Jeremia 07: 1-15 - Piet van Midden
Zondag 3 maart 2019
Zondag 30 januari 2022
DE TEMPELPREDIKING
door Piet van Midden
Sommigen generaties hebben het slecht getroffen op het wereldtoneel. Neem de generatie van Jeremia. Volgens de aanhef van het boek (1:1-3) was hij als profeet actief in de tijd van koning Josia tot koning Zedekia, dat is binnen de periode van 640-587. Een zwarter scenario is nauwelijks denkbaar. In 721 hebben de Assyriërs het noordelijke rijkje Israël met de grond gelijk gemaakt. Priesterlijke vluchtelingen uit het noorden, die hun heil in Jeruzalem zoeken, vertellen de gruwelijkheden die hun mensen zijn overkomen. In 700 probeert de Assyrische koning Sanherib dat lot ook over Jeruzalem uit te storten. Zijn plannen mislukken, maar de toon is gezet. Er hangen donkere wolken boven Jeruzalem. Zo’n 500 km naar het oosten heeft de Babyloniër Nabupolassar het Assyrische bewind van zich afgeschud en overgenomen. Zijn zoon, de beroemde Nebukadnezar, bouwt dat Babylonische Rijk verder uit. Bij de overname zit ook het rijkje dat we zo goed kennen: Juda, met als hoofdstad Jeruzalem. Voortaan is de Judese koning schatplichtig aan Babel. Wat dat allemaal zou kunnen gaan brengen, is in Jeruzalem het gesprek van de dag. Een gesprek waarin Jeremia zicht mengt.
Hoofdstuk 7, dat bekend staat als ‘ de Tempelprediking’ heeft een vervolg in hoofdstuk 26. Eigenlijk is dat een meer uitgewerkte versie. Over de opbouw van het boek en de relatie tot de Griekse vertaling ervan, de Septuaginta is echt het laatste woord nog niet gezegd. Het is hoogst ondoorzichtig. Wie over hoofdstuk 7:1-15 een uitleg en overdenking wil schrijven, doet er goed aan ook eerst hoofdstuk 26 nog eens aandachtig te lezen. Dan kom je sneller tot de kern. Achtergrond van 7:1-15 is de penibele politieke situatie. Bij de Assyriërs was Jeruzalem de (doden)dans ontsprongen. Zou het nu weer zo gaan? Een aantal inwoners was daarvan stellig overtuigd. Het is überhaupt lastig om je ondergang tegemoet te leven. Wij vinden het ook prettiger te lezen dat het met de klimaatverandering wel meevalt dan met een doemscenario aan het werk te moeten. Een van de argumenten van de ‘positivo’s’ is het feit dat de tempel van JHWH in Jeruzalem staat. Het is hun zonneklaar: ‘De tempel van JHWH, de tempel van JHW, de tempel van JHWH is hier’ (7:4).
Voor we deze belijdenis afschieten en zeggen dat de tempel geen enkele garantie voor veiligheid biedt, is dat nu juist wél wat we in eerdere boeken van het OT en het psalter vinden. Het is onderdeel van het algemene denken, lees: de algemene theologie: God zorgt voor zijn volk.
Dat het Noordrijk en zijn tempel zijn vernietigd, was niet alleen politiek en strategisch, maar ook theologisch voor de inwoners van Jeruzalem goed te verklaren. Het noorden had geen dynastie opgebouwd, het land lag open en Samaria was kwetsbaarder dan Jeruzalem. Maar men heeft er een theologische basis onder gelegd, die we omschrijven met ‘de deuteronomistische theologie’. Dat wil zeggen: theologie in de lijn van het denken in Deuteronomium. Daarin wordt de invloed van de vruchtbaarheidsreligie die de Kanaän heeft gekend en ook gekenmerkt, als hoogst verwerpelijk beschouwd. ‘De ba‘als’ zijn volgens de priesterkaste in Jeruzalem levensgevaarlijk: de leiden af van JHWH. Jeremia is door deze denklijn beïnvloed, is er in zekere zin een vertegenwoordiger van. Het noorden, Samaria, heeft in deze gedachtegang zijn ondergang dus aan zichzelf te danken. Hadden ze de ba‘als maar niet achterna moeten lopen…
Het conflict dat Jeremia met de Jeruzalemse priesterkaste heeft, heeft hiermee te maken. Inzet is de plaats van de tempel. Dat is Gods plaats, vanaf de allereerste steen. Het is een in steen gestolde voortzetting van de tabernakel, de mobiele woestijntempel, die in Silo in een heus gebouw is veranderd. De tempel is de facto de behuizing van de ark van het verbond, Gods zetel. Het is de plek die Hij tot zijn woning heeft gekozen. Hij troont er tussen de cherubs. De gedachte is: deze plek geeft JHWH nooit op, Hij maakt zichzelf niet dakloos. Maar de vraag is of je het ook niet anders kunt zien.
Woont JHWH in een huis van steen of troont Hij op de mitswot, de geboden? We nemen Psalm 40 er even bij. Daarin vinden we nogal kras verwoord: ‘ In slachtoffers en spijsoffers hebt u geen behagen…, brandoffers en zondoffers hebt U niet gevraagd…’ Alsof het boek Leviticus, waarin de hele cultus wordt uitgetekend, niet bij de Thora hoort. De cultus is op gezag van JHWH minutieus geregeld. Maar, zingt de psalm verder, ‘Ik heb lust om uw wil te doen.’ En even verderop rollen we over al die mooie begrippen als gerechtigheid, trouw, heil, goedheid. Het gaat om het doen van de geboden. Daartoe is de hele cultus opgetuigd. De tempel heeft dus een doel voor de geschiedschrijver: dat is aanzetten tot het volbrengen van de geboden. En daar stapt Jeremia de discussie binnen: het gaat in en buiten de tempel om je handel en wandel, het doen van recht, de bescherming van de wees, de weduwe en de vreemdeling (daar zit Jeruzalem op dat moment vol mee, er is zelfs een compleet nieuwe wijk voor hen gebouwd). Liegen, bedriegen, inbreuk op een anders huwelijk, vals getuigenis… de Tien Geboden passeren in een nieuwe setting de revue. Zonder die mitswot is de tempel ontvolkt, dan kan JHWH het er niet uithouden, is de stelling van Jeremia. DE profeet haalt er Silo bij, waar ooit de ark was ondergebracht. ‘Ga maar eens naar mijn plaats, daar in Silo…ik heb er mijn Naam in het begin laten wonen…’(7:12). Silo is door de Assyriërs met de grond gelijk gemaakt. Silo is niet zomaar afgedankt: ‘Zie wat Ik daarmee heb gedaan…’ JHWH heeft Silo opgegeven. Het wordt zo geformuleerd dat het lijkt of JHWH zelf Silo heeft verwoest. En dat lot hangt volgens Jeremia ook de inwoners ook boven het hoofd. 7:12-14 is werkelijk schokkend: JHWH doet afstand van zijn huis, ‘waarover zijn Naam is uitgeroepen, het huis dat Hij aan de vaderen gegeven heeft. En ook hier geldt: de verwoesting van de tempel straks is geen kwestie van noodlot maar van schuld.
De tempelprediking wordt in het NT ook aangehaald, in Mattëus 21, Marcus 11 en Lucas 19: de tempel als Marktpaats en Bol.com. Maar waarom het gaat…: de mitswot, de geboden.
Zondag 30 januari 2022
DE TEMPELPREDIKING
door Piet van Midden
Sommigen generaties hebben het slecht getroffen op het wereldtoneel. Neem de generatie van Jeremia. Volgens de aanhef van het boek (1:1-3) was hij als profeet actief in de tijd van koning Josia tot koning Zedekia, dat is binnen de periode van 640-587. Een zwarter scenario is nauwelijks denkbaar. In 721 hebben de Assyriërs het noordelijke rijkje Israël met de grond gelijk gemaakt. Priesterlijke vluchtelingen uit het noorden, die hun heil in Jeruzalem zoeken, vertellen de gruwelijkheden die hun mensen zijn overkomen. In 700 probeert de Assyrische koning Sanherib dat lot ook over Jeruzalem uit te storten. Zijn plannen mislukken, maar de toon is gezet. Er hangen donkere wolken boven Jeruzalem. Zo’n 500 km naar het oosten heeft de Babyloniër Nabupolassar het Assyrische bewind van zich afgeschud en overgenomen. Zijn zoon, de beroemde Nebukadnezar, bouwt dat Babylonische Rijk verder uit. Bij de overname zit ook het rijkje dat we zo goed kennen: Juda, met als hoofdstad Jeruzalem. Voortaan is de Judese koning schatplichtig aan Babel. Wat dat allemaal zou kunnen gaan brengen, is in Jeruzalem het gesprek van de dag. Een gesprek waarin Jeremia zicht mengt.
Hoofdstuk 7, dat bekend staat als ‘ de Tempelprediking’ heeft een vervolg in hoofdstuk 26. Eigenlijk is dat een meer uitgewerkte versie. Over de opbouw van het boek en de relatie tot de Griekse vertaling ervan, de Septuaginta is echt het laatste woord nog niet gezegd. Het is hoogst ondoorzichtig. Wie over hoofdstuk 7:1-15 een uitleg en overdenking wil schrijven, doet er goed aan ook eerst hoofdstuk 26 nog eens aandachtig te lezen. Dan kom je sneller tot de kern. Achtergrond van 7:1-15 is de penibele politieke situatie. Bij de Assyriërs was Jeruzalem de (doden)dans ontsprongen. Zou het nu weer zo gaan? Een aantal inwoners was daarvan stellig overtuigd. Het is überhaupt lastig om je ondergang tegemoet te leven. Wij vinden het ook prettiger te lezen dat het met de klimaatverandering wel meevalt dan met een doemscenario aan het werk te moeten. Een van de argumenten van de ‘positivo’s’ is het feit dat de tempel van JHWH in Jeruzalem staat. Het is hun zonneklaar: ‘De tempel van JHWH, de tempel van JHW, de tempel van JHWH is hier’ (7:4).
Voor we deze belijdenis afschieten en zeggen dat de tempel geen enkele garantie voor veiligheid biedt, is dat nu juist wél wat we in eerdere boeken van het OT en het psalter vinden. Het is onderdeel van het algemene denken, lees: de algemene theologie: God zorgt voor zijn volk.
Dat het Noordrijk en zijn tempel zijn vernietigd, was niet alleen politiek en strategisch, maar ook theologisch voor de inwoners van Jeruzalem goed te verklaren. Het noorden had geen dynastie opgebouwd, het land lag open en Samaria was kwetsbaarder dan Jeruzalem. Maar men heeft er een theologische basis onder gelegd, die we omschrijven met ‘de deuteronomistische theologie’. Dat wil zeggen: theologie in de lijn van het denken in Deuteronomium. Daarin wordt de invloed van de vruchtbaarheidsreligie die de Kanaän heeft gekend en ook gekenmerkt, als hoogst verwerpelijk beschouwd. ‘De ba‘als’ zijn volgens de priesterkaste in Jeruzalem levensgevaarlijk: de leiden af van JHWH. Jeremia is door deze denklijn beïnvloed, is er in zekere zin een vertegenwoordiger van. Het noorden, Samaria, heeft in deze gedachtegang zijn ondergang dus aan zichzelf te danken. Hadden ze de ba‘als maar niet achterna moeten lopen…
Het conflict dat Jeremia met de Jeruzalemse priesterkaste heeft, heeft hiermee te maken. Inzet is de plaats van de tempel. Dat is Gods plaats, vanaf de allereerste steen. Het is een in steen gestolde voortzetting van de tabernakel, de mobiele woestijntempel, die in Silo in een heus gebouw is veranderd. De tempel is de facto de behuizing van de ark van het verbond, Gods zetel. Het is de plek die Hij tot zijn woning heeft gekozen. Hij troont er tussen de cherubs. De gedachte is: deze plek geeft JHWH nooit op, Hij maakt zichzelf niet dakloos. Maar de vraag is of je het ook niet anders kunt zien.
Woont JHWH in een huis van steen of troont Hij op de mitswot, de geboden? We nemen Psalm 40 er even bij. Daarin vinden we nogal kras verwoord: ‘ In slachtoffers en spijsoffers hebt u geen behagen…, brandoffers en zondoffers hebt U niet gevraagd…’ Alsof het boek Leviticus, waarin de hele cultus wordt uitgetekend, niet bij de Thora hoort. De cultus is op gezag van JHWH minutieus geregeld. Maar, zingt de psalm verder, ‘Ik heb lust om uw wil te doen.’ En even verderop rollen we over al die mooie begrippen als gerechtigheid, trouw, heil, goedheid. Het gaat om het doen van de geboden. Daartoe is de hele cultus opgetuigd. De tempel heeft dus een doel voor de geschiedschrijver: dat is aanzetten tot het volbrengen van de geboden. En daar stapt Jeremia de discussie binnen: het gaat in en buiten de tempel om je handel en wandel, het doen van recht, de bescherming van de wees, de weduwe en de vreemdeling (daar zit Jeruzalem op dat moment vol mee, er is zelfs een compleet nieuwe wijk voor hen gebouwd). Liegen, bedriegen, inbreuk op een anders huwelijk, vals getuigenis… de Tien Geboden passeren in een nieuwe setting de revue. Zonder die mitswot is de tempel ontvolkt, dan kan JHWH het er niet uithouden, is de stelling van Jeremia. DE profeet haalt er Silo bij, waar ooit de ark was ondergebracht. ‘Ga maar eens naar mijn plaats, daar in Silo…ik heb er mijn Naam in het begin laten wonen…’(7:12). Silo is door de Assyriërs met de grond gelijk gemaakt. Silo is niet zomaar afgedankt: ‘Zie wat Ik daarmee heb gedaan…’ JHWH heeft Silo opgegeven. Het wordt zo geformuleerd dat het lijkt of JHWH zelf Silo heeft verwoest. En dat lot hangt volgens Jeremia ook de inwoners ook boven het hoofd. 7:12-14 is werkelijk schokkend: JHWH doet afstand van zijn huis, ‘waarover zijn Naam is uitgeroepen, het huis dat Hij aan de vaderen gegeven heeft. En ook hier geldt: de verwoesting van de tempel straks is geen kwestie van noodlot maar van schuld.
De tempelprediking wordt in het NT ook aangehaald, in Mattëus 21, Marcus 11 en Lucas 19: de tempel als Marktpaats en Bol.com. Maar waarom het gaat…: de mitswot, de geboden.