Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 24: 11 en 29:3 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Verrassend? 

De vertaling van deze verzen luidt ongeveer zo:
Genesis 24:11a: En hij (de knecht) liet de kamelen knielen buiten de stad bij een waterput.
Genesis 29:3a: En hij (Jakob) zag –en zie- een put in het veld.

In Genesis 24:11 komt de knecht van Abraham met tien kamelen aan bij een waterput in de buurt van Haran. In Genesis 29: 2 komt Jakob ook aan bij diezelfde put.
Er worden enkele opmerkelijke verschillen beschreven: in Genesis 24 laat de knecht zijn kamelen knielen en gaat tot God spreken. Er wordt niet bij gezegd wat de man ziet; dat is blijkbaar niet van belang. Daarentegen ziet Jakob wél in Genesis 29. En wat ziet hij? Een put. En hij spreekt niet tot God, nee hij spreekt herdersjongens aan. En dat is niet het enige verschil. De schrijver geeft in Genesis 29 aan dat Jakob verrast is door het zien van de put, en in Genesis 24 is er helemaal geen sprake van dat de knecht verrast is.
In de NBV-vertaling komt dit verrassingselement er niet meer uit, maar de Herziene Statenvertaling geeft dit weer met: ‘…,en zie,… De vertaling van Oussoren vertaalt: ‘en ziedaar,…’.

De vraag is waarom dit verschil? Waarom is de knecht van Abraham niet verrast als hij bij een waterput komt, en Jakob wel? Je zou verwachten dat juist de knecht reikhalzend uitkeek naar een plek waar hij zijn kamelen kon laten drinken. De knecht en ook Jakob heeft een reis van zo’n zeshonderd kilometer achter de rug. Het eerste dat de knecht Rebekka dan ook vraagt is of zij hem water te drinken wil geven. Zowel hijzelf als zijn kamelen hadden dorst. En of Jakob dorst heeft? De schrijver zegt hier niets over, en er wordt niet eens gezegd of hij wel drinkt.

Het grote verschil tussen de aankomst van beide mannen bij dezelfde put is dat Abrahams knecht zoveel kostbaarheden meeneemt dat hij tien kamelen nodig heeft om dat te dragen, en dat Jakob platzak daar aankomt.
En die kamelen, die zullen het verschil maken. Dieren als olifanten en kamelen kunnen zelfs ondergronds water ruiken, en dus ruiken ze zeker een waterput al op enige afstand. De knecht heeft natuurlijk gemerkt aan het tempo en de onrust van zijn kamelen dat ze in de buurt van water kwamen, en hij is dus niet verrast een put aan te treffen. Jakob had geen dieren bij zich en stuitte per verrassing op een put.
Vandaar dat ‘en ziedaar!’ in het verhaal van Jakob precies op zijn plaats is.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.