Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 39 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Joseef in het huis van Potifar.

Inleiding:
Na de interruptie van Genesis 38 waarin de gebeurtenissen van Jehoeda en Tamar beschreven worden, keert de schrijver terug naar de levensloop van Joseef. Dat de verhalen van Tamar en de vrouw van Potifar zo dicht bijeen staan wijst er op dat bij beiden eenzelfde motief speelt. Beide vrouwen wilden een kind, Tamar via Jehoeda en de vrouw van Potifar via Joseef. Volgens de rabbijnse traditie zou de vrouw van Potifar via de astrologie te weten zijn gekomen dat de kinderen van Joseef ook haar nageslacht zouden zijn. Ze realiseerde zich hierbij niet dat zij het niet zelf zou die Joseef kinderen zou baren, maar haar eigen dochter. Volgens de traditie was Asenat, de dochter van Potifera namelijk haar dochter (zie Genesis 41:45).

Vers 1: En Joseef had men doen afdalen naar Egypte. En Potifar, een hoveling van Farao, overste van de lijfwacht, een Egyptisch man, kocht hem uit de hand van de Jismaëlieten, die hem daarheen hadden doen afdalen.
Afdalen: letterlijk bedoeld, maar zeker ook in figuurlijke zin.
Hoveling: met dit woord wordt een hooggeplaatste ambtenaar bedoeld, die zeer waarschijnlijk eunuch, een gecastreerde, was.
Overste van de lijfwacht: een hoge functie in Egypte. Potifar was hoofd van het gevangeniswezen, hoofd van de lijfwacht van Farao.
Een Egyptisch man: in vers 1, 2 en 5 wordt dit vermeld. Het lijkt logisch dat iemand met zo’n hoge functie in Egypte, een Egyptenaar was. Dat dit hier er speciaal bij gezegd wordt kan betekenen dat de machthebbers op dit moment niet van Egyptische komaf waren. Velen menen dan ook dat de Hyksos aan de macht waren in deze tijd. Ook de Farao was dan een Hyksos, een niet-Egyptenaar. En in zo’n situatie is het wel opmerkelijk dat Potifar als Egyptenaar zo’n hoge positie had en is het logisch dat dit apart vermeld wordt.
Hand: of ‘macht’.

Vers 2: En de Eeuwige maakte geschiedenis met Joseef en hij werd een voorspoedig man. En hij maakte geschiedenis in het huis van zijn heer, de Egyptenaar.
Geschiedenis maken / worden: driemaal komt dit woord in dit vers voor. Meestal vertaalt men het met een vorm van het werkwoord ‘zijn’, maar het geeft geen statische toestand aan, maar meer een bewegen, een voortgang. Men zou ook kunnen vertalen: De Eeuwige werd met Joseef, en hij werd voorspoedig, en hij werd ... in het huis van zijn heer.
Dit is de enige keer dat de Eeuwige als handelend persoon voorgesteld wordt in de verhalen over de kinderen van Jaäkov. Pas in Exodus 3 treedt God weer handelend op. Ook opvallend is dat alleen de verteller het heeft over de Eeuwige. De persónen die een rol spelen in deze verhalen hebben het over God.

Vers 3: En zijn heer zag dat de Eeuwige met hem was, en alles wat hij deed, liet de Eeuwige gelukken in zijn hand.
Was: dit geeft een blijvende toestand aan.
Hij deed: bedoeld is wat hij steeds deed.
In zijn hand: Joseef had het in zijn hand (dat is ‘zijn macht’) doordat de Eeuwige hem deze mogelijkheid gaf.

Vers 4: En Joseef vond genade in zijn ogen, en hij bediende hem, en hij stelde hem aan over zijn huis, en alles wat hij had, had hij in zijn hand gegeven.
Genade: vele gevangenen zullen gezocht hebben naar genade in de ogen van Potifar en het niet gevonden hebben. Joseef vond het zomaar.
Bedienen: dit woord wordt vooral gebruikt met betrekking tot de priesterdienst. Ook wordt het van Jehosjoea gezegd die als dienaar Mosje ter zijde staat (Zie Exodus 24:13), en van Avisag die David ‘diende’(1Koningen 1:4).
Aanstellen: het woord dat hier staat kan onder andere ’selecteren’ betekenen. Blijkbaar vond Potifar Joseef het meest geschikt om de verantwoordelijkheid over zijn huis te krijgen.
Huis: hiermee wordt letterlijk ‘huis’ bedoeld, maar ook ‘huishouding’ en ‘familie’.
Hand: ook hier weer met als betekenis ‘macht’.

Vers 5: * En het geschiedde vanaf dat hij hem aangesteld had in zijn huis en over alles wat hij had, dat de Eeuwige het huis van de Egyptenaar zegende, vanwege Joseef. En hij werd een zegen van de Eeuwige in alles wat hij had, in het huis en op het veld.
In het huis: in vers 4 is sprake van ‘over’ zijn huis. ‘In’ het huis kan betekenen dat Joseef nog meer betrokken was bij wat zich in huis afspeelde.
Joseef en de Eeuwige worden steeds bij name genoemd, Potifar niet.

Vers 6: En hij liet alles wat hij had in de hand van Joseef. En hij had niet de minste kennis bij zich, dan van het brood dat hij (steeds) at. […] En Joseef werd mooi van uiterlijk en mooi van aanzien.
Hand: opnieuw de hand! Joseefs macht wordt bijna onbegrensd.
Kennis hebben van: weet hebben van, zich bekommeren om. Blijkbaar liet zijn heer de verantwoordelijkheid over zijn hele huishouding aan Joseef over. Dit woord wordt ook gebruikt als het gaat over ‘intiem kennen’ van een vrouw. En andere vertaling is: Hij had niet bekend bij hem het minste. Het woord ‘kennen’, ‘bekennen’ is ook een normale uitdrukking voor geslachtsverkeer. Men zou uit deze woorden kunnen opmaken dat nu Joseef in huis was hij merkte dat zijn heer niet de minste behoefte aan gemeenschap met zijn vrouw had. Een eunuch kan wel in staat zijn tot seksueel contact, maar de behoefte daaraan is in het algemeen niet groot. En vanzelfsprekend is er geen kans op nageslacht.
Het brood dat hij at: volgens Rasji is dit een eufemisme voor ‘seksueel contact met zijn vrouw’. Andere menen dat godsdienstige redenen een rol konden spelen. Of was dit om eventuele vergiftigingen te voorkomen? Hiertegen pleit dat Potifar een grenzeloos vertrouwen in Joseef had. Of zou het gewoon betekenen dat Potifar erg op eten gesteld was. ‘Brood’ is namelijk de algemene uitdrukking voor ‘voedsel’. ‘Brood eten’ betekent elders altijd ‘de maaltijd gebruiken’. Het kan zijn dat Potifar als eunuch zich erg interesseerde voor koken en extra van de maaltijd genoot.
Joseef werd mooi: Rasji zegt over deze uitdrukking: Zodra Joseef zag dat hij heerser was, begon hij te eten en te drinken en zijn haar te kappen. Hierop zei de Heilige, geloofd zij hij: uw vader treurt en gij kapt uw haar! Ik zal de berin (= de vrouw van Potifar) tegen u ophitsen. Direct hierop, in vers 7, volgt dan ook ‘en de vrouw van zijn heer sloeg haar ogen op Joseef’. In Genesis 29:17 wordt Joseefs moeder ook ‘mooi’ genoemd. Van een man is het een bijzonderheid als deze zo aangeduid wordt. De bijbeltekst geeft geen waardeoordeel over het ‘mooi worden’ van Joseef. Maar wanneer er iets over het uiterlijk van een man gezegd wordt, is dat opmerkelijk, afwijkend van wat normaal is. So wie so worden uiterlijke kenmerken alleen genoemd als ze een functie in het verhaal krijgen. Mogelijk is Joseef zich er niet eens van bewust geweest, maar de vrouw van zijn heer had wel oog voor mannelijk schoon. Zie het volgende vers.

Vers 7: * En het geschiedde na deze gebeurtenissen dat de vrouw van zijn heer haar ogen opsloeg – naar Joseef – en zij zei: Lig bij mij!
Na deze gebeurtenissen: volgens Rasji geeft dit aan, dat wat nu gaat komen, direct volgt op wat er in het vorige vers verteld is. Dat Joseefs schoonheid een belangrijke rol speelt zal duidelijk zijn.
De ogen opslaan: door de rabbijnen wordt deze uitdrukking vergeleken met wat in Genesis 13:10 staat: Lot sloeg zijn ogen op en zag de streek van de Jordaan. De vrouw van Potifar sloeg met evenveel begeren haar ogen op Joseef als Lot destijds met begeerte naar de vruchtbare Jordaanstreek keek.
Naar Joseef: speciaal naar hem.
Lig bij mij: een gebiedende wijs met extra nadruk.

Vers 8: En hij weigerde. En hij zei tot de vrouw van zijn heer: Zie, mijn heer weet niets – bij mij – van wat er in huis is. En alles wat van hem is, heeft hij in mijn hand gegeven.
Hij weigerde: de masoreten geven aan dat Joseef resoluut weigerde. Het is een sterkere uitdrukking dan ‘hij wilde niet’.
De vrouw van zijn heer: deze vrouw is voor Joseef niet zomaar een vrouw die hem probeert te verleiden, nee, zij behoort zijn heer toe.
Bij mij: Joseef zal bedoelen zoiets als ‘sinds ik het voor het zeggen heb’.
In huis: Joseef had het voor het zeggen in huis, maar ook op het land van Potifar. Dit laatste is niet relevant op dit moment. Mogelijk dat de heer van Joseef wel op de hoogte wilde blijven van wat op de akker gebeurde, maar heel bewust wilde hij niet weten wat zich in huis afspeelt.
In mijn hand = in mijn macht.

Vers 9: Niemand is groter in dit huis dan ik. En niet heeft hij het minste mij weerhouden niemand dan u, omdat u zijn vrouw bent. En hoe zou ik dit grote kwaad doen en zondigen voor God?
In dit huis: weer deze uitdrukking. Joseef had natuurlijk moeten zeggen: Niemand in dit huis is groter dan mijn heer, en ik na hem.
Niemand dan u: de schrijver heeft het in vers 6 alleen over het brood gehad, maar niet over de vrouw. Joseef heeft dit blijkbaar als vanzelfsprekendheid aangenomen.
Hoe: het lijkt alsof Joseef zegt: Als er een manier was om op uw verzoek in te gaan, zonder te zondigen, dan zou ik u ter wille zijn. Het lijkt alsof Joseef deze vrouw niet bruut wil beledigen, maar haar verzoek best aantrekkelijk vindt. Maar zijn besef van wat God wil weerhoudt hem van deze verkeerde daad.
Ook in Egypte was echtbreuk een zonde tegen de goden.
Als Joseef de vrouw van zijn heer zou nemen, geeft hij daarmee te kennen dat hij dezelfde rechten heeft als deze, ja dat hij zijn heer wilde opvolgen. Het is te vergelijken met de misstap van Reoeveen (zie Genesis 35:22). Het is te vergelijken met het eten van de vrucht in het tuinverhaal. Door deze vrucht te eten geeft de mens te kennen als God te willen zijn.

Vers 10: En het geschiedde toen zij tot Joseef sprak, dag aan dag, dat hij niet hoorde naar haar om naast haar te gaan liggen om met haar samen te zijn.
Zij sprak dag aan dag: hier is geen sprake meer van gebieden zoals in vers 7.
Horen: hierin zit tegelijk begrepen ‘gehoorzamen’.
Zijn: dit is weer het woord ‘geschieden’. Men zou dus ook kunnen vertalen ‘om met haar geschiedenis te maken’. Geschiedenis maken doet men door ‘naam’ te maken en vooral door nageslacht te verwekken. Het samen zijn is voor deze vrouw niet zomaar een seksueel avontuurtje, maar zij is er op uit ‘om geschiedenis te maken’.

Vers 11: En het geschiedde ongeveer deze dag. En hij ging het huis binnen om zijn werk te doen, en niemand van de mannen van het huis was daar in het huis.
Opvallend is dat in de vorige verzen Joseef bij zijn naam genoemd wordt. Vanaf vers 11 tot vers 20 zijn alle handelende personen naamloos. Trouwens de vrouw krijgt in het hele verhaal geen naam. Zij is alleen maar ‘de vrouw van’.
Deze dag: alsof deze dag al eerder genoemd was. In het Hebreeuws kan het gebruik van een dergelijk woord ook aangeven dat het over een speciale dag gaat. Volgens rabbijns commentaar was het een speciale feestdag. Op deze dag ging iedereen naar de tempel, maar de vrouw van Potifar simuleerde ziekte en zij bleef thuis. In ‘Het boek der rechtvaardigen’ wordt deze anekdote verder uitgewerkt.
Zijn werk doen: van welk werk is hier sprake? De Joodse traditie zegt dat Joseef op deze dag voor de verleiding van de vrouw bezweken was. Op het moment dat hij echter gemeenschap met haar zou hebben, verdween zijn erectie. Dit naar aanleiding van wat in Genesis 49: 24 staat ( in sommige vertalingen in navolging van de Septuaginta): Zijn boog verloor zijn kracht. In de christelijke traditie wordt Joseefs kuisheid echter staande gehouden.
Binnenkomen: als het een vrouw betreft waar de man bij binnenkomt, is het de normale uitdrukking voor ‘seksueel contact hebben’. Met ‘het huis’ kan een letterlijk huis bedoeld zijn, maar ook ‘huisgezin’ of familie.
Huis: dit driemaal vermelden van ‘het huis’ is opvallend. Mogelijk dat de schrijver met de combinatie van ‘werk doen’ en ‘huis binnenkomen’ suggereert dat Joseef van plan was ‘werk te doen’ ten bate van ‘het bouwen van een huis’ voor de Egyptenaar, dat is voor nageslacht zorgen voor dit ‘huis’.

Vers 12: En zij greep hem bij zijn kleed, door te zeggen: Lig bij mij! En hij liet zijn kleed in haar hand achter. En hij vluchtte. En hij ging naar buiten. Door te zeggen: in vers 7 was het alleen een bevel. Hier is de eis van de vrouw nog dwingender.
Lig bij mij: weer dezelfde dwingende opdracht als in vers 7.
Kleed: het kleed is in Joseefs leven een belangrijk object. Eerst trokken de broers zijn koninklijke mantel uit en nu trekt deze vrouw zelfs zijn slavenkleed uit.
Hand: de vrouw had wel macht over zijn kledij, maar Joseef zelf was niet in haar hand, in haar macht.
Vluchten: wegvluchten, en niet vluchten met een bepaald doel.
Opvallend is dat Joseef hier niets meer zegt. De toehoorders zouden graag wat meer gegevens hebben willen horen over dit gebeuren. In allerlei verhalen zijn later verschillende gegevens toegevoegd, omdat men de versie van Tenach wel erg summier vindt.

Vers 13: En het geschiedde dat zij zag dat hij zijn kleed in haar hand achtergelaten had, en dat hij naar buiten vluchtte.
In haar hand: opnieuw de vermelding dat Joseefs kleed in haar hand, haar macht was, maar Joseef zelf niet.

Vers 14: * En zij riep de mannen van haar huis. En zij zei tot hen door te zeggen: Ziet! Hij heeft ons een Hebreeuwse man gebracht om met ons te dollen. Hij is tot mij gekomen om bij mij te liggen en ik riep met luide stem.
Mannen van het huis: deze uitdrukking komt ook voor in vers 11. Daar wordt heel nadrukkelijk verteld dat de mannen niet in huis zijn; hier zijn ze er blijkbaar ineens.
Opmerkelijk is dat, als ze het over haar man heeft, ze hem met ‘hij’ aanduidt, en niet met ‘mijn heer’.
Hebreeuwse man: het kan zijn dat de vrouw zinspeelt op een aversie die Egyptenaren hebben tegenover Hebreeuwse mannen (zie Gen. 43:32). In vers 17 herhaalt ze dit woord.
Dollen: in de Nieuwe Bijbelvertaling wordt dit woord vertaald met ‘vermaken’. Het is afgeleid van het werkwoord ‘lachen’.
Hij is tot mij gekomen om bij mij te liggen: het kan zijn dat de vrouw met deze uitspraak het ook bij het juiste eind heeft. De vrouw zal in een verleidelijke positie op haar rustbed gelegen hebben, en Joseef kan daardoor zodanig beïnvloed zijn geweest, dat hij van plan was op haar avances in te gaan. En zo kon zij hem bij zijn kleed grijpen.

Vers 15: En het geschiedde toen hij hoorde dat ik mijn stem verhief en ik riep, dat hij zijn kleed achterliet, naast mij. En hij vluchtte en hij ging naar buiten.
Naast mij: in vers 12 staat dat Joseef zijn kleed in haar hand achterliet. Maar als de vrouw dát zou vertellen, zou ze daarmee toegeven dat zij Joseefs mantel had beetgepakt, en dus zelf het initiatief had genomen. Door te zeggen ‘naast mij’ doet zij het voorkomen alsof Joseef zelf zijn kleed heeft uitgetrokken.

Vers 16: En zij liet zijn kleed naast haar liggen tot zijn heer thuis kwam.
Het zogenaamde bewijsmateriaal laat zij intact.
Zijn heer: er staat niet ‘haar man’. Heeft dit mogelijk te maken met het feit dat haar man zijn echtelijke plichten niet kon nakomen jegens haar?

Vers 17: En zij sprak tot hem ongeveer deze woorden, door te zeggen: Tot mij is de Hebreeuwse slaaf gekomen die jij tot ons gebracht hebt om met mij te dollen.
Hebreeuwse slaaf: weer dit – denigrerende? – woord.
Tot ons gebracht: zinspeelt de vrouw mogelijk op hun geheime afspraak dat Potifar Joseef met maar één bepaalde reden gekocht had?
Dollen: aangezien de schrijver het woord ‘ongeveer’ gebruikt, kan het zijn dat de vrouw hier iets anders gezegd heeft. Haar man had deze slaaf gebracht om hun onvruchtbaarheid op te heffen –bij haar te liggen -, maar het resultaat was dat hij alleen maar ‘dolde’. De vrouw beschuldigt Joseef ervan dat hij alleen maar op bevrediging van zijn seksuele behoefte uit was geweest.

Vers 18: En het geschiedde toen ik mijn stem verhief en ik riep, dat hij zijn kleed achterliet, naast mij, en hij vluchtte naar buiten.
Vergeleken met vers 15 gebruikt de vrouw minder woorden: ‘hij hoorde’ en ‘hij ging’ laat ze weg. Dit is wel opmerkelijk, omdat het gebruikelijk is dat een verhaal steeds uitgebreider wordt naarmate men het vaker verteld.

Vers 19: * En het geschiedde toen zijn heer de woorden van zijn vrouw die zij tot hem gesproken had, hoorde, door te zeggen: Naar deze woorden heeft jouw slaaf aan mij gedaan, dat zijn toorn ontbrandde. Door te zeggen: Voor de vierde keer in dit hoofdstuk. Zie vers 12, 14 en 17. Net als de vier keer dat deze uitdrukking in Genesis 38 voorkomt proberen de sprekers hier aan hun uitspraak een officiëel tintje te geven, hun woorden extra gewicht te geven. Ook hier benadrukt de spreker zijn/haar woorden want in de werkelijkheid of waarheid wordt met hun uitspraken geweld aan gedaan.
Naar hetzelfde woord als ‘ongeveer’ in vers 17.
Woorden: ook ‘daden’ wordt hiermee bedoeld. De vrouw kan dus ook gezegd hebben: Ongeveer deze daden heeft hij gedaan.
Zijn toorn ontbrandde: er staat niet bij tegen wie.

Vers 20: En de heer van Joseef nam hem en hij bracht hem naar het huis van bewaring, de plaats waar de gevangenen van de koning gevangen zaten. En hij maakte daar geschiedenis, in het huis van bewaring.
Nemen: en niet ‘grijpen’. Met het woord ‘nemen’ wordt niet gedacht aan geweld.
Brengen: en niet ‘werpen’. Ook hierbij zeker geen toespeling op ‘met geweld doen’.
De gevangenen van de koning: dus een elitegevangenis.
Ook in dit vers zijn er drie aanwijzingen dat Potifar Joseef met veel égards behandelde. Daaruit blijkt dat Potifar zich heel goed bewust was van Joseefs onschuld.

Vers 21: En de Eeuwige maakte geschiedenis met Joseef, en hij bezag hem met welwillendheid. En hij gaf hem genade in de ogen van de overste van het huis van bewaring.

Vers 22: En de overste van het huis van bewaring gaf al de gevangenen die in het huis van bewaring zaten, in de hand van Joseef. En met al wat zij daar deden maakte hij geschiedenis, al doende.

Vers 23: De overste van het huis van bewaring keek niet in het minst om naar iets in zijn hand, omdat de Eeuwige met hem was. En wat hij deed, deed de Eeuwige gelukken.

Mislukte donorinseminatie (vers 5,6 en 11)
In Genesis 38 weet de jonge weduwe Tamar haar schoonvader te verleiden en zwanger te worden. In het erop volgende hoofdstuk probeert een kinderloos echtpaar een manier te vinden het schrijnende gemis van een kind op te heffen. Zij maken gebruik van de broer van de man uit het vorige hoofdstuk. Het hier volgende is geen sluitend bewijs, maar allerlei aanwijzingen in het verhaal wijzen sterk in de richting van toepassing van donorinseminatie.
In vers 5 staat dat Joseefs heer Joseef aanstelde in zijn huis. Joseef werd niet alleen opzichter over het huis van zijn heer, zoals in vers 4 staat, maar ook in zijn huis. De functie in huis wordt niet nader omschreven.
Dan staat in vers 6 dat Joseefs heer ‘niet bekend had’ . Niet in het minst zelfs. Zinspeelt de tekst op het feit dat Potifar eunuch was en om die reden zijn vrouw niet ‘bekende’?
In het tweede deel van vers 6 staat dat Joseef mooi werd, en direct daarna slaat de vrouw van zijn heer haar ogen op hem. Blijkbaar viel haar de schoonheid van deze zeventienjarige knaap op. Maar opvallend genoeg staat er niet bij ‘en zij zag’. Nee, het zien, zelfs het zien van een mooie jonge man, is voor haar niet belangrijk. Het enige dat telt is dat hij bij haar moet komen liggen.
Hoe lang zal Joseef blijven weigeren? In vers 11 staat dat er een speciale dag aangebroken is waarop Joseef zijn werk kwam doen. Ook wordt hier weer het werkwoord komen, binnenkomen gebruikt. Suggereert de schrijver dat Joseef op deze bewuste dag van plan is het huis van de Egyptenaar binnen te gaan om dit huis te bouwen, dat wil zeggen om voor deze onvruchtbare man nageslacht te verwekken?

Aangesteld ín huis (vers 5)
In vers 4 staat dat Potifar Joseef aanstelde over zijn huis. Hier wordt de bijzondere uitdrukking ‘aanstellen in’ gebruikt. Blijkbaar kreeg Joseef een positie als huisgenoot in het huis van Potifar. Hij was in vers 4 een soort opzichter over het reilen en zeilen van Potifars huishouden, maar hier lijkt hij min of meer geadopteerd te worden door Potifar, maar het kan ook betekenen dat hij dé vertrouwenspositie binnen zijn huishouding krijgt.

De ogen opslaan en zien (vers 7)
De uitdrukking ‘de ogen opslaan’ komt vaak voor, maar vooral in combinatie met ‘zien’. De rabbijnen vergelijken de hier gebruikte uitdrukking met Genesis 13:10 waar Lot (waarschijnlijk vol begeerte) ‘zijn ogen opslaat en ziet dat de streek rijk aan water is’. Maar ook in Genesis 22:4 lezen we dezelfde zinsnede: Avraham sloeg zijn ogen op en zag de plaats uit de verte. Vanzelfsprekend was er bij Avraham geen begeerte toen hij zijn ogen opsloeg. Wat in onze tekst hier ontbreekt, is het woord ‘zien’. Hier staat alleen dat de vrouw haar ogen opsloeg. Dat zij iets of iemand zag staat er niet bij. We kunnen dus ook niet concluderen dat zij ‘met begeerte’ keek, want de schrijver deelt ons niet eens mee dát zij keek. Het enige wat de vrouw deed nadat ze haar ogen opgeslagen had was Joseef de opdracht geven bij haar te komen liggen.

Dollen (vers 14)
Dit woord wordt gebruikt in het verhaal van Jisjmaëel en Jitschak in Genesis 21:8. Sara wordt daar verschrikkelijk kwaad, als ze merkt dat Jisjmaëel ‘dolt’. Hetzelfde Hebreeuwse woord wordt gebruikt als Jitschak met zijn vrouw Rivka ‘dolt’ in Genesis 26:8. Avimelech, de koning van Gerar ziet het en maakt hieruit op dat Rivka Jitschaks vrouw is. ‘Dollen’ moet wel betekenen ‘iets seksueels doen’. Maar waarschijnlijk niet de gewone wijze van seksueel contact dat gericht is op voortplanting, want dan staan de schrijver vele andere woorden ter beschikking zoals ‘komen tot’ of ‘liggen bij’ of ‘bekennen’. Bedoeld is waarschijnlijk seksueel gedrag dat dient ter bevrediging van seksuele behoeften. De vrouw lijkt hier dan ook niet te liegen, want Joseef weigerde inderdaad bij haar te liggen en haar – zo mogelijk – te bevruchten. Gezien de uitdrukking ‘zijn werk doen in het huis’ is het mogelijk dat Joseef op het moment dat hij het huis binnenkwam toen geen enkele andere man in huis was, inderdaad van plan was aan haar voortdurende verzoek gehoor te geven. Maar toen zij zijn kleed greep, bekoelde zijn aandrift. ‘Kleren maken de man’ lijkt wel erg van toepassing op Joseef. Zodra hij zijn kleding kwijt is, wordt hij hulpeloos. Flitste op dit moment door hem heen dat zijn broers hem in de put gooiden en zijn mooie mantel van het lijf scheurden?

De aanklacht (vers 18)
In vers 14 beschuldigt de vrouw Joseef tegenover haar personeel ervan dat hij met haar wilde ‘dollen’. Dat laatste is: seksuele toenadering zoeken, maar geen gemeenschap hebben. En in vers 17 herhaalt zij deze beschuldiging. In de Joodse traditie is in de Talmoed de opvatting bewaard dat Joseef inderdaad voor de verleiding van deze vrouw bezweken was. Echter op het moment dat hij tot de gemeenschap over zou ging bleek zijn erectie te zijn verdwenen. Of het de Eeuwige zelf was die hem voor deze zonde behoed heeft, of zijn eigen vroomheid, of dat hem het beeld van zijn vader voor ogen kwam, daar zijn de meningen over verdeeld. Als deze gedachte overeenkomt met de bedoeling van het verhaal, berust de beschuldiging van de vrouw op waarheid.

Potifars toorn (vers 19)
Gezien de ernst van het misdrijf had Potifar alle reden om Joseef te doden. Daarbij was hij ook nog hoofd der lijfwacht en dus hoofd van hen die een straf moesten uitvoeren. In vele wetboeken uit die tijd van het Nabije Oosten stond op overspel de doodstraf. En poging tot aanranding door een slaaf is voldoende reden voor de doodstraf. Ook in Tenach, in Exodus 20:14 en 17 en Deuteronomium 5:18 en 21, staat dat overspel met de dood bestraft behoort te worden.
De reden waarom Potifar Joseef niet doodde kan zijn:
- Hij had teveel genegenheid voor Joseef;
- God bewaarde Joseef;
- Hij vertrouwde de lezing van zijn vrouw niet met betrekking tot wat er gebeurd was.
In vele verhalen over deze zaak wordt dit laatste als werkelijke reden verteld. In de Koran staat al dat iemand Potifar de raad gaf te kijken wáár het kleed gescheurd was. Toen dit aan de achterkant een scheur bleek te hebben, was dit het bewijs dat Joseef van achteren, dus op de vlucht, was beetgepakt, en dat hij niet zelf zijn kleed uitgetrokken had. Een ander bekende versie is dat een willekeurig kind (van elf maanden oud!) Potifar vertelde dat Joseef onschuldig was. Andere verhalen voeren een dochter van Potifar op die haar vader de ware toedracht vertelt. Deze dochter blijkt later de vrouw te worden waar Joseef mee trouwt: Asnat (Genesis 41:45).
Mijn interpretatie is dat Potifar de zaak van het begin af aan, samen met zijn vrouw had geregeld. Nu het op een fiasco was uitgelopen wilde hij haar niet in het openbaar te schande maken. Daarom zette hij Joseef wel gevangen, maar doodde hij hem niet.


Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.