Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 04 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Kajin en Hevel.

Vers 1: En de mens had Chavah zijn vrouw (intiem) gekend. En zij werd zwanger. En zij baarde Kajin. En ze zei: gevormd heb ik een man met de Eeuwige.
De mens: vanaf Genesis 2:20 wordt het woord ‘adam’ zonder lidwoord geschreven. Daarvoor was het steeds ‘ha’adam’, de mensheid. Maar hier staat het mét het lidwoord geschreven. Bedoeld zal dan ook zijn: de mensheid. Vanaf Genesis 4:25 is weer sprake van ‘adam’ zonder lidwoord: mens.
Chavah: de vrouw heeft hier wel een eigennaam. Maar deze naam is afgeleid van het werkwoord ‘leven’: ‘chaja’. Misschien is vooral bedoeld dat de vrouw degene is die leven doorgeeft.
Kennen: dit woord heeft als gewone betekenis ‘kennen, weten’. In een meer specifieke betekenis is het ‘intiem kennen, seksuele gemeenschap hebben’. Rabbijn Munk zegt hierover: liefde is afhankelijk van het kennen van de ander.
Had gekend: omdat het onderwerp ‘de mens’ voorop staat kan dit betekenen dat de mens al tevoren (dus in de tuin) zijn vrouw seksueel gekend had. Maar het lijkt ook mogelijk gewoon te vertalen ‘hij kende’. Een taalkundige constructie als deze wijst erop dat er een nieuwe episode begint en het geeft niet beslist een voltooid verleden tijd aan.
Zij baarde Kajin: normaal zou zijn als er stond: zij baarde een zoon en zij noemde zijn naam Kajin. Dat het hier anders staat kan betekenen dat de schrijver aangeeft dat deze persoon niet de naam Kajin droeg maar dat hij een Kajin wás, een ‘schepsel’, een ’gevormde’. Zie hieronder bij ‘vormen’.
Kajin: mogelijk is de betekenis ‘spies’. Zie 2 Samuel 21:16 waar een vijand van David een ‘kajin’, een speer hanteerde. Een andere verklaring is dat zijn naam ‘smid’ betekent.
Vormen: het werkwoord ‘kanah’ (vormen) betekent oorspronkelijk ‘rechtop zetten’. Vandaar dat Melchitsedek in Genesis 14:19 zegt dat God de hemel en de aarde ‘vormde’. Later kreeg dit woord de ruimere betekenis van ‘kopen, verwerven’. Het verband tussen de naam Kajin en het woord ‘kanah’ is er alleen op basis van klankverwantschap. Etymologisch lijkt er geen verband te zijn. Dit laatste zien we heel vaak bij verklaringen van namen in Tenach.
Man: het lijkt vreemd een pasgeborene al ‘man’ te noemen. Mogelijk dat Chavah hier hoop in laat doorklinken?
De Eeuwige: hier is het de eerste keer dat deze naam van God voorkomt zonder de aanduiding ‘God’, erbij.
Met: volgens Maartje van Tijn behoort dit woord anders te worden gelezen waardoor de vertaling wordt: Gevormd heb ik een man: de Eeuwige. Ook van Selms zegt dat dit grammaticaal de juiste lezing is. Op deze manier gelezen is het alsof Chavah zegt dat zij zelf de Eeuwige gevormd heeft. P.A.H. de Boer leest in plaats van ‘met’ (èt) het woordje ‘teken’ (òt), waardoor de vertaling wordt:
Ik heb een man gevormd, een teken van de Eeuwige.

Vers 2: * En zij ging voort te baren zijn broer Hevel. En Hevel werd herder van kleinvee. En Kajin was knecht van de grond.
Voortgaan: omdat hier niet gesproken wordt van een tweede zwangerschap wordt wel gedacht dat Kajin en Hevel tweelingbroers waren. In Genesis 30:10 en 12 wordt verteld dat Zilpa, het dienstmeisje van Lea Jaäkov twee zonen baart en ook daar wordt niet van een tweede zwangerschap gesproken.
Zijn broer Hevel: Rasji legt uit dat ook gelezen kan worden ‘mét zijn broer, met Hevel’. Dit zou betekenen dat er met Kajin en Hevel nog andere kinderen geboren waren. Als de broers later onenigheid krijgen zou dit verband kunnen houden met hun tweelingzusters.
Hevel: de moeder geeft wel een verklaring voor de naam Kajin maar niet voor de naam Hevel. Deze naam betekent ‘zuchtje’, ‘vluchtigheid’, ‘nietigheid’. Met dit woord wordt bedoeld dat iets niet stoffelijk is, iets dat niet uit materie bestaat.
Hevel werd, Kajin was: het beroep van Hevel wordt als eerste vermeld, maar blijkbaar was Kajin al landbouwer. Iets soortgelijks vinden we in Genesis 1:5 waar het licht voorop staat maar de duisternis was er al voor die tijd. Chronologisch gezien was de duisternis er eerst en evenzo was Kajins beroep er voor die van Hevel, maar qua rangorde is het net andersom.
Herder van kleinvee: bij nomaden of seminomaden was het gewone vee kleinvee, dat wil zeggen schapen en geiten. Bij gevestigde stammen trof men ook runderen aan als vee.
Knecht van de grond: zie het artikel hierover. Kajin lijkt in de voetstappen van zijn vader te treden aan wie God in Genesis 3:23 de opdracht gaf ‘de grond te dienen’.

Vers 3: En het geschiedde aan het eind van dagen dat Kajin bracht van de vrucht van de grond een geschenk aan de Eeuwige.
En het geschiedde: deze uitdrukking geeft aan dat er iets bijzonders staat te gebeuren, en vaak iets dramatisch.
Aan het eind van dagen: meestal wordt gedacht dat dit betekent ‘na verloop van tijd’.
Geschenk: dit is een gave van een ondergeschikte aan een meerdere.

Vers 4: En Hevel had gebracht, ook hij, van de eerstelingen van zijn kleinvee en van hun vet. En de Eeuwige wendde zich naar Hevel en naar zijn geschenk.
Hevel had gebracht, ook hij: chronologisch zal Hevel zijn geschenk de Eeuwige aangeboden hebben nadat Kajin dit gedaan had. De werkwoordvorm ‘had gebracht’ zou kunnen betekenen dat qua rangorde zijn geschenk voorop stond. Dit blijkt straks ook als zijn geschenk aangenomen wordt en dat van Kajin niet.
Eerstelingen: later kunnen we lezen dat de eerste vruchten en de eerste worp van dieren, ja zelfs de eerstgeborene van de mens God toebehoort. Hevel brengt deze eerstelingen maar van Kajin wordt dit niet gezegd.
Eerstelingen: hiermee worden vrouwelijke dieren bedoeld. Vrouwelijke dieren waren waardevoller dan mannelijke. Dus niet alleen geeft Hevel het eerste, maar ook het beste.
Vet: met dit woord wordt altijd het beste aangeduid. De combinatie ‘eerstelingen’ en ‘vet’ komt vaak voor. Bedoeld kan zijn de speciaal vetgemeste dieren maar ook kan bedoeld zijn de vetste delen van de dieren.
Wenden: dit is een zelden gebruikt woord. Als betekenis heeft het volgens Hirsch ‘zich keren tot, zich wenden tot’, maar op een vluchtige manier. Meer ‘hij liet zijn oog vallen op’.

Vers 5: En naar Kajin en naar zijn geschenk had hij zich niet gewend. En het ontbrandde aan Kajin zeer. En zijn aangezicht viel.
En: het voegwoord in het Hebreeuws kan zowel met ‘en’ als met ‘maar’ vertaald worden, afhankelijk van de context.
Hij had niet gewend: ook weer chronologisch het eerst, maar in rangorde op de tweede plaats. Ook hier is de betekenis ‘vluchtig kijken’, ‘zijn oog laten vallen op’.
Ontbranden: met dit woord wordt bedoeld ‘kwaad worden’, ‘laaiend worden’.
Aangezicht: in het Hebreeuws‘panim’. Dit woord is afgeleid van het werkwoord ‘panah’ dat ‘toewenden’ betekent. Het aangezicht of gelaat is dus letterlijk de toegewende zijde. Het woord heeft niets van doen met het werkwoord ‘zien’. De eerste keer wordt dit woord gebruikt in Genesis 1:2 waar het gaat over het aangezicht van de diepte en het aangezicht van de wateren. Meestal wordt daar vertaald ‘oppervlak’.
Vallen: een zeer plastische uitdrukking. In vers 7 is sprake van opheffen.

Vers 6: En de Eeuwige zei tot Kajin: Waarom is het ontbrand aan jou? En waarom is je aangezicht gevallen?
Waarom: ‘lámah’. Hiermee wordt bedoeld ‘waartoe’. Wat wil je hiermee? Het is een vraag naar de beweegredenen van iemand. Een ander woord dat ook met ‘waarom’ vertaald wordt luidt ‘madoeah’. Letterlijk betekent dit woord ‘wat weet je?’. Dit wordt gebruikt als men via een vraag er achter wil komen hoe het gekomen is. ‘Lámah’ wijst meer op wat gaat komen.
Zeer: in het vorige vers deelde de schrijver ons mee dat Kajin erg kwaad was. De Eeuwige zwakt dit wat af.

Vers 7: Is er niet als je goed doet verheffing? Maar als je niet goed doet is aan de opening zonde, neerliggend. En tot jou is zijn begeerte. Maar jij, jij kunt over hem heersen.
Dit is een berucht vers als het op vertalen aankomt. Hier volgt de weergave van twee recente vertalingen.
De NBV vertaalt dit vers als volgt:
Handel je goed, dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen, maar jij moet sterker zijn dan zij.
En de Naardense bijbel van Oussoren vertaalt dit vers zo:
Is er niet als je goed doet verheffing?- en als je niet goed doet ligt zonde voor de deur op de loer; op jou is zijn hartstocht gericht, en jij, jij moet over hem heersen!
In dit vers komen verschillende taalkundige onregelmatigheden voor: het woord ‘zonde’ is vrouwelijk, maar de vorm ‘neerliggend’ is mannelijk. Ook de consequenties van het ‘niet-goed doen’ worden niet duidelijk onder woorden gebracht. Verder staat er niet ‘heersen over’ maar heersen ‘in hem’.
Mijn interpretatie van deze onregelmatigheden is dat de schrijver de Eeuwige laat hakkelen. Onregelmatigheden in gesproken taal wijzen op emotionaliteit van de spreker.
Is er niet? Dit lijkt een retorische vraag maar men kan er ook een niet afgemaakte zin in zien: Is er niet…? Als je goed doet is er verheffing.
Opening: dit woord betekent ingang, de opening waardoor men binnen kan komen.
Zonde: letterlijk ‘het missen van het doel’, ‘het niet tot zijn bestemming komen’, ‘een vergissing’.
Neerliggend: gewoonlijk wordt dit woord gebruikt om het beloeren van prooi door roofdieren aan te duiden. Dit beeld past bij de situatie hier. De boosheid bij Kajin is nog niet tot uiting gekomen, maar het kan elk moment losbarsten.
Begeerte: bedoeld is dat men zijn zinnen ergens op gezet heeft, iets waar men naar streeft. Dit woord komt alleen hier voor en in Genesis 3:16 waar de begeerte van de vrouw naar de man zal uitgaan en de laatste keer in Hooglied 7:11 waar het omgekeerde staat: de begeerte van de man gaat naar de vrouw uit.

Vers 8: En Kajin zei tot Hevel zijn broer… . En het geschiedde toen zij in het veld waren dat Kajin opstond naar Hevel zijn broer. En hij doodde hem.
Kajin zei: er staat niet dat Kajin zweeg. Zwijgen houdt in dat men de keus maakt om niets te zggen. Het was blijkbaar wel Kajins bedoeling om iets te zeggen, maar hij kon geen woorden uit zijn mond krijgen. Het woord ‘zeggen’ kan in het Hebreeuws ook betekenen ‘bij zichzelf zeggen’ of ‘denken’.
Heel opvallend is dat ontbreekt wat Kajin tegen Hevel zei. In zeer veel vertalingen wordt hier iets als ‘laten wij het veld ingaan’ ingevoegd. Door een dergelijk toevoeging maakt men de doodslag van Kajin tot moord met voorbedachte rade! De oorspronkelijke tekst heeft hier een lacune en deze lacune heeft een duidelijke betekenis. Kajin zwijgt, kan of wil geen woord uitbrengen en daarna komt het tot doodslag.
En het geschiedde: weer de aanduiding van een gebeuren dat de aandacht vraagt, net als in vers 3. Deze uitdrukking kan een dramatisch gebeuren aankondigen.
Veld: het veld is het terrein waar de herder zijn kleinvee weidt en het is niet de akker waar gewassen op verbouwd worden. Kajin bevindt zich dus op het gebied waar Hevel zijn beroep uitoefent.
Opstaan: met dit woord wordt aangegeven dat Kajin rechtop ging staan. Maar dat moet betekenen dat hij tevoren niet rechtop stond. Een verklaring die gesteund wordt door vers 10 is dat hij gebogen of op zijn knieën het veld aan het ontginnen was om er akker van te maken. En Hevel liep daar fluitend achter zijn schaapjes die misschien wel over het pas ingezaaide stukje grond liepen. Ook kan de schrijver met dit woord een verband aangeven met het ‘neerliggen’ in vers 7, zoals dat van een roofdier gezegd wordt.
Doden: hier wordt het gewone woord voor ‘doden’ gebruikt (harag) en niet het woord ‘vermoorden’ (ratsach). Van moord met voorbedachten rade is geen sprake; het lijkt erop alsof het Kajin overkomt.
Zijn broer: tweemaal staat dit hier terwijl wij allang weten dat deze twee mannen broers waren. Op deze manier wil de schrijver benadrukken dat dit een voorbeeldverhaal is tussen broers. Later zien we hetzelfde patroon dreigen tussen de twee broers Ezau en Jaäkov en de twee halfbroers Jisjmaëel en Jitschak. Het woord ‘broer’ komt trouwens zeven (!) maal voor in dit verhaal.
In de Joodse traditie is elke doodslag doodslag van een broer; immers wij zijn allen afstammelingen van Adam en Chavah.

Vers 9: En de Eeuwige zei tot Kajin: Waar is Hevel je broer? En hij zei: Ik weet het niet. Ben ík de hoeder van mijn broer?
‘De Eeuwige zei’: een kenmerk van de Eeuwige is dat hij niet tussenbeide komt en niet allerlei onrecht voorkomt. Nee hij laat de mens zelf kiezen maar hij roept wel de mens tot verantwoording van zijn daden.
Waar is Hevel je broer? De eerste vraag aan de mens is: Waar ben je? Zie Genesis 3:9. De tweede vraag gaat om overtreden van Gods voorschrift met betrekking tot het naakt zijn en het eten (Genesis 3:11), en de derde vraag van God is ‘Waarom? Hier staat de vierde vraag.
Ben ik de hoeder van mijn broer? Dit kan ook gelezen worden als bevestigende zin en niet als vraagzin: ‘Ik ben de hoeder van mijn broer’.

Vers 10: * En hij zei: Wat heb je gedaan? De stem van het bloed van je broer roept tot mij vanuit de akker.
Bloed: hier staat het meervoud van het woord ‘bloed’. Rasji verklaart dit door te zeggen dat niet alleen Hevel gedood is maar in hem tegelijk de nakomelingen die hij had kunnen verwekken., de ‘bloedjes’ van kinderen. Hirsch vertaalt ‘druppels bloed’.
Akker: (‘adamah’)de broers waren naar het veld gegaan, het gebied waar Hevel zijn vee hoedde. Dat nu het woord ‘akker/grond’ gebruikt wordt pleit voor de gedachte dat Kajin bezig was dit veld zodanig te bewerken dat het landbouwgrond werd. Vergelijk vers 8.
Akker: dit woord is in het Hebreeuws vrouwelijk en in het Nederlands mannelijk. Om de verhouding tussen de mannelijk Kajin en de vrouwelijke akker/grond beter te laten uitkomen vertaal ik alles wat betrekking heeft op ‘de akker’ vrouwelijk.

Vers 11: En nu, vervloekt ben je, vanuit de akker die haar mond heeft opengedaan om het bloed van je broer te nemen uit jouw hand.
Vervloekt ben je: dezelfde uitdrukking wordt in Genesis 3:14 gebruikt als de Eeuwige, God, tegen de slang spreekt. In Genesis 5:29 geeft Lemech zijn zoon de naam Noach omdat deze, zo zegt hij, ons zal troosten van de inspanning van onze handen. En daar wordt nogmaals gezegd dat de Eeuwige de akker vervloekt had. De akker is de door de mens bewerkte grond en Kajin is dienaar/slaaf van deze grond.

Vers 12: Want je zult de akker dienen. Niet langer zal hij jou haar kracht geven. Weggaand en rondtrekkend zul je zijn op aarde.
Dienen: Kajin zal overheerst worden door de akker. Van de akker is hij afhankelijk.
Niet langer: letterlijk staat er dat de akker niet zal voortgaan met haar kracht te geven.
Weggaand en rondtrekkend: bedoeld is dat Kajin uit zijn huidige verblijfplaats weg zal gaan en geen vaste plek zal krijgen om te wonen. Voor een landbouwer is dit een grote straf.

Vers 13: En Kajin zei tot de Eeuwige: mijn misdaad is groter dan ik kan dragen.
Misdaad: dit woord is afgeleid van het werkwoord ‘buigen’, ‘vernederen’,’met geweld dwingen’. Bedoeld is een overtreding die veroordeeld behoort te worden.
Dragen: of ‘opheffen’. Dit werkwoord is ook de grondbetekenis van het woord ‘verheffing’ in vers 7

Vers 14: Zie u verdrijft mij vandaag van op het oppervlak van de akker en van uw aangezicht ben ik verborgen. En ik zal zijn weggaand en rondtrekkend op de aarde. En het zal geschieden dat ieder die mij vindt mij zal doden.
Oppervlak en aangezicht: in het Hebreeuws staat hier hetzelfde woord: ‘paniem’.

Vers 15: * En de Eeuwige zei tot hem: Daarom, ieder die Kajin doodt zal zevenvoudig gewroken worden. En de Eeuwige zette voor Kajin een teken opdat niemand die hem vindt hem zou doodslaan.
Zevenvoudig: zeven is het getal van volledigheid op aarde.
Voor Kajin of ‘aan Kajin’.
Teken: nergens wordt gezegd wat dit teken inhield of waar dit teken geplaatst was. Alter zegt: het is geen stigma maar juist een teken van bescherming. Zie het artikel ‘Het teken van Kajin’.
Doodslaan: dit woord heeft de betekenis van ‘slaan’, meestal met de dood als gevolg.

Vers 16: En Kajin ging weg van voor het aangezicht van de Eeuwige. En hij ging wonen in het land Nod ten oosten van Eden.
Weg van voor het aangezicht van de Eeuwige: in vers 14 was sprake van het verdrijven van op het oppervlak van de akker en verborgen zijn van het aangezicht van de Eeuwige. Hier wordt alleen het laatste vermeld. Betekent dit dat het eerste niet tot uitvoering is gebracht?
Ten oosten van: dat is vaak ook de uitdrukking voor ‘in vroeger tijd’.

Vers 17: En Kajin kende zijn vrouw (intiem). En zij werd zwanger. En zij baarde Chanoch. En het geschiedde dat hij bouwer werd van een stad. En hij noemde de naam van de stad naar de naam van zijn zoon Chanoch.
Chanoch betekent ‘ervarene’. De oudste kleinzoon van Adam heette Chanoch net als de oudste kleinzoon van Jaäkov.

Vers 18:* En aan Chanoch werd gebaard Irad. En Irad liet geboren worden Mechoesjaëel. En Mechoesjaëel liet geboren worden Metoesjaëel. En Metoesjaëel liet geboren worden Lemech.
Baren: zie het artikel ‘Verwekken?’.
Irad: de betekenis van deze naam is niet zeker.
Mechoesjaëel betekent: Wist uit dat de Eeuwige God is (gebiedende wijs meervoud).
Metoesjaëel betekent: Wis uit dat de Eeuwige God is (gebiedende wijs enkelvoud).
Lemech: de betekenis kan zijn ‘uitgeteerde’ of ‘verdrukker’. Een andere Lemech wordt genoemd als nakomeling van Sjeet.

Vers 19: * En Lemech nam voor zich twee vrouwen . De naam van de ene was Ada. En de naam van de tweede Tsila.
Ada betekent: sieraad.
Ene en tweede: deze combinatie klopt niet. Goed zou zijn ‘eerste en tweede’ of ‘ene en andere’.
Tsila betekent ‘tinkelend van stem’. Een andere verklaring is ‘schaduwvrouw’.
Hier is voor het eerst sprake van bigamie. Het motief om twee vrouwen te nemen is volgens Rasji de behoefte van een man om een vrouw te hebben die hem kinderen baart en een tweede vrouw voor seksuele voldoening. Om seksueel aantrekkelijk te blijven moest de tweede vrouw geen zwangerschap doormaken. In vers 22 echter staat dat ook Tsila kinderen kreeg.

Vers 20: En Ada baarde Javal. Hij is geworden de vader van tentbewoners en veehouders.
Javal: de betekenis is mogelijk ‘waterstroom’ of ‘hij zal meevoeren’. Alle drie de namen, Javal, Joeval en Toeval Kajin lijken verband te houden met een werkwoord dat ‘produceren’ betekent. Cassuto meent dat deze namen een soort echo zijn van de naam Hevel.
Veehouders: het woord dat hier gebruikt wordt slaat niet alleen op schapen en geiten, zoals bij Hevel, maar ook op ezels, kamelen en andere gedomesticeerde dieren. Javal hoefde dus niet alleen meer van de opbrengst van zijn schapen te leven maar ook van wat zijn last- en trekdieren presteerden.

Vers 21: En de naam van zijn broer was Joeval. Hij, hij is geworden de vader van allen die de citer en de fluit vastpakken.
Joeval betekent mogelijk hetzelfde als Javal, of ‘hij zal meegevoerd worden’.
De citer en de fluit zijn de oudste muziekinstrumenten.

Vers 22: En Tsila, ook zij, had gebaard Toeval Kajin die slijper was van allerlei bronzen en ijzeren snijgereedschap. En de zuster van Toeval Kajin was Naäma.
Toeval betekent: zij zal meegevoerd worden. Alter verklaart dit woord met ‘smid’, net als de naam ‘Kajin’. Meestal wordt gedacht dat Kajin ‘wapen, speer’ betekent. Toeval Kajin zou volgens deze betekenis de eerste metaalbewerker geweest zijn.
Naäma betekent ‘lieflijke’. Volgens Cassuto is zij de latere vrouw van Noach.

Ook in Mesopotamische geschriften is sprake van zeven personen vóór de grote vloed. Ook deze zeven mensen ontwikkelden verschillende technieken zoals de schrijfkunst, landbouw, stedenbouw enzovoort. Ook in de Foenicische traditie zijn zulke figuren bekend. In Tenach zijn de vaardigheden door de mens zelf ontwikkeld en zijn het geen geschenken van de godheid. De bekwaamheden lijken zelfs het gevolg te zijn van het ronddolen van Kajin, en daarvoor al van het verdrijven van Adam uit de tuin.

Vers 23 – 24 is het zogenaamde ‘Lied van Lemech’, een toonbeeld van Hebreeuwse dichtkunst met veel parallellismen erin zoals:
-Ada en Tsila - vrouwen van Lemech
-hoor mijn stem - geef gehoor aan mijn woorden
-een man - een kind
-een wond - een striem
-zevenvoudig - zeventig en zeven

Vers 23: En Lemech zei tot zijn vrouwen:
Ada en Tsila hoor mijn stem,
vrouwen van Lemech geef gehoor aan wat ik zeg,

want een man dood ik voor mijn wond,
en een kind voor mijn striem.


Vers 24: Want Kajin wordt zevenvoudig gewroken,
Maar Lemech zeventig en zeven.
Nachmanides suggereert dat Lemech zijn vrouwen geruststelt met retorische vragen: doodde ik ooit iemand? Doodde ik ooit een kind? Kajin doodde met zijn vuisten, maar als ik het deed zou ik het met een wapen doen en dat is minder erg.
De gewone uitleg is dat Lemech hier een brallende snoever is die tegenover zijn vrouwen een grote mond op zet.
Wat Lemech hier verklaart is volkomen in tegenspraak met wat in Exodus 21:24 en 25 staat, namelijk een gelijkwaardige straf voor het aangedane: oog voor oog en tand voor tand.

Vers 25: En Adam kende nogmaals zijn vrouw (intiem). En zij baarde een zoon. En zij noemde zijn naam Sjeet. Want God heeft voor mij ander zaad gezet in plaats van Hevel, want hem heeft Kajin gedood.
Sjeet betekent ‘fundament’ of ‘vervanging’. De naam is afgeleid van het werkwoord ‘zetten’ dat Chavah in haar verklaring van de naam Sjeet gebruikt.
God: bij de geboorte van Kajin gebruikte Chavah de naam JHWH, hier ‘God’. Omdat deze aanduiding van God te maken heeft met gerechtigheid wordt wel gedacht dat Chava bedoeld dat haar recht gedaan is.

Vers 26: En aan Sjeet, ook hij, werd een zoon gebaard. En hij noemde zijn naam Enosj. Toen begon men te roepen in de naam van de Eeuwige.
Hij noemde: hier is het de eerste keer dat de vader de naam van het kind dat geboren is noemt.
Enosj betekent ‘de geringe mens’.

Knecht van de grond. (vers 2)
De tegenstelling tussen herder en landbouwer, tussen de nomadische wijze van leven en die van de gevestigde landbouwer komt hier duidelijk uit. Kenmerken van de landbouw zijn dat men grote lichamelijke inspanning moet leveren en dat het resultaat voor een groot deel afhankelijk is van de geleverde inspanning. Door de inspanning kan het bezit verder toenemen. Kenmerken van de veeteelt zijn dat minder lichamelijk inspanning nodig is. Ook is er een intensieve omgang met levende wezens en er is een grotere onzekerheid met betrekking tot het bezit. Bij dit laatste hoort ook geen vaste verblijfplaats.
Het verschil tussen deze beide levenswijzen ziet men terug in de manier waarop de Egyptenaren leefden en de Israelieten. De eersten waren typisch landbouwers en de tweeden typisch veehouders, in elk geval in de tijd van de aartsvaders.
In Genesis 9:20 wordt Noach ‘man van de grond’ genoemd. Dat zou men kunnen vertalen met het woord ‘landbouwer’. Kajin is ‘dienaar’ of ‘slaaf’ van de akker. Het is alsof de schrijver hiermee aangeeft dat Kajin ondergeschikt was aan wat de grond van hem eiste, hij was slaaf van zijn werk.

Uitgelokte overtreding. (vers 10)
Net als de Eeuwige, God, in Genesis 3, in het tuinverhaal, de mens uitlokt tot overtreding van het verbod, zo is de Eeuwige ook hier bezig Kajin kwaad te krijgen. In dit verhaal lijkt het volkomen willekeur waarom de Eeuwige niet omziet naar Kajins offer. Goed, mogelijk dat Hebel zorgvuldiger te werk is gegaan maar Kajin was toch de eerste mens die de Eeuwige een geschenk aanbood. Is het dan een wonder dat Kajin zich gekwetst voelde als de Eeuwige totaal geen oog heeft voor zijn geschenk? En dan wordt het nog pijnlijker als de Eeuwige zijn jongere broer wel ziet staan en aandacht voor zijn offer heeft. Welk mens in een dergelijke situatie zou niet met boosheid reageren?

Het teken van Kajin. (vers 15)
Nadat Kajin zijn broer Hevel heeft gedood wordt hij daar door de Eeuwige op aangesproken. Kajin ervaart de hem opgelegde straf als te zwaar en vreest dat als iemand hem tegenkomt deze de moord op zijn broer op hem zal wreken. Ter geruststelling geeft de Eeuwige hem een bepaald teken. In de Nieuwe Bijbelvertaling wordt Genesis 4:15 zo vertaald: En hij merkte Kajin met een teken, opdat niemand die hem tegenkwam hem zou doodslaan.
Meestal wordt gedacht dat de Eeuwige Kajin een merkteken op zijn voorhoofd gaf. In de volksmond noemt men het teken waar een moordenaar aan te herkennen zou zijn ‘een kaïnsteken’. Maar de schrijver van Genesis geeft ons geen uitleg over hoe het teken eruit zag en op welke plek van het lichaam dit teken te zien was.
Een mogelijke verklaring voor de betekenis van dit teken is de volgende:
Het Hebreeuwse woord voor teken is `wt . Dit woord bestaat uit drie Hebreeuwse letters: de aleph, de wav en de tav. Elke letter in het Hebreeuws is tegelijk de aanduiding van een bepaald woord. De aleph betekent ‘runderkop’ en de tav ‘teken’. De letter ‘wav’ betekent ‘haak’ en wordt gebruikt als het gewone voegwoord ‘en’.
In het Hebreeuws is de alef de eerste letter en de tav de laatste letter. De uitdrukking ‘de eerste en de laatste’ zou men –stenografisch- schrijven: alef – wav – tav.
In het Nederlands zou men zeggen de ’a en z’. In Jesaja 44:6 en 48:12 zegt de profeet in naam van God: Ik ben de eerste en de laatste, respectievelijk: Ik ben de eerste, ik ben de laatste.
Het lijkt erop dat de schrijver van Genesis een soort geheimtaal toepast waarmee hij wil zeggen dat God met Kajin is, dat hij ook voor een moordenaar de eerste en de laatste is. Hij gaat met hem van het begin tot het eind.



Verwekken? (vers 18)
Om te beginnen in Genesis 4:18 en heel Genesis 5 door is sprake van geboorten van kinderen. Dat mannen deze kinderen verwekken en dat vrouwen deze kinderen baren is een uitgemaakte zaak. Maar wat zegt de bijbelschrijver hierover en wat verzwijgt hij?
In het Hebreeuws bestaat een werkwoordsvorm ‘jalad’ waarvan de betekenis is ‘een kind voortbrengen’. Als de vrouw hierbij onderwerp is kan men dit in het Nederlands goed vertalen met ‘baren’. Mannen baren niet, maar ongeveer negen maanden voor het baren van een kind hebben zij wel hun aandeel geleverd, namelijk door te verwekken.
Een afgeleide werkwoordsvorm van’ jalad’ is’ jolid’ en deze vorm betekent ‘doen/laten baren’, ‘geboren laten worden’. Met name deze laatste vorm komt zeer frequent voor in Genesis 5, en elders. Als de man hierbij onderwerp is behoort men deze vorm níet te vertalen met ‘verwekken’ maar met ‘laten baren’ of ‘doen baren’. Vrijwel alle vertalingen gaan er echter van uit dat als de man onderwerp is in de zin hij ook de hoofdpersoon is, en men vertaalt dit dus standaard met ‘hij verwekte’. De Naardense vertaling en de vertaling van Buijs-Storm, die beiden in de tegenwoordige tijd vertalen, gebruiken consequent de vorm ‘hij doet baren’, respectievelijk ’hij laat baren’, waarbij de man wel onderwerp is maar waarbij het baren van de vrouw op de voorgrond staat. Niet de verwekking is het hoogtepunt maar de geboorte van een nieuw kind, en daarbij is de vrouw de hoofdpersoon.
Zelf kies ik voor ‘geboren laten worden’ en niet voor ‘doen/laten baren’, omdat bij deze laatste vorm het in het Nederlands lijkt alsof het geboren kind zelf baarde.
Het lijkt in de geslachtsregisters alleen om de mannen te gaan, maar de schrijver geeft op een verborgen manier aan dat vrouwen het wezenlijke middelpunt zijn. Dank zij hen gaat het geslacht door.

De ene en de tweede. (vers 19)
Als er sprake is van een rangorde van twee verwacht men de uitdrukking ‘de eerste en de tweede’. Als er sprake is van onderscheid tussen twee personen verwacht men de uitdrukking ‘de ene en de andere’. Hier in Genesis 4:19 worden deze uitdrukkingen met elkaar vermengd: ‘De ene en de tweede’. In Ruth 1:4 staat deze zelfde combinatie als het gaat over de twee schoondochters van Noömi, Orpa en Roet. Roet is waarschijnlijk de vrouw van Machlon, de oudste zoon van Noömi, en Orpa was de vrouw van de jongste zoon, Chiljon. In dat verhaal kiest tenslotte Orpa ervoor om niet met haar schoonmoeder mee te gaan, terwijl Roet heel bewust de keus maakt voor Noömi en haar volk en zelfs haar God.
In het boek Genesis is ‘de tweede’ degene met wie het verhaal verder gaat. Denk aan Jitschak die de tweede zoon van Avraham was en Jaäkov die het tweede kind van zijn ouders was, na Esau.
In Genesis 4 lijkt het baren van kinderen door Ada een vanzelfsprekendheid. Maar ‘ook’ Tsilla baart kinderen, volgens vers 22. En opvallend is dat zij een dochter baart die door de schrijver een naam toebedeeld krijgt. Vanwege dit gegeven wordt gesuggereerd dat deze Naäma de latere vrouw van Noach wordt.
In elk geval gaat de lijn der generaties via ‘de tweede’ verder.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.