Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 38: 24, 26 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Tamar gerechtvaardigd.

De NBV vertaalt deze verzen zo:
Ongeveer drie maanden later kwam men Juda vertellen dat Tamar, zijn schoondochter, zich als een hoer had gedragen en daardoor zwanger was. ‘Breng haar de stad uit,’ zei Juda, ‘ze moet verbrand worden.’
Juda herkende ze (zijn zegel, snoer en staf) en zei: ‘Zij is onschuldig maar ik niet, want ik heb haar niet aan mijn zoon Sela gegeven.’ Hij had geen tweede keer gemeenschap met haar.

De Herziene Naardense Bijbel heeft:
Dan geschiedt het,- zo’n drie maanden later wordt aan Juda gemeld en gezegd: gehoereerd heeft Tamar, je schoondochter!- en ook: ziedaar, zwanger van hoererij! Dus zegt Juda: breng haar naar buiten en laat zij worden verbrand!
Hij herkent ze (zijn zegel, snoer en staf), Juda, en zegt: een rechtvaardige is zij en ik niet, omdat ik haar niet heb gegeven aan mijn zoon Sjela! hij heeft niet toegevoegd,- en haar niet nogmaals bekend.

Als een gehuwde vrouw of ondertrouwd meisje gemeenschap had met een ander dan haar eigen man was de straf hierop, volgens Deuteronomium 22:23,24 en Leviticus 20:10, steniging en niet verbranding. Rabbi Yehuda Ha-Hassid verklaarde dan ook dat hier niet gelezen moet worden ‘verbranden’, maar ‘brandmerken’. Als er sprake is van ‘verbranden’ staat er namelijk altijd bij ‘door vuur’. Zie bijvoorbeeld Leviticus 21:9 en Richteren 14:15. Deze uitdrukking ‘door vuur’ ontbreekt hier! Met andere woorden: Juda bedoelt niet dat zijn schoondochter op de brandstapel moet!
Ook in de Codex Hammurabi, het wetboek van het Tweestromenland, waar de Mozaïsche wetten veel overeenkomst mee hebben, staat dat ontrouwe vrouwen ‘gebrandmerkt’ moeten worden (op hun voorhoofd), en over ‘verbranden’ staat er niets.
Als Tamar vervolgens met de bewijzen komt van Juda’s handelwijze, geeft deze onomwonden toe dat hij seksueel contact heeft gehad met een vrouw, die zijn schoondochter blijkt te zijn. Dit ontkennen kan niet, maar Juda had wel zijn vaderschap in twijfel kunnen trekken. Als Tamar zich als publieke vrouw aan hem aangeboden heeft, zou ze dat ook aan andere mannen hebben kunnen doen! Maar niets van dit alles. Juda erkent dat zijn schoondochter in haar recht stond. Hij zegt iets dat op twee manieren gelezen kan worden:
Zij is rechtvaardiger dan ik.
Maar ook: Zij is rechtvaardig! Van mij is het (namelijk het kind in haar schoot).
En dan wordt het verhaal vervolgd met: En hij ging niet voort met haar (intiem) te kennen. Als het onderwerp niet met name genoemd wordt, maar alleen aangeduid wordt door een persoonlijk voornaamwoord (‘hij’ in dit geval), heeft deze ‘hij’ betrekking op de laatstgenoemde persoon, en dat is hier Sela! Nu Tamar zwanger was van Juda, was er geen enkele aanleiding meer om Sela als vervanger voor zijn overleden broers te laten fungeren. Juda had, onbewust, deze functie op zich genomen, en Tamar was daardoor zijn vrouw geworden. Over hun huwelijksrelatie doet de schrijver geen uitspraak; hij zegt alleen dat Sela geen seksuele relatie met haar aangegaan heeft.
Opmerkelijk is dat in het boek Ruth verwezen wordt naar dit verhaal. Boaz wordt vergeleken met Juda, en Ruth met Tamar.




Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.