En Joseef zei tot zijn broers: Ik ga sterven. En God zal zeker naar jullie omzien. En hij zal jullie doen opgaan uit dit land naar het land dat hij gezworen heeft aan Avraham, aan Jitschak en aan Jaäkov.

Vers 25: En Joseef zwoer de zonen van Israel door te zeggen: God zal zeker nar jullie omzien. En dan zullen jullie mijn beenderen van hier doen opgaan.

Vers 26: En Joseef stierf als honderd en tien jarige. Men balsemde hem. En hij werd in de doodskist gelegd in Egypte.
Honderd en tien jaar: naar Egyptische opvattingen is dit de langst mogelijke levensduur.



Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.