Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 37: 5-10 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

De dromen van Jozef

Jozef wordt wel de meesterdromer genoemd, en dat zal wel terecht zijn. Hij wordt zo door zijn broers aangeduid in Genesis 37:19. In Genesis 37 heeft hij namelijk tweemaal een droom gedroomd die hij beide keren aan zijn broers vertelt. De aanduiding ‘meesterdromer’ die zijn broers hem gaven blijkt later ook van toepassing op hem als het gaat over het verklaren van dromen van anderen. Zo weet hij in Genesis 40 de dromen van de schenker en de bakker te verklaren en in Genesis 41 de twee dromen van de Farao. Maar deze worden een andere keer besproken.
Wat de dromen van Jozef zelf betreft. Als zeventienjarige knaap heeft hij van zijn vader een uitzonderingspositie gekregen. Zijn oudere broers moeten werken terwijl hij in koninklijke dracht rondloopt. (Het zogenaamde ‘veelkleurige kleed’ was in werkelijkheid een kleed met lange mouwen, wat beslist niet geschikt was om daarin werk op het land te verrichten). Jozef kreeg van zijn vader deze bevoorrechte positie omdat die hem als zijn opvolger zag om later zijn positie als hoofd van de clan in te nemen (dat betekent de uitdrukking ‘zoon van zijn ouderdom’ in Genesis 37:3).
En de gevolgen van dit pamperen laten niet op zich wachten: Jozef roddelt over zijn broers tegenover hun vader, waarna zijn broers niet meer ‘on speaking terms’ met hem zijn.
Tot overmaat van ramp droomt Jozef twee keer dat hij een centrale positie heeft te midden van zijn broers, waarin die voor hem neerbuigen. Deze dromen hebben geen uitleg nodig, want het is voor ieder zonneklaar wat ze inhouden: Jozef als heerser te midden van zijn broers, en zelfs zijn ouders. (De dromen gaan over korenschoven en hemellichamen; zij die precies willen weten wat die dromen inhielden, lees Genesis 37: 6-10).
Dat deze dromen alleen maar een uiting zijn van arrogantie van een puber die over het paard getild is, is een te simpele verklaring. Jozef was een intelligente jongeman, en op de leeftijd van zeventien jaar mag men wel zoveel mensenkennis verwachten dat hij moet beseffen dat, ook al komen zulke dromen spontaan op, het niet verstandig is ze tegen mensen te vertellen die toch al een hekel aan je hebben, ja zelfs haten.
Zit er bij Jozef een dieper verborgen motief achter, iets wat hij mogelijk zelf niet helemaal helder had, maar wat hem benauwde?
Zoals ik hierboven al aangaf, Jakob zag in Jozef de man die hem op moest volgen. Maar voor Jozef was dat toekomstbeeld, schaapherder te worden waarbij het wel en wee van de hele familie hem ter harte moest gaan, het laatste wat hij ambieerde. Hij had grotere capaciteiten dan waar zijn vader hem voor bestemd had. En zoals zijn grootmoeder Rebekka haar lievelingszoon Jakob willens en wetens gehaat maakte bij zijn oudere broer Ezau, zo zorgde hij er ook voor zich gehaat te maken bij zijn broers. En als deze hem niet meer konden verdragen, zou hij, net als zijn vader destijds, de benen moeten nemen. En zijn eerzucht en capaciteiten zouden er wel voor zorgen dat hij zijn weg in het leven zou vinden.
Waarschijnlijk besefte Jozef niet dat hij zó gehaat werd door zijn broers dat hij zijn leven op het spel zette.

Zo zien we steeds weer het terugkerende patroon in het boek Genesis: De haat die er is tussen broers, vanwege hun verschillende karakters, hun positie in het gezin, het bevoorrecht zijn door een van de ouders (of zelfs door God). Bij de eerste broers, Kaïn en Abel liep het op doodslag uit, en daarna dreigt dit patroon zich steeds te herhalen. Bij Ismaël en Izaäk, Ezau en Jakob en hier bij Jozef en zijn broers, en nu nog steeds, tussen Israël en zijn naburen

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.