Genesis 07 - Lukas de Groote
Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.
De vloed.
Vers 1: En de Eeuwige zei tot Noach: Ga binnen, jij en heel je huis in de kist. Want ik heb gezien dat jij rechtvaardig bent voor mijn aangezicht in dit geslacht.
De Eeuwige: in het verhaal over Noach wordt als aanduiding steeds ‘God’ gebruikt. Hier staat voor het eerst ‘de Eeuwige’ (JHWH). In Genesis 7 wordt deze naam van God steeds gebruikt. Volgens Ramban is dit omdat hier sprake is van offeren, en daarbij wordt steeds deze naam van God gebruikt. Volgens Cassuto komt hierdoor de persoonlijke zorg van God voor Noach tot uiting. Van Wolde zegt dat met betrekking tot de naam ‘God’ (Elohiem) geen begrippen voorkomen waarin emoties aan de orde zijn zoals ‘spijt’, ‘mededogen’ enzovoort. Ook heeft Elohiem het niet over ‘mensen’ die op aarde leven, maar over ‘alle vlees’ of ‘alle levende wezens’. Elohiem bemoeit zich met al het leven op aarde terwijl de Eeuwige zich speciaal op de mens richt. Elohiem is die kant van God die geen persoonlijke relatie met de mens aangaat maar rechtspreekt, in tegenstelling met de Eeuwige die steeds contact met de mensen zoekt in barmhartigheid of liefde.
Concluderend: God in zichzelf = Elohiem, God in relatie tot mens en aarde = de Eeuwige.
Vers 2: Van al het reine vee zul je voor jou nemen zeven paar, een man en zijn vrouw. En van het vee dat niet rein is twee, een man en zijn vrouw.
Rein: met dit woord worden bepaalde dieren aangeduid. Alle tamme dieren waar de mens mee omgaat, de huisdieren, zijn rein, afgezien van de ezel. Is de reden hiervoor dat deze te dicht bij de mens staat, ja soms zelfs symbolisch lijkt te zijn voor het lichamelijke van de mens?
Neem voor jou: deze uitdrukking betekent dat de reine dieren speciaal voor Noach zelf genomen moeten worden. Van alle dieren wordt gezegd dat ze zelf zullen komen, maar de reine dieren moet Noach ‘nemen’.
Paar: alleen bij de reine dieren is sprake van het begrip ‘paar’. Worden de niet-reine dieren pas een paar als ze bij Noach komen?
Zeven: in Genesis 6:20 was sprake van twee dieren van elke soort.
Een man en zijn vrouw: dit is een unieke uitdrukking als het over dieren gaat. Normaal zou zijn: ‘mannelijk en vrouwelijk’. Mogelijk is dit om aan te geven dat het om een paar gaat dat bij elkaar hoort.
Niet rein: er bestaat ook een woord voor ‘onrein’, maar dat wordt hier niet gebruikt. Zie met name Leviticus 11 voor de diverse reine en onreine dieren.
Vers 3: Ook van het gevogelte van de hemel zeven paar, mannelijk en vrouwelijk om zaad in het leven te houden op het oppervlak van heel de aarde.
Vers 4: Want over nog zeven dagen zal ik het laten regenen op de aarde, veertig dagen en veertig nachten. En ik zal wegvagen al wat staat dat ik gemaakt heb van op het oppervlak van de grond.
Al wat staat: als al het levende vernietigd wordt door water is het bijkomende effect dat ook planten en gebouwen weggevaagd worden.
Vers 5: En Noach deed naar alles wat de Eeuwige hem geboden had.
Naar alles: het woordje ‘naar’ geeft aan dat Noach niet alles op de letter heeft uitgevoerd maar dat hij het op zijn eigen wijze mocht doen.
Vers 6: En Noach was een zoon van zeshonderd jaar. En de vloed geschiedde: water op de aarde.
Een zoon van: betekent ‘behorend tot’. Noach behoorde dus tot de zeshonderdjarigen. Vijf jaar eerder was Noachs vader Lemech gestorven.
Vers 7: En Noach kwam naar de kist, en zijn zonen en zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem, weg voor het water van de vloed.
Noach – zijn zonen – zijn vrouw – de vrouwen van zijn zonen: deze volgorde wordt gegeven mogelijk om zo aan te duiden dat er tijdens het verblijf in de kist van seksueel contact geen sprake was. Nu is het wel zo dat in bijbelverhalen mannen over het algemeen het eerst genoemd worden.
Met hem: Noach is de hoofdpersoon en zijn familieleden gaan met hem.
Noach kwam naar de kist: het voorzetsel ‘naar’ duidt erop dat Noach en de zijnen wel bij de kist kwamen, maar binnengaan deden ze nog niet. Blijkbaar wachtten ze tot alle dieren ook gekomen waren.
Vers 8: Van het reine vee en van het vee dat niet rein is en van het gevogelte en van al wat kruipt op de grond
Vers 9: kwamen ze twee aan twee naar Noach, naar de kist, mannelijk en vrouwelijk zoals God Noach geboden had.
Vers 10: En het geschiedde na zeven dagen dat de wateren van de vloed gekomen waren op de aarde.
Vers 11: In het jaar het zeshonderdste jaar van het leven van Noach in de tweede maand op de zeventiende dag van de maand, op die dag werden alle bronnen van de diepte gespleten, veel. En de vensters van de hemel werden geopend.
Zeshonderdste jaar: in vers 6 werd al vermeld dat Noach zeshonderd jaar was toen de vloed kwam. Hier wordt de maand en de dag van het begin van de vloed erbij vermeld.
Vers 12: En een stortregen geschiedde op de aarde, veertig dagen en veertig nachten.
Vers 13: Op die bewuste dag was Noach binnengegaan en Sjeem en Cham en Jefet, de zonen van Noach, en de vrouw van Noach, en de drie vrouwen van zijn zonen met hen naar de kist.
Met hen: in vers 7 gingen alle familieleden ‘met hem’, met Noach. Nu gaan de vrouwen met Noach en met zijn zonen. Ook worden de zonen hier met hun naam genoemd.
Vers 14: Zij en al het levende naar zijn soort en al het vee naar zijn soort, en al het kruipende dat kruipt op de aarde naar zijn soort, en al het gevogelte naar zijn soort, elk gevleugeld dier.
Het levende: met dit woord worden in het algemeen wilde dieren bedoeld ter onderscheiding van de dieren die hierna genoemd worden.
Vers 15: En zij kwamen tot Noach naar de kist, twee aan twee van al het vlees waar een levensgeest in was.
Al het vlees: in het vorige vers werd er nog onderscheid gemaakt in soorten dieren, nu worden zij zonder onderscheid ‘vlees’ genoemd.
Vers 16: En die kwamen: mannelijk en vrouwelijk van alle vlees zijn zij gekomen zoals God hem geboden had. En de Eeuwige sloot de deur achter hem.
God en de Eeuwige: mogelijk dat de aanduiding ‘God’ gebruikt wordt omdat het om een bevel ging en de aanduiding ‘Eeuwige’ omdat hier de persoonlijke zorg gezien wordt.
Sluiten: dit houdt ook in ‘op slot doen’. Mogelijk heeft Noach van binnenuit de deur dichtgedaan, maar God heeft deze van buitenaf vergrendeld.
Vers 17: En het geschiedde dat de vloed veertig dagen op de aarde was. En de wateren werden veel. En zij tilden de kist op. En die verhief zich van op de aarde.
Vers 18: En de wateren kregen de overhand. En zij werden zeer veel op de aarde. En de kist ging op het oppervlak van de wateren.
Gaan: hiermee wordt bedoeld een bepaalde richting gaan. Maar de kist was afhankelijk van de elementen, want een zeil of een roer had ze niet.
Vers 19: En de wateren kregen heel, heel erg de overhand op de aarde. En zij bedekten alle hoge bergen die onder de hemel zijn.
Vers 20: Vijftien el van boven hadden de wateren de overhand. En zij bedekten de bergen.
Vijftien el: in vers 19 wordt verteld dat de bergen onder water kwamen te staan, hier staat hoe hoog het water stond. Gezien de diepgang van de kist lijkt deze diepte genoeg om niet vast te komen zitten.
Vers 21: En alle vlees kwam om, wat kruipt op de aarde, gevogelte en vee en wild gedierte en al het gewemel dat wemelt op aarde. En de hele mensheid.
Omkomen: zoals al bij Genesis 6:17 verteld is geeft rabbijn Hirsch als uitleg dat de wezenlijke betekenis van dit woord is ‘verdoofd worden, gevoelloos worden’. Voordat de dood intreedt (vers 22) is er al sprake van bewusteloosheid. Het is dus een zachte dood.
Vers 22: Alles waar geest van levensadem zit in de neusgaten, dus alles wat op het droge was, stierf.
Vers 23: En hij wiste uit al het bestaande dat op het oppervlak van de grond was, van mens tot vee, tot kruipend gedierte en tot het gevogelte van de hemel. En zij werden gewist van de aarde. En alleen Noach werd overgelaten en wat met hem in de kist was.
Omkomen, sterven, uitgewist worden: in vers 21, 22 en 23 in deze volgorde.
Vers 24: En de wateren kregen de overhand op de aarde, honderdvijftig dagen.
De vloed.
Vers 1: En de Eeuwige zei tot Noach: Ga binnen, jij en heel je huis in de kist. Want ik heb gezien dat jij rechtvaardig bent voor mijn aangezicht in dit geslacht.
De Eeuwige: in het verhaal over Noach wordt als aanduiding steeds ‘God’ gebruikt. Hier staat voor het eerst ‘de Eeuwige’ (JHWH). In Genesis 7 wordt deze naam van God steeds gebruikt. Volgens Ramban is dit omdat hier sprake is van offeren, en daarbij wordt steeds deze naam van God gebruikt. Volgens Cassuto komt hierdoor de persoonlijke zorg van God voor Noach tot uiting. Van Wolde zegt dat met betrekking tot de naam ‘God’ (Elohiem) geen begrippen voorkomen waarin emoties aan de orde zijn zoals ‘spijt’, ‘mededogen’ enzovoort. Ook heeft Elohiem het niet over ‘mensen’ die op aarde leven, maar over ‘alle vlees’ of ‘alle levende wezens’. Elohiem bemoeit zich met al het leven op aarde terwijl de Eeuwige zich speciaal op de mens richt. Elohiem is die kant van God die geen persoonlijke relatie met de mens aangaat maar rechtspreekt, in tegenstelling met de Eeuwige die steeds contact met de mensen zoekt in barmhartigheid of liefde.
Concluderend: God in zichzelf = Elohiem, God in relatie tot mens en aarde = de Eeuwige.
Vers 2: Van al het reine vee zul je voor jou nemen zeven paar, een man en zijn vrouw. En van het vee dat niet rein is twee, een man en zijn vrouw.
Rein: met dit woord worden bepaalde dieren aangeduid. Alle tamme dieren waar de mens mee omgaat, de huisdieren, zijn rein, afgezien van de ezel. Is de reden hiervoor dat deze te dicht bij de mens staat, ja soms zelfs symbolisch lijkt te zijn voor het lichamelijke van de mens?
Neem voor jou: deze uitdrukking betekent dat de reine dieren speciaal voor Noach zelf genomen moeten worden. Van alle dieren wordt gezegd dat ze zelf zullen komen, maar de reine dieren moet Noach ‘nemen’.
Paar: alleen bij de reine dieren is sprake van het begrip ‘paar’. Worden de niet-reine dieren pas een paar als ze bij Noach komen?
Zeven: in Genesis 6:20 was sprake van twee dieren van elke soort.
Een man en zijn vrouw: dit is een unieke uitdrukking als het over dieren gaat. Normaal zou zijn: ‘mannelijk en vrouwelijk’. Mogelijk is dit om aan te geven dat het om een paar gaat dat bij elkaar hoort.
Niet rein: er bestaat ook een woord voor ‘onrein’, maar dat wordt hier niet gebruikt. Zie met name Leviticus 11 voor de diverse reine en onreine dieren.
Vers 3: Ook van het gevogelte van de hemel zeven paar, mannelijk en vrouwelijk om zaad in het leven te houden op het oppervlak van heel de aarde.
Vers 4: Want over nog zeven dagen zal ik het laten regenen op de aarde, veertig dagen en veertig nachten. En ik zal wegvagen al wat staat dat ik gemaakt heb van op het oppervlak van de grond.
Al wat staat: als al het levende vernietigd wordt door water is het bijkomende effect dat ook planten en gebouwen weggevaagd worden.
Vers 5: En Noach deed naar alles wat de Eeuwige hem geboden had.
Naar alles: het woordje ‘naar’ geeft aan dat Noach niet alles op de letter heeft uitgevoerd maar dat hij het op zijn eigen wijze mocht doen.
Vers 6: En Noach was een zoon van zeshonderd jaar. En de vloed geschiedde: water op de aarde.
Een zoon van: betekent ‘behorend tot’. Noach behoorde dus tot de zeshonderdjarigen. Vijf jaar eerder was Noachs vader Lemech gestorven.
Vers 7: En Noach kwam naar de kist, en zijn zonen en zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem, weg voor het water van de vloed.
Noach – zijn zonen – zijn vrouw – de vrouwen van zijn zonen: deze volgorde wordt gegeven mogelijk om zo aan te duiden dat er tijdens het verblijf in de kist van seksueel contact geen sprake was. Nu is het wel zo dat in bijbelverhalen mannen over het algemeen het eerst genoemd worden.
Met hem: Noach is de hoofdpersoon en zijn familieleden gaan met hem.
Noach kwam naar de kist: het voorzetsel ‘naar’ duidt erop dat Noach en de zijnen wel bij de kist kwamen, maar binnengaan deden ze nog niet. Blijkbaar wachtten ze tot alle dieren ook gekomen waren.
Vers 8: Van het reine vee en van het vee dat niet rein is en van het gevogelte en van al wat kruipt op de grond
Vers 9: kwamen ze twee aan twee naar Noach, naar de kist, mannelijk en vrouwelijk zoals God Noach geboden had.
Vers 10: En het geschiedde na zeven dagen dat de wateren van de vloed gekomen waren op de aarde.
Vers 11: In het jaar het zeshonderdste jaar van het leven van Noach in de tweede maand op de zeventiende dag van de maand, op die dag werden alle bronnen van de diepte gespleten, veel. En de vensters van de hemel werden geopend.
Zeshonderdste jaar: in vers 6 werd al vermeld dat Noach zeshonderd jaar was toen de vloed kwam. Hier wordt de maand en de dag van het begin van de vloed erbij vermeld.
Vers 12: En een stortregen geschiedde op de aarde, veertig dagen en veertig nachten.
Vers 13: Op die bewuste dag was Noach binnengegaan en Sjeem en Cham en Jefet, de zonen van Noach, en de vrouw van Noach, en de drie vrouwen van zijn zonen met hen naar de kist.
Met hen: in vers 7 gingen alle familieleden ‘met hem’, met Noach. Nu gaan de vrouwen met Noach en met zijn zonen. Ook worden de zonen hier met hun naam genoemd.
Vers 14: Zij en al het levende naar zijn soort en al het vee naar zijn soort, en al het kruipende dat kruipt op de aarde naar zijn soort, en al het gevogelte naar zijn soort, elk gevleugeld dier.
Het levende: met dit woord worden in het algemeen wilde dieren bedoeld ter onderscheiding van de dieren die hierna genoemd worden.
Vers 15: En zij kwamen tot Noach naar de kist, twee aan twee van al het vlees waar een levensgeest in was.
Al het vlees: in het vorige vers werd er nog onderscheid gemaakt in soorten dieren, nu worden zij zonder onderscheid ‘vlees’ genoemd.
Vers 16: En die kwamen: mannelijk en vrouwelijk van alle vlees zijn zij gekomen zoals God hem geboden had. En de Eeuwige sloot de deur achter hem.
God en de Eeuwige: mogelijk dat de aanduiding ‘God’ gebruikt wordt omdat het om een bevel ging en de aanduiding ‘Eeuwige’ omdat hier de persoonlijke zorg gezien wordt.
Sluiten: dit houdt ook in ‘op slot doen’. Mogelijk heeft Noach van binnenuit de deur dichtgedaan, maar God heeft deze van buitenaf vergrendeld.
Vers 17: En het geschiedde dat de vloed veertig dagen op de aarde was. En de wateren werden veel. En zij tilden de kist op. En die verhief zich van op de aarde.
Vers 18: En de wateren kregen de overhand. En zij werden zeer veel op de aarde. En de kist ging op het oppervlak van de wateren.
Gaan: hiermee wordt bedoeld een bepaalde richting gaan. Maar de kist was afhankelijk van de elementen, want een zeil of een roer had ze niet.
Vers 19: En de wateren kregen heel, heel erg de overhand op de aarde. En zij bedekten alle hoge bergen die onder de hemel zijn.
Vers 20: Vijftien el van boven hadden de wateren de overhand. En zij bedekten de bergen.
Vijftien el: in vers 19 wordt verteld dat de bergen onder water kwamen te staan, hier staat hoe hoog het water stond. Gezien de diepgang van de kist lijkt deze diepte genoeg om niet vast te komen zitten.
Vers 21: En alle vlees kwam om, wat kruipt op de aarde, gevogelte en vee en wild gedierte en al het gewemel dat wemelt op aarde. En de hele mensheid.
Omkomen: zoals al bij Genesis 6:17 verteld is geeft rabbijn Hirsch als uitleg dat de wezenlijke betekenis van dit woord is ‘verdoofd worden, gevoelloos worden’. Voordat de dood intreedt (vers 22) is er al sprake van bewusteloosheid. Het is dus een zachte dood.
Vers 22: Alles waar geest van levensadem zit in de neusgaten, dus alles wat op het droge was, stierf.
Vers 23: En hij wiste uit al het bestaande dat op het oppervlak van de grond was, van mens tot vee, tot kruipend gedierte en tot het gevogelte van de hemel. En zij werden gewist van de aarde. En alleen Noach werd overgelaten en wat met hem in de kist was.
Omkomen, sterven, uitgewist worden: in vers 21, 22 en 23 in deze volgorde.
Vers 24: En de wateren kregen de overhand op de aarde, honderdvijftig dagen.