Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 39: 10-11 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Jozef aangerand.

De NBV vertaalt deze verzen zo: Dag in dag uit probeerde ze Jozef over te halen, maar hij gaf niet toe, hij wilde niet bij haar gaan liggen.
Maar op zekere dag, toen hij de binnenvertrekken in kwam om zijn werk te doen en daar niemand anders van de bedienden was, greep ze hem bij zijn kleed.

De Naardense Vertaling heeft: En het geschiedt: hoewel zij Jozef dag in dag uit aanspreekt heeft hij nooit gehoor aan haar gegeven om te liggen aan haar zijde, om samen te zijn met haar.
En het geschiedt op zo’n dag: hij komt naar het huis om zijn werk te doen, en niemand van de mannen van het huis is daar in huis.

Nadat een bevel aan haar slaaf niet gewerkt heeft, gooit zijn meesteres het bij Jozef over een andere boeg: elke dag spreekt ze hem erover aan. Maar ook dit heeft niet het gewenste resultaat. Jozef is niet bereid bij haar te gaan liggen. Oussoren heeft het daarna nog over ‘samen zijn met haar’, in navolging van de Hebreeuwse tekst. Dit lijkt overbodig, vandaar dat de NBV dit gemakshalve maar weglaat. Maar geen enkele woord, laat staan een zinsdeel staat er zonder reden, en de uitdrukking ‘samen zijn met…’ kan ook vertaald worden met ‘geschiedenis maken samen met…’. Op een vrijwel verborgen manier duidt de schrijver al aan waar het de vrouw om te doen is: perspectief krijgen naar de toekomst.

En dan breekt er een bijzondere dag aan. Het is een speciale dag waarop niemand anders thuis is afgezien van de vrouw. Mogelijk dat het een speciale feestdag was, maar daar gaat de schrijver niet op in. Hij duidt deze dag aan met ‘déze dag’, dat is de dag waarop iets bijzonders gaat gebeuren.
Wat verder opvalt is dat opeens in dit vers Jozef niet meer bij zijn naam genoemd wordt. Van vers 11 tot vers 20 zijn alle handelende personen naamloos. Trouwens de vrouw krijgt in het hele verhaal geen naam. Zij is alleen maar ‘de vrouw van’.
En Jozef gaat dan naar binnen ‘om zijn werk te doen’. Deed hij eerder dan geen werk in huis? Of bedoelt de schrijver dat hij van plan was uit te voeren wat zijn meesteres hem opgedragen had?
De Joodse traditie zegt ook dat Jozef op deze dag voor de verleiding van de vrouw bezweken was.
Opvallend is ook nog het driemaal voorkomen van het woord ‘huis’ in dit vers: Jozef komt naar het huis om zijn werk te doen. Suggereert de schrijver dat Jozef van plan was ‘werk te doen’ ten bate van ‘het bouwen van een huis’ voor de Egyptenaar, dat is voor nageslacht zorgen voor dit ‘huis’?




Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.